Nathalie Cardon
‘Ik ben op mijn hoede als ik met jongere mannen praat. Straks denken ze nog dat ik “Babygirl” wil naspelen’
Ze heten Louis, Fons, Bertrand, Henri. Ze konden mijn vader zijn, ze willen mijn vriend zijn. It’s raining men op Facebook, elke dag opnieuw. Hun hobby’s zijn cartoons posten, drie vraagtekens zetten boven berichten over de Belgische politiek, of fotograferen – liefst Afrika, waar de zon prachtige dingen doet op het vel van de vrouwen aldaar. Hun profielinfo is summier. Boven een bepaalde leeftijd is blijkbaar vooral het vakje relatiestatus van tel: vrijgezel.
Ik wil geen ageist zijn. Je afsluiten voor andere generaties getuigt van een dorre denkwereld. En misschien zijn het wel trouwe columnfans. Dus duw ik vaak op de blauwe knop. Bevestigen, bevestigen, bevestigen. Al zijn er grenzen. Zo word ik wat angstig van grote jagershoeden en profielfoto’s waarop wang aan wang met een pitbull wordt geposeerd. Ook sla ik al eens een handvol kandidaten over nadat een vers geaccepteerde friend – ‘Coucou!’, ‘Hallooo?’ – me voor een echoput heeft aangezien.
Soms hoor ik de stem van Miranda July in mijn hoofd, of beter, die van het hoofdpersonage uit haar bestseller All Fours. Op een feestje staat ze te dansen op hoge hakken, haar hele vijfenveertigjarige lijf losgooiend in een nieuwe bewegingstaal. Ze weet niet goed of omstaanders wat gegeneerd of onder de indruk zijn. ‘The host’s father looked me up and down and winked – he was in his eighties. Was that how old a person had to be to think I was hot these days?’ Een scharniermoment in een vrouwenleven. Ben je er eindelijk goed en wel aan gewend dat je ‘mevrouw’ wordt genoemd, moet je je al voorbereiden op de volgende schok: je relationele visvijver is voortaan wellicht de kaartersclub van je ouders.
Je relationele visvijver is voortaan wellicht de kaartersclub van je ouders.
Niet dat ik op zoek ben. Ik houd me dezer dagen meer bezig met aquarelschilderen dan met knipogen verzamelen. Maar het kruipt toch onder je vel; via Messenger kusjes krijgen van ene Nand, 79. Of zo’n datingprogramma waarin de zoveelste vijftiger in een te krap hemd zijn neus ophaalt voor iemand van zijn eigen leeftijd. ‘Ze moet wel een beetje jong zijn van mentaliteit, zoals ik.’ Het maakt dat ik op mijn hoede ben als ik – bijna eenenvijftig, de schaamte! – met mannen van veertig jaar of jonger praat. Niet te enthousiast, houd die lach wat onder controle, straks denken ze nog dat je desperate bent. Of de film Babygirl wilt naspelen.
Op de bank in de living ligt ondertussen een man te slapen. Zo’n dutje dat je maar doet als er schapenwolkjes in je hoofd drijven. Hij is zich er totaal niet van bewust dat hij zijn dagen slijt met iemand die geweigerd zou worden bij sommige relatiebureaus – ‘Wát was uw geboortejaar, zei u?’ Ook al ben ik acht jaar jonger dan hij, ik ben oud genoeg om zijn vrouw te kunnen zijn. En dat klopt natuurlijk niet. Om de aandacht af te leiden plaag ik hem graag, met jeugdseries in zwart-wit waar hij als kind naar keek, of een app die hij niet snapt. Maar soms dreigt de bubbel te barsten. Zoals de laatste keer dat mijn studerende zoon thuis was en opmerkte: ‘Grappig. Jullie zeggen allebei AA IE in plaats van EE AAI.’ Zeggen hoe oud je bent zonder te zeggen hoe oud je bent. Daarin zit het grootste gevaar.
Lees ook: ‘Ik werd een zombie met een Google-verslaving: “Na hoeveel nachten zonder slaap sterf je?’’’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier