Jean-Paul Mulders
‘Het is bizar hoeveel liefdesliedjes bezingen wat je vooral níét moet doen in de liefde’
Mijn poetsvrouw woont alleen, maar luistert naar radio Family. Op woensdagvoormiddag, als zij aan de slag gaat met ragebol en stofzuiger, stem ik af op 95.70 FM en spijker mijn kennis van het levenslied bij. ‘Ik ben betoverd door jou’, zingt een kerel. ‘Helemaal weg van jou / Jij mag me alles vragen / Ik zal het ondergaan / Jij bent niet van deze wereld / Ongrijpbaar als de wind / Ik volg je als een kind.’
Het is bizar hoeveel liefdesliedjes bezingen wat je vooral níét moet doen in de liefde. Iemand op een voetstuk zetten, zal elke relatietherapeut je uitleggen, is de beste manier om vertrappeld te worden. Vrouwen willen een sterke, geheimzinnige man, geen needy gast die dreinend aan hun rokken hangt. En niet van deze wereld / ongrijpbaar als de wind? Iedereen, denk ik schamper, heeft weleens last van gassen in de darmen.
Maar om bij mijn poetsvrouw te blijven: zij werkt hard en staat al tien jaar op de wachtlijst voor een sociale woning. De helft van haar loon gaat naar de huur van een appartement met één slaapkamer dat onlangs met veertig euro is opgeslagen – en dan zijn er nog het gas, de elektriciteit, de wifi en het water. Ze gelooft in Maria, maar praat soms wel over vroeger, toen zij in Slowakije werkte als postbode. “Communisme niet zo slecht”, zegt zij weemoedig. Zij vindt mij een goede man, omdat ik voor mijn planten zorg en in haar bijzijn niet drink. De lat ligt duidelijk lager voor mannen in het voormalige Oostblok.
Vrouwen willen een sterke, geheimzinnige man, geen needy gast die dreinend aan hun rokken hangt.
We drinken samen een kop koffie en zij zet haar tanden in een onze-lieve-vrouwtje, haar lievelingssnoepje. Als zij klaar is met haar werk en alles er weer ‘spic en span’ bij ligt, verlaten wij tegelijkertijd het huis op deze warme en windstille dag. Zij neemt tram vier naar haar volgende post, ik ga een toertje maken met de fiets. Aan de overkant van de straat gaapt een vrouw zo uitbundig dat ik haar huig kan zien. De gewoonte bij het geeuwen een hand voor de mond te houden is stilaan in onbruik aan het raken. Niets blijft ons bespaard van de ander, zelfs niet de amandelen. Onlangs zat ik op een terras naast een vrouw met getatoeëerde armen. ‘Eet puree!’ stond er ter hoogte van haar biceps in koeien van letters vermeld. Bang als ik was het niet goed te begrijpen, zocht ik die slogan achteraf op. Ik vond alleen het bekende gerecht, bestaande uit gaargekookte aardappelen.
Langs de Sas- en Bassijnwijk beland ik op de plek met de twijfelzieke naam Gentbrugge. Er is een Sint-Simon en Judaskerk, een Frituur Smik & Smak, een Kapsalon Zeus en Grafzerken Dick. Een foto op zo’n graf is dan wellicht een dickpic.
Nogal wat mensen zijn bang voor kerkhoven, maar mij geven ze juist het gevoel dat alle schrik overbodig is. ‘Aannemer bij leven’, heeft iemand op zijn graf laten zetten, als wilde hij benadrukken dat je hem nu niet meer met een verbouwing moet lastigvallen. Sommigen kijken verbaasd op de foto, alsof ze zelf nog niet goed beseffen wat hun is overkomen.
“Als je je leven in één woord zou samenvatten,” vroeg iemand mij onlangs, “welk woord zou je dan kiezen?”
De vraag verraste mij. Ik aarzelde tussen liefde en puree.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier