Zoek de grens op: kunsthappen in Zuid-Korea met uitzicht op Noord-Korea
Op de zwaarst bewapende landsgrens ter wereld ligt het favoriete dagje uit van de inwoners van Seoel: een kunstenaarsdorp vol hippe cafés, restaurants, galeries, vreemde musea en open ateliers.
Luie honden zijn het, die Noord-Koreanen’, zegt de Amerikaanse VN- soldaat Joe schouder- ophalend. ‘Die komen alleen naar buiten als ze bezoek hebben.’ Kort voor partijleider Kim van Noord-Korea en president Moon van Zuid-Korea elkaar er vriendelijk lachend ontmoetten, stond ik in de ‘gedemilitariseerde zone’, op tien passen van de stoep- rand die Noord- en Zuid-Korea van elkaar scheidt. De zwaarst bewapende landsgrens ter wereld is tegelijk de gekste toeristische attractie ter wereld.
Als ik die ochtend in Seoel instap, heerst in de touringcar de uitgelaten stemming van een schoolreisje. Eenmaal onderweg wordt de spanning zorgvuldig opgebouwd. De gids heeft een vergunning van UNCMAC, de VN-organisatie die sinds 1953 de wapenstilstand tussen de beide Korea’s bewaakt, want officieel is het nog altijd oorlog. Terwijl we rijden over de Vrijheidsweg, de verlaten snelweg naar de Herenigingsbrug, vertelt ze een trieste geschiedenis van uiteengerukte gezinnen, een hongerende bevolking en neergeschoten vluchtelingen. Niks schoolreisje; waar we naartoe gaan, wordt niet gelachen.
In Seoel scheen de zon, maar naarmate we Noord-Korea naderen, begint het te somberen. Afgezien van wat ginsengakkers en boerenschuurtjes houdt de beschaving hier op. Achter een eindeloos hek met rollen roestige scheermesdraad en uitkijk- torens loopt de rivier de Han. Daarachter ligt Noord-Korea. Een boomlange militair controleert zwijgend mijn paspoort en kijkt me doordringend aan, ik onderteken een formulier waarop staat dat ik om het leven kan komen door vijandelijk vuur en krijg een bezoekersbadge opgespeld.
Bizar pretpark
Met militaire discipline marcheren we twee aan twee, dwars door een gebouw. Het bordes van dat ‘Huis der Vrijheid’ biedt uitzicht op drie babyblauwe barakken. Ze staan precies op de grens, met aan beide zijden een deur. Binnenkijken is voor deze groep westerse toeristen het hoogtepunt van de dagtocht: het is de enige kans om Noord-Koreaans grondgebied te betreden. Overlopen is geen aanlokkelijk idee, toch wordt de deur naar Noord-Korea bewaakt door een Zuid-Koreaanse soldaat met spiegelzonnebril, die met rechte rug en gebalde vuisten stoïcijns in de houding staat.
Een kilometers breed niemandsland scheidt de twee landen, maar hier in de Joint Security Area is het slechts een betonnen stoeprand. Dit is de enige plek waar Noord- en Zuid-Korea elkaar raken en waar soldaten beider naties elkaar in de ogen kijken. De spanning is te snijden. Afgezien van één militair die vanaf het bordes aan de overkant door zijn verrekijker tuurt, zijn Noord-Koreanen nergens te bekennen. Ook aan hun kant is dit een toeristische attractie, maar dagtrippers uit Seoel komen ’s morgens en die uit Pyongyang ’s middags.
Alle faciliteiten die bij een toeristenfuik horen zijn er: de souvenirwinkel verkoopt ansichtkaarten en VN-schouderbanden, er is een fastfoodrestaurant en een koffiekraampje. Maar het wordt nog gekker: in dit oorlogsgebied is zelfs een pretpark – compleet met botsautootjes, draaimolens en een piratenschip, de Super Viking. Het is er uitgestorven, maar kleurige lampjes knipperen, vrolijke muziek schalt uit de speakers en achter een loketje zit een Koreaanse mevrouw klaar om kaartjes te verkopen. Het bizarste pretpark op aarde.
Dolk van Dzjengis Khan
‘Oh, je komt van de grens? Deprimerende plek, hè?’ Op de terugweg naar Seoel ben ik uitgestapt in Heyri, een kunstenaars- kolonie op een granaatworp afstand van de grens – van militaire hoogspanning naar kunst en cultuur is in Korea een klein sprongetje. Als ik arriveer op mijn logeeradres, ben ik moe van alle indrukken van de flashback naar de Koude Oorlog. Geen tijd om bij te komen, weet Ansoo Lee, collega-reisjournalist, fotograaf en mijn gastheer voor de komende nacht: ‘Morgen is het maandag en dan is alles dicht. Ik heb zelf een deadline, maar mijn vrouw en dochter geven je een rondleiding door het dorp.’
De Rolex die Edmund Hillary droeg op de top van de Mount Everest en het klokje dat bij Ronald Reagan in de Oval Office op het bureau stond – twee pronkstukken uit de collectie van het buitenproportionele Museum van Tijd & Lemmet. Beneden nog veel meer uurwerken, boven het zwaard van Alexander de Grote, de dolk van Dzjengis Khan en allerhande andere slag-, stoot- en steekwapens. Museumbaas Dongjin Lee verzamelde in een halve eeuw duizenden klokken en lemmeten bij elkaar.
Het wordt al donker wanneer we binnenstappen bij Dada. Zijn galerie dubbelt als café en is een huiselijke mengelmoes van vintage stoelen en tafeltjes, vingerplanten, een espressomachine, besmeurde werkbanken en uitgeknepen verftubes. Engels spreekt hij niet en daarom laat hij zien welk ambacht hij beoefent. Hij pakt een stuk papier en een sjabloon, legt er een met gaas bespannen raam overheen, giet er inkt op, trekt een rakel heen en weer, legt het vel onder een uv-lamp en klaar is de zeefdruk die ik meekrijg als cadeautje.
Ingebed in de natuur
Heyri is een kunstenaarsdorp op een uurtje buiten Seoel. Rond de eeuwwisseling verrees op een stuk braakliggend landbouwgrond het eerste gebouw, inmiddels staan er ruim honderd, waaronder fraaie staaltjes van moderne architectuur. Zoals het Landmark House, een bovengrondse tunnel van hardhout, beton en glas. Of de Chocolate Design Gallery in een gebouw van roestend staal, als een kubistische sculptuur van Richard Serra.
‘We hebben vijf jaar gezocht naar een plek’, vertelt Ansoo Lee later. ‘Het idee voor Heyri ontstond toen het kunstenaarscollectief waarvan ik lid was een broedplaats wilde; een plek buiten de stad om kunst te maken, weg van de waan van alledag. Hier was niets dan natuur. Het is dichtbij en tegelijk ver genoeg van Seoel, en aan de andere kant van de grens in Noord-Korea zijn geen fabrieken, dus de lucht is schoon. Er zijn maar een paar regels: gebouwen mogen niet hoger zijn dan drie verdiepingen, moeten ingebed zijn in de natuur en de helft van de ruimte moet openbaar zijn en gewijd aan kunst.’
Lees eigen huis kan zo in een designtijdschrift. Ontworpen door Minsuk Cho, destijds opkomend talent maar inmiddels wereldberoemd architect, is het een modernistische witte blokkendoos met traditionele elementen binnenin, zoals ondol, de vernuftige vloerverwarming die Koreaanse huizen al eeuwen warm en droog houdt. Lee heeft er zijn studio, ontvangt kunstenaars en verhuurt drie gastenkamers, waarvan een met eigen keuken en badkamer. Een tv ontbreekt, maar is ook niet nodig; bezoekers kunnen vrijelijk putten uit de duizenden kunstboeken in de huisbibliotheek.
Blauwe blote man
‘Heyri is een populaire plek om te daten’, vertelt Julia, de in Seoel studerende dochter van Ansoo, ’s morgens bij de koffie. ‘Jongeren komen graag uit de hoofdstad hierheen omdat er veel musea, galeries, cafés en restaurants zijn. Het is een leuk, romantisch dagje uit, vooral in het weekend.’ Gistermiddag bij aankomst wemelde het inderdaad van de koppeltjes, vandaag is het stiller. Bij het Museum voor Koreaanse Keramiek sta ik voor een gesloten deur, bij het Museum voor Hedendaagse Koreaanse Geschiedenis idem dito.
Zelfs als alles dicht is, valt er veel te zien. De moderne architectuur varieert van ingetogen tot spectaculair – zoals een betonnen gebouw waar een boom uit groeit. Er is buitenkunst: Cloud heet een installatie van hangende glazen ijspegels die met licht en geluid reageren op mensen die eronderdoor lopen, maar ook op warm of juist koud weer, wind en mist. Wandel ik argeloos langs een woonhuis, begint er ineens een kunstzinnig windorgel van keramieken spiegeleieren te klingelen. Ergens zit een reusachtige teddybeer van draadstaal, verderop staat een glimmend beeld van een blauwe blote man. Via slingerpaadjes door het groen, wandelbruggen over het water en kleine kunstparkjes is het prettig slenteren.
Bij de White Block Gallery staat de deur open. Het museum doet zijn naam eer aan: een wit blok van staal en glas, gevuld met moderne kunst die niet zou misstaan in het Muhka. Op de grond liggen witte driehoeken die samen een ster vormen, in de hoek staat een wit kunstwerk van een pop voor een doek, één zaal is gevuld met niets meer dan een groot abstract schilderij, de muur in de zaal ernaast is behangen met kleine prentjes en verderop hangen prachtige foto’s. Het hippe café biedt stapels kunstboeken en uitzicht op een idyllische vijver.
Klassieke Klangfilm-speakers
Heyri is klein, maar door de natuurlijke ligging groot genoeg om in te verdwalen. De plattegrond is charmant geïllustreerd, maar alleen in het Koreaans en dat helpt niet. Dus ga ik zelf op ontdekking. Meer curieuze privécollecties van teddyberen, Elvis-memorabilia, speelgoed, postzegels en filmposters blijven vandaag dicht, net zoals veel cafés en restaurants. Als ik bij een ontoegankelijk ogend betonnen gebouw op goed geluk aan de roestige deur trek, gaat die zowaar open. Erachter gaat de mooiste plek van het dorp schuil.
Ook Camerata is ontworpen door een architect die inmiddels tot de wereldtop behoort, Byoungsoo Cho, maar meer nog dan de buitenkant is het interieur indrukwekkend: een grote, hoge ruimte met muren van ruw beton en een prachtig houten plafond. Plus een sublieme akoestiek, want achterin schalt klassieke muziek uit een muur van vintage speakers van topmerken als Western Electric en Klangfilm. Op tafel liggen pen en papier voor verzoekjes aan de dj, die put uit een collectie van vijftienduizend stuks vinyl. Bij binnenkomst betaal ik tienduizend won entree, maar dan kan ik zo lang blijven zitten als ik wil en zijn drankjes en snacks gratis.
Nog zo’n prettige plek waar je een middag kunt verpozen, is het Bookhouse in een fenomenaal pand van glas en golvend hout. De boekwinkel zigzagt naar boven met dertigduizend boeken in alle genres, het café serveert broodjes en taartjes. De blikvanger is de reusachtige achterwand met duizenden boeken waarin naar hartenlust kan worden gebladerd. Ik kwam voor een snelle lunch, maar blijf uren plakken. Ach, de bus terug naar Seoel rijdt straks ook nog – nu eerst nog een kop groene thee met een kunstboek.
PRAKTISCH
De reis
Er gaan geen rechtstreekse vluchten van Brussel naar Seoel. Je komt er met KLM via Amsterdam of British Airways via Londen; retour vanaf 850 euro. Goedkoopste optie: van Brussel via Helsinki naar Seoel met Finnair voor 600 euro retour.
Lokaal vervoer
Voor Heyri neem je in Seoel metrolijn 2 naar station Hapjeong, uitgang 2, en daar bus 2200, die in circa 45 minuten naar Heyri rijdt. Heyri verken je het best te voet, maar bij de toeristeninfo zijn fietsen te huur. Soms is daar ook een Engelstalig gidsje te koop.
Musea en galeries
Er zijn ruim dertig musea en galeries, met entreeprijzen van 1000 tot 5000 won. Folders zijn veelal louter in het Koreaans. Aanraders: White Block Gallery, Gallery MOA, Han Hyang Lim Ceramic Museum, Touch Art Gallery en Cine Palace.
Eten en drinken
Ongeveer elke galerie, museum of winkel heeft een bijbehorend café of restaurant. Aanraders: Bookhouse Café, Chocolate Design Gallery, Homeo, Adamas253 en Music Space Camerata.
Overnachten
Heyri is prima te doen als dagtrip, maar leuker wordt het door te overnachten bij een kunstenaar thuis. Motif#1 is het modernistische guesthouse van fotograaf Ansoo Lee, met drie minimalistisch ingerichte kamers. Tweepersoonskamer vanaf 100 euro, motif1.co.kr
Info: visitkorea.or.kr, visitseoul.net, heyri.net
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier