Nathalie Cardon

‘Lang had ik last van huisschaamte. Alleen de dichtste vrienden mochten hun voeten onder onze tafel steken’

Nathalie Cardon Columnist en eindredacteur Knack Weekend

Er moet iets gebeuren. Onze keuken is ingestort. We woonden al niet bepaald als in de boekjes, met een gang waar geschoten lijkt te zijn en een schouw die gruis braakt bij elke windvlaag. Maar pas nu het hart van het huis gestopt is met kloppen en we een verhuizing overwegen, kijken we ernaar met een makelaarsblik: wie wordt er blij van voorraadkastjes zonder deuren, een kapotte dampkap en een smoezelig fornuis waar – oh heerlijke verrassing – een krap wc’tje op uitkomt? Boer Charel misschien, maar die is helaas gestorven in 2013.

‘Weet je hoeveel keukenzaken de Boomsesteenweg telt?’, vraagt mijn vriend. ‘23!’ Het is zijn manier om de moed erin te houden als we weer eens met de vinger langs glanzende kookeilanden gaan strijken. Meestal zie je al meteen na binnenkomst dat de hele winkel je ding niet is, maar de verkoper van dienst ontvangt je met koekjes van Delacre, vertelt dat er binnenkort een toffe demonstratie van stoomovens is in de showroom en loodst je al snel naar detailvragen als ‘hoeveel kookzones had u gewild’? Als je dan verbaasd ‘één natuurlijk!’ antwoordt, kun je sowieso beter je mond houden.

We besluiten het ook eens in het ‘hogere segment’ te zoeken. ‘Drie dagen hebben we gewerkt aan het ontwerp van jullie leefkeuken’, glundert de jongeman aldaar. Een slecht moment om te bekennen dat het groen-grijze granieten aanrecht me aan een grafzerk doet denken. Dit schijnt het helemaal te zijn tegenwoordig: donkerte alom, en een houten zitbank tegen de muur, zodat de koude ovale eettafel maar aan één kant plaats biedt aan stoelen die naam waardig. Het kost een arm en een been. ‘Maar uiteindelijk spaar je geld uit, want je gaat nooit meer uit eten. De restaurantervaring thuis, dat is wat mensen willen.’

Scruffy hospitality, oftewel niet te veel moeite doen, zou voor extra gezelligheid zorgen. Dat kan ik volmondig beamen.

Nu wil ik niet voor iedereen spreken, maar volgens mij willen de meeste mensen: op tijd en stond naar de Italiaan om de hoek. Het hele concept restaurant houdt bij mijn weten nog steeds in dat je zelf niet hoeft te koken. Hoeveel vrienden hou je trouwens over, als je ze na elke gang die je ze bij je thuis voorzet vermoeit met een uitleg over vergeten groenten uit de Andes? Zelfs restaurants willen dezer dagen geen restaurant meer zijn! Met een woord als ‘Bomma’ in hun naam rinkelt de kassa vanzelf.

Lang had ik last van huisschaamte. Alleen de dichtste vrienden mochten hun voeten onder onze tafel steken, al de rest hield ik buiten de deur. Dat veranderde vorige zomer, toen ik mentaal onderuit schoof en de boel meer dan ooit de boel liet. ‘Kom maar binnen,’ zei ik schouderophalend, ‘het is hier ontploft.’ Pas onlangs daagde het me dat ik hiermee onbewust totaal on trend was: scruffy hospitality, oftewel niet te veel moeite doen, zorgt volgens de betere bladen voor extra gezelligheid. Dat kan ik volmondig beamen. Onze gasten bloeien helemaal op in onze sjofele setting. Onder het genot van een simpele spaghetti slaan ze aan het fantaseren. ‘Wat als we het hier vol knotsgekke kunst zouden zetten?’ ‘Maak van die rare achterbouw een plantenjungle!’ Er openen zich luiken in hoofden, waarachter weer andere luiken zitten, zodat al hun eigen verlangens uiteindelijk als Russische poppetjes tevoorschijn komen.

Op een dag zullen we een nieuwe keuken hebben. Mensen zullen binnenkomen en zeggen: ‘Amai, mooi.’ De goede keuze uit de catalogus. Niks op aan te merken. Geen foute koffiemok meer te bekennen. Na het serveren van de maaltijd volgt een eerbiedige stilte. ‘Toffe klinken ook’, zegt iemand.

Ik kijk daar niet naar uit.

Lees ook: ‘Die lieve goede AI. Wie ben ik om de jonkies hun nieuwe BFF af te nemen?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content