Jean-Paul Mulders

‘In een wijk vol rijtjeshuizen is een zwemvijver als een slotgracht rond een tiny house’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

De kat brengt een veldmuis in de keuken die ik nog net kan helpen ontsnappen. Terwijl ik mijn roofdier afleid met brokjes, valt de prooi uit zijn bek en kan ik die vangen onder een glazen ovenschaal. Het is een schepsel met kraalogen en handjes die verdacht veel op de mijne lijken. Trots stuur ik foto’s van de reddingsoperatie naar mijn oudste dochter, die met vriendinnen kampeert op het eiland Walcheren.

‘Leuk’, schrijft zij terug. ‘Maar redden hoefde niet per se.’

Helaas is ze, zoals zovelen, bang voor muizen en spinnen. Op dat punt heb ik gefaald in de opvoeding. Ik heb geprobeerd mijn dochters liefde mee te geven voor zelfs de nederigste vertegenwoordigers van het dierenrijk. Ik wil hen leren dat er geen gevaar schuilt in de hooiwagen en de snuitkever, maar dat ze beter op hun hoede kunnen blijven voor de mens.

Met weemoed denk ik terug aan De kat van de bakker, haar favoriete boekje vroeger. Het verhaal van een luie kat die met de muizen samenspant zodat niemand hoeft te sterven. Het lijkt pas gisteren dat ik het voorlas, maar sindsdien is de wereld harder geworden.

Dat alles gaat door mijn hoofd terwijl ik in mijn keuken sta, met zicht op een straat zoals zoveel andere. Vandaag is dat zicht belemmerd door een donkerblauwe vrachtwagen met gouden letters. ‘Zwemvijvers,’ lees ik op de flank, ‘Natuurlijk Zwemmen in Eigen Tuin’.

Had ik de middelen, dan overwoog ik eerder een schuilkelder dan een zwemvijver.

De eerste keer dat ik het hoorde, vond ik zwemvijver een raar woord. Vijvers doen mij denken aan moerasgeesten en mannen in lieslaarzen die karpers uit het water hijsen. Maar in een wijk vol rijtjeshuizen, tussen de trampoline en de robotmaaier? Het is als een slotgracht rond een tiny house.

Toch is het verschijnsel in opmars: enkele jaren geleden had niemand in mijn straat een zwemvijver, nu zijn het er al minstens vier. Misschien is het een natuurlijke reflex, je in tijden van oorlog en ellende terug te trekken op teenslippers aan de waterkant.

Zelf heb ik geen plaats voor een zwemvijver, hooguit voor een poel waar salamanders hun winterslaap houden. Had ik de middelen, dan overwoog ik eerder een schuilkelder. Soms vraag ik mij af of sommigen die al hebben, nu de wereldpolitiek nog het meest lijkt op een stuiterende flipperkast. Ze zullen het je niet komen vertellen. Regel één bij schuilkelders: verklap aan niemand dat je er een hebt.

Wekenlang hebben ze geboord en gegraven, nu nadert de zwemvijver stilaan zijn voltooiing. Er arriveert een tweede vrachtwagen, waaruit stoere mannen reusachtige planten halen. Opeens danst een rij palmbomen voorbij de fietsrekken en de pitabar, alsof een vakantiebrochure zich per ongeluk ontvouwt in mijn straat.
Het doet mij denken aan een vriend die overal complotten ziet. ‘Klimaatverandering?’, gnuift hij. ‘Ik geloof steeds minder van wat die groene ayatollahs ons op de mouw proberen te spelden.’

Ik zwijg dan over mijn lege waterput en over de krekels in mijn stadstuin, alsof we in de Provence wonen. Onze vriendschap houdt stand, ook al is hij soms de enige die praat. We heffen het glas en ik denk aan een schrijver die ik bewonder.

‘Zwijgen,’ zei die, ‘kan niet verbeterd worden.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise