Jean-Paul Mulders
‘Het is een bevreemdende, maar ook troostende gedachte: dat je opeens iets anders kunt blijken dan wat je altijd al dacht te zijn’
Het is vakantie en ik speel het klaar om in 2023 alsnog covid-19 op te scharrelen. De afgelopen jaren ben ik de dans ontsprongen, nu voel ik mij als de soldaat die sneuvelt na de wapenstilstand. Ook het beruchte smaak- en reukverlies blijft mij niet bespaard. De wereld wordt een zoutloos spektakel als het verschil verdwijnt tussen sandelhout en Crotte du diable.
Zodra ik mij weer wat beter voel, herlees ik Het proces van Franz Kafka en vul het kookboek dat ik schrijf voor mijn dochters aan met gehaktbrood met kriekjes. Ik spreek af met de zoon van mijn neef uit Australië, die ik nog niet eerder heb ontmoet. Zijn vader komt sinds mijn kindertijd eens om de tien jaar op bezoek. Hij springt dan als een Tasmaanse duivel uit een doosje en geeft je een cadeautje waarmee je niets kunt aanvangen, maar dat je nooit meer weg durft te doen. Een boemerang die het vertikt terug te keren of een pluchen koala die woordeloos stof verzamelt, vastgeklampt aan een bureaulamp.
Mijn neef behoort tot het stoutmoedige, romantische deel van de familie. Hij zocht het geluk op de exotische eilandengroep Vanuatu in plaats van te blijven kniezen in ons kikkerlandje. De zoon heeft een job in de verkoop van betonnen onderdelen voor wegenwerken. Hij vertelt verhalen over kangoeroes die worden aangereden. Ze vliegen door de voorruit van de auto en klauwen in hun doodstrijd zo wild om zich heen dat ze de bestuurder meenemen in het graf.
In brasserie Bridge bestellen we elk een dubbele Westmalle van het vat. We praten over verwanten die nog leven of die zijn gestorven aan levensmoeheid of maagkanker. Na de tweede kelk oppert mijn neef iets ontwrichtends, namelijk dat wij misschien helemaal geen Muldersen zijn. Hij heeft dat gehoord van een heemkundige, die twijfels uitte over de afstamming van onze grootvader. Ik vind het een bevreemdende, maar ook troostende gedachte: dat je opeens iets anders kunt blijken dan wat je altijd al dacht te zijn. Misschien ga ik de ware toedracht uitzoeken, maar waarschijnlijker niet. Wie wil er, na een leven lang een Mulders te zijn geweest, plotseling pakweg een Didden worden? Dat was de naam van mijn overgrootmoeder.
De wereld wordt een zoutloos spektakel als het verschil verdwijnt tussen sandelhout en Crotte du diable.
De zon staat hoog boven de huizen, de stad is vol mensen die in de richting van de vergetelheid slenteren. Aan het kraam op de Groentenmarkt kopen we het snoepgoed dat Gentse neusjes wordt genoemd. “Een zakje van tien of van vijftien euro?” vraagt de verkoper. Sneukelend stappen we verder, met in mijn hoofd het woord graaiflatie en in mijn hand frambozenaroma en Arabische gom.
Het wordt tijd om afscheid te nemen; mijn neef reist door om de Last Post bij te wonen aan de Menenpoort in Ieper. De oorlog zindert lang na in onze familie.
Als afscheidscadeau krijg ik een wijnkoeler die ook dienst kan doen als pennenkoker. Er staan Australische dieren op en verkeersborden als: Wombats next 2 km. ‘De gewone wombat heeft een onbehaarde neus’, licht het internet toe. ‘Het is het enige dier dat kubusachtige uitwerpselen produceert, waarvan men vroeger dacht dat het die stapelt om zijn territorium af te bakenen.’
Mijn reuk is inmiddels gelukkig terug.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier