Jean-Paul Mulders
‘Je voelde je beter toen alle bagger van de wereld niet met de snelheid van het licht binnenkwam’
Mijn moeder stuurt mij een bericht met als titel: ‘Wat ben ik blij dat ik mijn jeugd en het grootste deel van mijn leven niet in deze tijd heb doorgebracht’.
De kettingbrief somt dingen op die je doen hunkeren naar het verleden: van het liedje van de ijskar tot kinderen die op straat speelden met tollen, bikkels en knikkers – zonder dat er groomers loerden in het struikgewas.
Ik schuw de weemoed van kettingbrieven waarin wordt uitgehaald naar ‘de groene dictatuur’. Toch zijn mijn moeder en ik het erover eens dat de wereld er al prettiger heeft uitgezien. Onlangs was ik er op de trein getuige van hoe een treinbegeleider door jonge boefjes werd aangepakt. De vrouw werd vernederd met haar apenpakje. Ik was bang dat het zou uitdraaien op klappen. ‘Niemand van de omstanders greep in’, lees je dan achteraf in de krant, alsof elke omstander ook een karateka is.
Ik herinner mij mijn schrik van vroeger, toen ik op mijn busticket had gesabbeld en een controleur zag opstappen. Wij hadden ontzag voor dokters, onderwijzers en alles wat maar een zweem van een kepie droeg. Nu staat er in de krant dat een jongen van zes na een woordenwisseling zijn lerares heeft neergeschoten. Je voelde je beter toen alle bagger van de wereld niet met de snelheid van het licht binnenkwam.
Toch zou ik het internet missen, met zijn overvloed aan tips om echte en vermeende problemen op te lossen. Waarmee je ook worstelt, van een rammelend schuifdak tot zilvervisjes: ergens heeft iemand daar al eerder mee geworsteld en er zijn missie van gemaakt om lotgenoten bij te staan in hun worsteling. ‘Hallo, ik ben Peter’, lees ik in een uithoek, ‘en ik ben al enige tijd bezig met het helpen van mensen om van stank en nare geurtjes af te komen. Ik ben op het idee gekomen toen ik zelf last had van een onverklaarbare stank achter mijn koelkast.’
Nare geurtjes zijn trending in de samenleving. Soms is het de stank van verrotting, vaker een weeë, zoete geur van decadentie.
Nare geurtjes zijn trending in de samenleving. Soms is het de stank van verrotting, vaker een weeë, zoete geur van decadentie. Neem nu de topambtenaren van het Brussels Gewest die hun loon behouden tot aan hun pensioen als zij tien jaar gewerkt hebben. Win for Life, wordt dat bij de Nationale Loterij genoemd, terwijl mensen het overal elders met minder moeten doen. De kunst is daar niet bitter van te worden, maar te blijven wat de dichter noemde: domweg gelukkig in de Dapperstraat.
In de Dapperstraat kom ik zelden, een enkele keer wandel ik wel door de Wandelingstraat. Soms eet ik een ijsje aan een kar of sla ik mijn schoolbijbel open op een godvergeten pagina. Het boek Job vind ik troostend als alles rammelt en ik kamp met voedselvergiftiging, wellicht opgelopen van een caféspaghetti die er nochtans lekker uitzag. ‘In lompen loop ik rond verloren in de kou; sta ik nog op in de vergadering, dan slechts als smekeling. Voortaan woon ik onder de woestijndieren als een soort jakhals of struisvogel. Mijn huid wordt zwart en scheurt los, mijn beenderen gloeien van koorts. Geen harp en fluit meer, alleen ach en wee.’
Strak geschreven, voor iets van zo lang geleden. Helaas geeft het geen antwoord op de vraag waar de stank achter Peters koelkast vandaan kwam.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier