Nathalie Cardon
‘Je kunt mensen niet meer schokken door te zeggen dat je twee minnaars hebt, wel door toe te geven dat je vergeten bent hoe je moet ademen’
‘Ik stel voor dat we eerst even rustig ademen’, zegt de leraar. Zo begint het altijd. Op de grond een halvemaan van yogamatjes waarop we een voor een onze vaste plek innemen. De hand van de leraar die zwierig op en neer gaat, als om het ritme aan te geven van een moeizaam aangeleerd lied. Ik denk aan de ogen van mijn collega’s, als ik aankondig dat ik ‘nu echt moet vertrekken naar de ademles’. Sommige begrijpend, in andere flitst verbijstering. Je kunt mensen tegenwoordig niet meer schokken door te zeggen dat je twee minnaars hebt, wel door toe te geven dat je vergeten bent hoe het moet, dat wat elke baby doet terwijl hij in zijn wiegje ligt te slapen. ‘Licht, langzaam en laag ademen’, zoals de leraar het samenvat. Ik heb het braaf genoteerd. De drie L’en. Het is niet omdat het van een man in lotushouding komt, dat het niet wetenschappelijk is.
Er hangt een sfeer in het zaaltje die ik eerst niet kon thuisbrengen. Tegen les drie drong het tot me door. Het is hoe een ruimte voelt waar niemand iets hoog te houden heeft. We kunnen dan wel doen alsof we hier ‘puur uit interesse’ zijn, zoals een man over zichzelf beweert, een korte rondvraag legt iets anders bloot. Een vrouw vertelt dat hyperventilatie haar gegijzeld houdt. Een jonge gast in camouflage-T-shirt geeft toe dat hij ‘met z’n eigen geen blijf weet’ als hij alleen thuis is. Verschillende deelnemers kennen de leraar al van mindfulnesscursussen. Zoveel uren op de grond liggen denken hoe zwaar hun linkerbeen weegt, en nog steeds niet in staat naar een ander kanaal in hun hoofd te zappen. Mezelf outen voelt veilig. ‘Ik zou tegen mijn lichaam willen zeggen: wees eens kalm. Zodat mijn geest volgt. En ik kan slapen.’ Ik zwijg over de zwaarte van halfdrie ’s nachts, de jaloezie op de montere vogel aan mijn raam rond tien voor zes ’s ochtends. Er bestaat geen woord voor de kleur die uren krijgen als je tegen ze ingaat. En we moeten oefenen nu. Vijf tellen inademen, vijf tellen uit. Daarna 4-6. Hoelang duren vier seconden? Bij de bebrilde man naast mij vrij kort. Daar word ik zenuwachtig van.
Jullie hebben zoveel mindfulnesscursussen gevolgd, waarom vinden jullie geen rust?
Steeds meer kruipen ze in mijn hoofd, de mensen rond me. Hoe kan het dat we zoiets intiems doen als synchroon lucht inhaleren en ik geen idee heb van de backstory van deze personages? Ik wil de hele film. In plaats van me te concentreren op het uitzetten van mijn buik, moet ik de vragen tegenhouden. Waarom vinden jullie geen rust? Is het de donderstem van je vader die je sinds je kindertijd de adem beneemt? Ben je als de dood dat ze het zullen ontdekken, dat je maar wat doet op het werk? Voelt je leven als een trein die door een berglandschap rijdt, terwijl al die sneeuwtoppen je vreselijk benauwen?
Zelfs in bed zie ik ze voor me, de gezichten boven de matjes. Terwijl ik de 4-6 doe, in de vage hoop het spel met het donker te winnen, stel ik me voor hoe de vrouw met hyperventilatie in paniek schiet. Haar zuurstoftekort is het mijne. De man met de bril voegt zich nu bij haar. Ik hoor weer wat hij me toevertrouwde: ‘Je mag nooit te veel lucht pakken bij die oefening of je krijgt het omgekeerde effect. Ik werd er helemaal hyper van.’ Als een drenkeling die net op het strand gesleept is lig ik te happen. En omdat de nacht vol haat zit, krijg ik tot slot de kerel in legerprint voorgezet. Tijdens de laatste les kon hij niet stoppen met stralen. Hij heeft een strikte slaaproutine ingebouwd en houdt het maar een paar tellen vol, de oefening. ‘Ik ben meteen vertrokken.’ Misschien heb ik me totaal vergist in die vader van hem.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier