Roadtrip door Salta in Argentinië: vijftig tinten bezonken rood
Surreële woestijnen, eeuwenoude nederzettingen en gloednieuwe wijnhuizen kleuren een roadtrip in de provincie Salta, hoog in het desolate noordwesten van Argentinië. De natuur als kunstwerk.
Was het een fata morgana? Projecteerde tijdens mijn rit door Salta een hogere macht landschapsvisioenen op mijn voorruit? Hallucineerde ik aan het stuur, kilometers malend over het bochtige asfalt, in het stof van de legendarische Ruta 40? Gelukkig bevestigt mijn bijrijder aan het einde van de rit: Planeet Salta is even echt als bijzonder.
In Salta, hoofdplaats van de gelijknamige provincie – je vliegt vanuit Buenos Aires – wacht mijn huurwagen. Geen 4×4, want wintermaand augustus is gortdroog in de Andes. Geen gps, want er liggen slechts enkele wegen in deze uithoek van dit enorme land. Geen elektrisch bediende ramen of andere snufjes, want op de stoffige wegen die me te wachten staan, gaat moderne hightech snel stuk.
Zodra de vruchtbare vallei van Lerma in onze achteruitkijkspiegel verdwijnt, verwijderen we ons razendsnel van de beschaving. Voorbij de velden en boomgaarden markeert een steeds smallere kloof de overgang naar een steenwoestijn, waar alleen doornig struikgewas en metershoge cactussen het harde klimaat trotseren. In San Martin, het laatste dorp van de Sierra del Obispo voor de Andes, komt de autowijding als geroepen. Ter gelegenheid van het feest van Pachamama (Moeder Aarde) rammelt de priester van dienst met een wierookvat in, onder en boven de wagens, terwijl omstanders confetti strooien en bierblikjes opschudden als champagne. De sfeer is uitbundig, niet het minst dankzij de overvloedig vloeiende zelfgestookte drank. Uit een luidspreker klinkt vrolijke gauchofolk terwijl verlegen meisjes, opgetut in koloniale jurkjes, een dansje etaleren. We zijn dadelijk welkom en krijgen hete empanada’s aangeboden, en een kom locro, stevige maaltijdsoep met mais, aardappel en stukjes triep. In de schaduw van de eucalyptusbomen plagen mannen met hoge laarzen, cowboyhoeden en een zatte kop ondertussen de paarden, lasso’s werpend op het als rodeoterrein dienstdoende voetbalveld.
Gauchowestern
Welkom in het Wilde Westen. Een kilometer voorbij het dorp maakt het vertrouwde asfalt plaats voor ripio, aangestampt steenslag. In de haarspeldbochten van Cuesta del Obispo, klimmend naar de col op 3400 meter, slippen de wielen door de kiezel. Over twintig kilometer stijgen we 2400 meter. Na elke trage bocht lijkt de vegetatie schraler, de stofwolk langer, het tricolore panorama indrukwekkender: rode aarde, groene heuvels, blauwe lucht. Boven op de bergpas pronkt een spierwitte kapel, de ideale plek om beschut uit de wind van de hoogtezon te genieten. Ik voel de ijle Andes in mijn hoofd, maar ook een primaire rust. Tegen de hoogteziekte kauw ik een blaadje coca, het aloude Incamedicijn voor de reiziger en een – volstrekt legaal – welkomstgeschenk uit het dorp. Die primaire rust koester ik de rest van de rit, want rijden door canyons in vijftig tinten bezonken rood heeft iets meditatiefs.
Op de hoogvlakte loopt het nieuwe asfalt van de N33 kaarsrecht tot de besneeuwde pieken aan de horizon. Na enkele kilometers sla ik linksaf op de zanderige RN42, dwars door het feeërieke Parque Nacional Los Cardones, vernoemd naar de emblematische cactussen. Met hun imposante zijscheuten als opgeheven armen lijken ze verstilde reuzen, verdwaald in een rozig landschap. We vorderen traag in het stof, niet het minst omdat haast elke helling noopt tot een fotostop. Bij de rivier sluiten we aan op de ripio van de legendarische Ruta40, een van de langste wegen ter wereld. Ruim vijfduizend kilometer van de Straat Magellaan diep in Patagonië tot aan de grens met Bolivië, volgt de Ruta40 ongeveer het eeuwenoude Inca-trail. Dat prekoloniale wegennetwerk, vertakt over tienduizenden kilometers in de Andes, kent enkel zijn gelijke in de Romeinse heirbanen. Alleen kenden Inca’s paard noch kar. Langs diezelfde bergpaden kwamen vijfhonderd jaar geleden de eerste conquistadores, mét paard en kar. En met goudkoorts, bekeringsdrang en meedogenloos geweld. De indianenstammen gaven zich niet snel gewonnen, maar midden zeventiende eeuw verpletterden de conquistadores de weerstand finaal tijdens de bloedige Calchaquies-oorlogen. Na de genocide in de vallei volgde het geloof.
De vredige Spaanse kerkjes, kleinoden in pasteltinten centraal in elk dorp, behoren tot de oudste van het land. Met hun crèmekleurige klokkentorens lijken ze lieflijk, maar in mijn hoofd klinkt op het zinderende middaguur de dreigende deun van Ennio Morricone. Cachi binnenrijden, een pueblo van witgekalkte huizen rond een lommerrijk plein, is binnenrijden in een westerndecor. Hetzelfde gevoel overvalt me als ik net voor zonsondergang tegenover de kerk parkeer voor de achttiende-eeuwse Hacienda de Molinos, de residentie van de laatste Spaanse gouverneur van Salta. Authenticiteit primeert in de tot boetiekhotel verbouwde koloniale vierkantshoeve, met een binnentuin rond een gigantische peperboom, salons met knetterende haarden en kamers met kaarslicht. Ruim voor middernacht gaat de generator uit en is de stilte absoluut. Zoals vanouds.
En er was licht
Nog dieper in de vallei, langs een steeds ruigere zandweg, ligt Estancia Colomé, gesticht in 1831. De oase is niet alleen het oudste Argentijnse wijnhuis, maar op bijna 2300 meter ook de hoogste wijngaard ter wereld. In deze godvergeten vallei bouwde Napa-wijnmaker Donald Hess enkele jaren geleden het James Turrell’s Art Museum, in nauwe samenwerking met de kunstenaar uit Californië. “Turrell was erg opgetogen met deze locatie”, vertelt de conservator tijdens de rondleiding door de tempel van licht. “De vormen en kleuren van onze woestijn lijken erg op die van het Amerikaanse westen waarmee Turrell zo vertrouwd is. Eén belangrijk verschil : in deze vallei is niks, absoluut niks. Zelfs geen condensatiestrepen van straaljagers hoog in de lucht.”
De gedroomde plek voor het raadselachtige werk van Turrell, die in het museum onwezenlijke werelden creëert met combinaties van artificieel en natuurlijk licht. Een niet te missen ervaring, even intrigerend als bevreemdend.
maanlandschap
Naar Cayafate volgen we nu een van de mooiste etappes van de Ruta40. Nu eens volgen we de kronkelende rivier, een groene stroom in een steenwoestijn, dan kruisen we kale canyons of verbazen ons vijftig kilometer lang over de Quebrada de las Flechas, een maanlandschap van pijlen en piramiden. Een ontwerp van Dalí? Het is snikheet als we op de middag halt houden in Angastaco, een kerk, een handvol huizen en een heel simpel eethuis. Niks mis met de lokale empanada’s, maar ze verbleken bij de parrilla ’s avonds in Cafayate, een koloniaal stadje met een strikt dambordpatroon. Wijn bracht hier welstand, zo blijkt in het schitterende Patios de Cafayate, een statig wijnkasteel te midden van uitgestrekte wijngaarden. We overnachten in het historische huis, smaakvol gedecoreerd met familiaal antiek. Even een duik in het zwembad, en dan roept de weg.
Geen tien kilometer van de wijngaarden kun je in de zandduinen van de woestijn stappen en iets verderop begint de spectaculaire Quebrada de las Conchas, een canyon zo mooi dat ik hem twee keer rijd. Eenmaal bij het laatste licht van de dag, als de talloze tinten rood van de rotswanden zo intens gloeien alsof ze vuur vatten. En eenmaal op de terugweg naar Salta, om de haverklap onderbroken bij de vele uitkijkpunten. We pauzeren bij Los Castillos, El Obelisco, de Keel van de Duivel en een handvol andere bijzondere rotsformaties. Het gebied leent zich uitstekend om te wandelen, maar neem ook op een korte tocht water mee. Zelfs in de winter loop je hier, op grote hoogte en in de vlakke zon, snel te puffen.
Inca-offers en zout
Ten noorden van Salta ligt de bekende Cerro de los Siete Colores, een zevenkleurige heuvel die waakt over het slaperige dorp Purmamarca. Het is de enige plek op onze route waar we de fantastische panorama’s moeten delen met andere reizigers, want het vlot bereikbare bergdorp ligt op de route van groepsexcursies. Als de dagjesmensen verdwijnen, doet El Manantial del Silencio zijn naam alle eer aan. Het hete bubbelbad is een uitstekende plek om de winterkou te verbijten, en de keuken biedt zowel een uitstekende risotto als fameuze steak. Weg van de toeristendrukte zijn we na een uurtje rijden op de Salinas Grandes, een zoutvlakte op 3450 meter hoogte.
Na de leegte van de woestijn lijkt Salta, Argentiniës best bewaarde koloniale stad, wel een metropool. Lommerrijke pleinen, bonte barokkerken, een drukke wandelzone en een bruisend nachtleven, vermaard voor zijn peña’s, muziekcafés. Loodrechte kasseistraten lopen naar het Plein van 9 Juli, het levendige stadshart in de schaduw van palmbomen. Rond het plein liggen een handvol caféterrassen en voornaam koloniaal erfgoed, zoals de achttiende-eeuwse Cabildo en de barbieroze kathedraal. Neem zeker je tijd voor het Museo de Alta Montaña, met de best bewaarde Incamummies ter wereld. In het schijnsel van summier licht doet het bevroren lompenkind me denken aan een farao. Maar “het meisje” was een offer voor de goden, achtergelaten op de top van Llullaillaco, een 6700 meter hoge vulkaan op de grens met Chili. Twee lotgenoten heeft ze, maar het archeologische museum van Salta springt spaarzaam om met zijn schatten. Slechts een van de drie eeuwenoude mummies is in beurtrol achter glas te bewonderen. Dat geeft me meteen een goede reden om eens terug te keren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier