Jean-Paul Mulders
‘Bij een mager jaartje hoort een mager boompje’
Zij: “Schat, wil jij de vuilnisbakken buitenzetten?”
Hij: (geeuwt) “Ik ben nog te moe.”
Zij: “Oké, dan ben ik hier weg!”
Hij: (in paniek) “Ga je mij verlaten?”
Zij: “Maar nee, ik ga bij x een nieuw bed kopen. Dan ben jij straks weer helemaal uitgeslapen.”
De spitsvondigheid van Black Friday hebben we weer achter de kiezen en straks komt de Sint, die zich niet aantrekt dat mijn dochters hem ontmaskerd hebben. Met een beetje geluk wordt het daarna zelfs gewoon weer Kerstmis.
De kerstmarkt in mijn stad heet nu wintermarkt, maar mijn winterboom blijf ik toch koppig kerstboom noemen. In tegenstelling tot de vorige jaren ben ik niet van plan om een enorme Nordmann met kluit naar huis te sleuren. Bij een mager jaartje hoort een mager boompje. Wel ga ik een fles champagne laten knallen op het onwaarschijnlijke feit dat ik dag op dag twintig jaar stukjes schrijf. Time flies when you’re having fun. De baby’s die toen in de wieg lagen, zijn nu beschroomde jongvolwassenen die mijn mening over hun gedichten vragen – of mij op social media minder beschroomd voor oude witte man uitmaken.
Er was geen Snapchat en geen Tinder en je zette de thermostaat zonder nadenken op eenentwintig graden.
“Hoe was het leven eigenlijk: twintig jaar geleden?”, wil mijn oudste dochter (15) weten. Ze vraagt het als betrof het gevederde dino’s of het krijttijdperk. Hoewel het krijttijdperk mij levendig voor de geest staat, vind ik het moeilijk om erover te vertellen aan iemand die het niet heeft meegemaakt. Bijna trap ik in de val om te wauwelen over meer vreugde en vriendelijkheid, maar ik besluit mij te beperken tot de nuchtere feiten. Ik stond ’s ochtends op zonder dat mijn knieën kraakten en An Inconvenient Truth van Al Gore moest nog drie jaar wachten om in de zalen te komen. De wereld was niet verdeeld in mensen die van de klimaatopwarming wakker lagen, en mensen die daar de draak mee staken. We geloofden dat journalisten de waarheid onthulden en dat politici bekommerd waren om het algemeen belang. Er was geen Snapchat en geen Tinder en je zette de thermostaat zonder nadenken op eenentwintig graden. Je had niet dat gevoel van dreiging dat nu als opstijgend grondvocht in alles naar boven klimt.
Aserejé ja deje dejebe tu dejebe deseri iowa a mavy an de bugui an de güidibidi… Het riedeltje van de Spaanse meidengroep Las Ketchup kende iedereen in die dagen, maar niemand wist wat woke was. Het werd een warme zomer, waarin ik schrijver Michel Faber ging interviewen in Schotland en daar bijna tot moes werd gereden door een vrachtwagen met boomstammen. Space Shuttle Columbia ontplofte en miljoenen mensen kwamen op straat tegen de oorlog in Irak, die er natuurlijk toch gewoon kwam. In Rotterdam maakte iemand de eerste kapsalon.
Black Friday was nog niet naar ons overgewaaid en soms ontving je gewoon een brief per post. Onlangs kreeg ik er een van een meisje van drieënnegentig. Hij bevat bespiegelingen over verafgelegen sterren en over papiersoorten ‘waar behalve u en ik weinig mensen over nadenken’.
Onderaan heeft het meisje in zwierige letters geschreven: ‘Ik wens u goede gezondheid en elke dag een reden om blij te zijn.’
Ik vouw de brief glimlachend dicht en denk: redenen genoeg.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier