Leven met rendieren in noord-Mongolië: onze journalist ontmoette de Tsaatan-nomaden aan de Russische grens
In het uiterste noorden van Mongolië, in een immens, bevroren gebied, leven de Tsaatan met hun rendieren. Het zijn nomaden die vandaag in hun voorouderlijke levenswijze worden bedreigd. Verslag van een bewogen reis met ontroerende ontmoetingen.
In het boomrijke hart van de Mongoolse taiga vormen de Tsaatan – of Doucha – een etnische minderheid. Het is een kleine gemeenschap van Turkse afkomst, die in het uiterste noorden van de provincie Khövsgöl woont. ‘Tsaa’ betekent rendier in het plaatselijke taalgebruik. Mongolen noemen hen daarom ‘zij die met de rendieren leven’, maar zelf spreekt de gemeenschap liever over ‘mensen van de taiga’, een gebied vol uitgestrekte, koude en vochtige naaldwouden.
De Tsaatan zijn niet met veel, slechts 220 personen in totaal, samen goed voor vierenveertig families. Ze vormen een van de laatst overgebleven taigagemeenschappen. Opgedeeld in kleine clans leven ze in bescheiden tipi’s, vaak in extreme omstandigheden. Ze zijn dan ook de meest geïsoleerde nomaden in heel Mongolië en zoeken voortdurend de extreme kou op, omdat het leven van hun rendieren ervan afhangt.
Een ontmoeting met een Tsaatanfamilie moet je verdienen, want de reis naar de Darkhadvallei is lang en oncomfortabel. Zelfs naar Mongoolse begrippen is deze plek, dicht bij de Russische grens, erg geïsoleerd.
De laatste douche
Het is acht uur ’s morgens en ik ben onderweg met Bilguun, mijn gids. We hebben de hoofdstad Ulaanbaatar achter ons gelaten. Het was er overvol, stoffig, vervuild en lawaaierig, maar nu zijn we op weg voor tien dagen steppen, nomadenleven, kou, hoogte en vuil, in een adembenemend landschap.
Bilguun, een voormalige nomade uit West-Mongolië, is vandaag een stadsmens en vader van vier kinderen. Naast gids is hij ook mijn tolk, want de Tsataan spreken een Mongools dialect dat Tuvan heet.
De eerste dag staat een tocht van ongeveer 400 kilometer op het programma. We overnachten in Khutag-Undur, in de middle of nowhere in een joert. De volgende dag reizen we verder naar de stad Mörön (700 kilometer van de hoofdstad) om de kostbare vergunning te krijgen die ons toelaat om deze regio dicht bij Rusland binnen te gaan. Want daar ligt onze bestemming, daar woont het Tsaatan-volk. Nog één keer douchen en dan is het afscheid nemen van geasfalteerde wegen en wifi.
Paard zegt nee
De volgende dag begint met een autorit door de steppen. Na een lange tocht komen we aan in het dorp Tsagaan Nuur, waar de paarden klaarstaan om ons door de taiga te brengen. We overnachten bij een nomadenfamilie die, net als de meerderheid van de nomaden in Mongolië, leeft van het fokken van paarden, schapen, geiten en koeien. De moeder is een goedlachse vrouw, en ik begrijp dat een van haar zonen de ruiter is die ons naar het Tsaatan-kamp zal begeleiden. Hij is 26 jaar, aait een kat in de joert en kijkt mij aan. De moeder kookt, de echtgenoot heeft duidelijk te veel gedronken en ligt op de grond te dommelen. Terwijl we wachten tot hij wakker wordt, drinken we een kopje thee met gezouten boter, een traditie die niet geweigerd kan worden. Boven mijn hoofd hangt vlees te drogen. Samen met zuivelproducten is het voor deze families hun enige middel van bestaan.
Na een onrustige nacht, af en toe opgeschrikt door het gesnurk van mijn gids, vertrekken we met vier paarden: één voor de ruiter, één voor de bagage, één voor Bilguun en één voor mij – een elegant wit ros dat me vier uur zal dragen. Dit is de tweede keer in mijn leven dat ik op een paard zit, na een ervaring in 2010, ook in Mongolië.
De ruiter legt uit dat de Tsaatan in deze periode niet zo diep de taiga in trekken, omdat dit het geboorteseizoen van de rendieren is. Mijn paard is nukkig en weigert af en toe in beweging te komen. In een moeras zakt hij plots weg en dwingt me mijn voeten neer te zetten. Natte sokken, fijn. Bilguun zegt dat ik waarschijnlijk niet streng genoeg ben tegen het dier, dat ik hem moet laten luisteren. Maar zelfs als ik ‘choo-choo’ roep, de lokale roep om mijn paard op gang te brengen, lijkt het mij niet te begrijpen.
Barre omstandigheden
Ook het weer zit niet mee. Hoe verder we komen, hoe meer we af te rekenen krijgen met regen en kou. Terwijl we hoger klimmen, daalt de temperatuur tot -5 °C. Mijn handen bevriezen. Mijn handschoentjes zijn duidelijk niet berekend op sneeuw en mijn gezicht wordt gegeseld door een Siberische wind. Tijdens de vier lange uren op het paard voel ik me gedesoriënteerd, maar tegelijk heel nadrukkelijk in leven. Wanneer we worden overvallen door een hagelbui, neem ik me heilig voor een volgende keer mijn uitrusting beter af te stemmen op deze barre omstandigheden. Ik ben doorweekt en bevroren.
Maar kijk, daar zie ik de eerste tipi! Een rookpluim van het houtvuur verraadt de aanwezigheid van bewoners. We worden verwacht bij Khurzee Magsar, een vrouw van 49 die met haar vier kinderen in dit Siberische bos woont, op 3000 meter hoogte, samen met vier andere Tsaatan-families. Dit wordt ons pied-à-terre voor de komende dagen. ‘Sain Baina-U’, zegt ze, wat goeiedag betekent. Khurzee duwt me dicht tegen de houtkachel. ‘Bayarlalaa’, antwoord ik, of dankjewel. Wat een zaligheid, al moet ik tot de volgende dag wachten voor mijn spullen helemaal droog zijn. Na de traditionele thee met gezouten boter worden Bilguun en ik naar de nabijgelegen tipi gebracht, waar we zullen slapen. Voor het zover is, neem ik de omgeving in me op: achter een boom steekt een rendier zijn kop omhoog. Daar nog een. Dit is een magisch moment dat me het afzien van de voorbije dag doet vergeten.
Mongolië in cijfers:
– Het land heeft een oppervlakte van 1,5 miljoen km2 en telt 3 miljoen inwoners, dus minder dan 2 inwoners per km2.
– Het land herbergt 70 miljoen stuks vee en 15 tot 20 miljoen paarden, oftewel 20 tot 30 dieren per persoon.
– De helft van de Mongoolse bevolking woont in Ulaanbaatar, de hoofdstad op een hoogte van 1350 meter.
– Op dit moment zijn 400.000 mensen nog nomaden.
Heilig vuur
Om voedsel te zoeken voor hun dieren verplaatsen de Tsaatan hun tipi’s met de seizoenen mee, ongeveer vier keer per jaar. Het is een aparte manier van leven, die hen bijvoorbeeld dwingt om in juni naar het noorden te trekken, wanneer het seizoen van de geboortes voorbij is. Hun opdracht: telkens opnieuw de kou opzoeken zodat hun kuddes het kostbare korstmos kunnen vinden, noodzakelijk om te overleven. Een gewoonte die de Tsaatan nog meer isoleert van de rest van de wereld.
In een tipi mag je, net als in een ‘ger’, zonder toestemming vrij naar binnen, maar er geldt een spartaanse verdeling: de ruimte links is gereserveerd voor gasten, de ruimte achterin voor familieleden en de ruimte rechts is voor de eigenaars. Centraal troont de houtkachel, het belangrijkste meubelstuk in de tent. Er mag geen afval in gegooid worden, want het vuur is heilig.
De vrouw is verantwoordelijk voor alles wat binnen gebeurt: brood bakken, vlees drogen, kaas of yoghurt maken, theezetten, het vuur bedienen, financiën afhandelen, handwerken, kleren maken en de kinderen opvoeden, terwijl de man hout gaat hakken. Samen delen ze de taken die met de rendieren te maken hebben (behalve het melken, een taak die de vrouwen doen). En als de dagtaak erop zit en ze rond het vuur plaatsnemen om urenlang te praten, is iedereen welkom.
Tijdens mijn verblijf ontdek ik een even eenvoudig als ruw bestaan. Mijn gastheren leven van jagen en verzamelen, maar vooral van rendiermelk, ongelooflijk rijk aan vet en vitaminen. De rendieren staan centraal en zijn essentieel om in de basisbehoeften te voorzien: ze worden gebruikt als transportmiddel, en hun geweien, die elk jaar afvallen en dan weer aangroeien om een hoogtepunt te bereiken tijdens de bronsttijd, vormen een belangrijke bron van inkomsten. De dieren voorzien de Tsaatan ook van leer en bont, twee producten die als betaalmiddel kunnen worden gebruikt. Niets gaat verloren; de mest wordt gebruikt als brandstof voor houtkachels.
De vijand
De nacht is opnieuw ijskoud, het kwik daalt tot -8 °C. Ik slaap met al mijn kleren aan, in twee slaapzakken. Het geluid van spelende kinderen buiten maakt me wakker. Ze lijken geen last te hebben van de temperatuur. Een klein meisje dat Zaya heet vraagt me herhaaldelijk om haar te duwen, op de enige schommel die in het kamp aanwezig is. De jongens voetballen met een bal van rendierhaar. Ik pendel tussen de deugddoende warmte van de houtkachel en de buitenlucht om enkele foto’s te maken. Tussendoor mag ik niet vergeten te drinken, ook al is het water zo koud dat het moeilijk is om het door te slikken.
De opwarming van de aarde is tot hier voelbaar: de Tsaatan moeten steeds verder de taiga in trekken om de kou op te zoeken, zodat hun rendieren overleven.
Khurzee staat ’s ochtends vroeg op om de rendieren te melken. Daarna wordt de kudde naar de hoogten van het kamp gebracht om te grazen. Ze moeten op hun hoede zijn voor één vijand: de wolf, die vooral opduikt aan het eind van de zomer, wanneer de eerste kou vanuit Siberië komt. Elke avond binden de rendierhoeders hun dieren vast in de buurt van hun tipi en het is aan de honden om roofdieren de hele nacht op afstand te houden.
Nieuw leven
Die ochtend heeft Khurzee meer werk dan normaal: er is net een rendierkalfje geboren. Ik kom voorzichtig dichterbij, zo stil mogelijk, om de moeder niet te storen. Verderop komen de andere rendieren aan me snuffelen, in de hoop wat zout te vinden dat ik misschien in mijn zakken heb gestopt. Het groeit niet in de taiga, maar het is essentieel voor de darmflora van de rendieren. De kou bestrijden ze hun leven lang dankzij een fysiologisch voordeel dat uniek is voor de soort: ze zijn in staat om de temperatuur van het bloed in hun voeten te verlagen, om zo de warmte door te geven aan de rest van hun lichaam.
Terwijl de dagen verstrijken, neemt Khurzee me meer in vertrouwen. Ik begrijp dat ze eerder ‘rijk’ is voor een Tsaatan: ze bezit vierhonderd rendieren, terwijl de gemiddelde familie er maar een honderdtal heeft. Helaas kan het klimaat dat snel veranderen: vorig jaar alleen al verloren Khurzee en haar man honderd dieren aan de barre weersomstandigheden. De gevolgen van de opwarming van de aarde zijn tot hier voelbaar: de Tsaatan moeten steeds verder de taiga in trekken om de kou op te zoeken. Maar er is nog genoeg ruimte: in de winter, van december tot maart, kunnen de temperaturen dalen tot 60 °C onder nul.
In mijn westerse ogen zijn de omstandigheden hier extreem hard. Maar Khurzee vertelt me dat ze van haar leven houdt en gelukkig is. Ze heeft het nooit koud, ze leeft in osmose met de natuur, die haar alles geeft, en ze geniet van het weinige dat ze heeft in haar tipi van tien vierkante meter. Ze leidt een eenvoudig, nomadisch bestaan, wat voor haar synoniem is met vrijheid. Onze consumptiemaatschappij ligt mijlenver hiervandaan, ook al gaan Khurzee en haar man twee keer per maand naar de stad om suiker, rijst, bloem en zout in te slaan. Van de overheid krijgen de Tsaatan het equivalent van 70 euro per maand per volwassene en 35 euro per kind om hen te helpen te overleven. ‘Het is niet veel, maar het is beter dan niets’, zegt Khurzee. Het gemiddelde loon in Mongolië is 450 euro per maand.
Praten met geesten
De meerderheid van de Mongolen is boeddhist. Maar de Tsaatan definiëren zichzelf als animisten en hebben door de eeuwen heen het sjamanisme ontwikkeld. Een sjamaan fungeert als boodschapper tussen de wereld van de mensen en die van de geesten. Geesten zijn overal te vinden: in bomen, bronnen, bergen en in ongons, de kleine poppetjes, vaak zelfgemaakt, die door iedereen worden vereerd. Geregeld worden bij de Tsaatan sjamanen geraadpleegd, om antwoord te krijgen op specifieke vragen over hun leven of gezondheid. De ceremonie wordt begeleid door getrommel, waarop de ‘gidsen’ in trance gaan om antwoorden te zoeken.
Lees ook: Altijd zonnig, nooit te warm: verslag van een ‘coolcation’ in de Noorse stad Tromsø
Naarmate de dagen verstrijken en we gemakkelijker met elkaar kunnen communiceren, begrijp ik dat deze rituelen ook deel uitmaken van wat de Tsaatan in staat stelt te overleven, dankzij de passerende toeristen. In ruil voor een beetje geld delen ze gewillig hun dagelijks leven, hun ambachten en hun tradities. Zeker nu die voorouderlijke manier van leven op verschillende manieren wordt bedreigd: er is de olie-industrie, die het kostbare korstmos van de rendieren vernietigt. Bovendien eist de regering de laatste jaren dat alle kinderen vanaf hun zesde naar school gaan. Het betekent dat ze naar Tsagaan Nuur moeten, en hun ouders alleen in het weekend of tijdens de vakanties kunnen zien. Voor Khurzee en haar familie zal deze omwenteling waarschijnlijk het einde van hun nomadische levensstijl betekenen, of minstens een versnelling ervan. Nu al verhuizen veel Tsaatan naar de stedelijke gebieden. Omdat ze in een fase zitten tussen de moderne wereld en hun voorouderlijke, nomadische levensstijl, maken ze zich zorgen over de toekomst.
Bewoonde wereld
Afscheid nemen van de Tsaatan-familie is een emotioneel moment. Maar de paarden wachten op ons, al ben ik niet echt blij dat ik opnieuw hetzelfde ros moet bestijgen. Hij gehoorzaamt me nog minder dan de eerste keer. Dus besluit ik een stukje te lopen, de mannen voorop latend.
Geleidelijk maakt de kou plaats voor zachtere lucht, en daarna voor warmte. Op weg naar Tsagaan Nuur raak ik druipnat en uitgeput. Hoewel we nog steeds in niemandsland zijn en ik hevig naar een douche verlang, verloopt de terugkeer naar de bewoonde wereld soepeler dan ik had gedacht. We brengen nog een laatste nacht door bij een nomadenfamilie, maar ik slaap in de auto om het gesnurk van Bilguun te vermijden en van de stilte te genieten. Op een steenworp afstand keren de schapen, geiten en koeien terug naar hun kudde onder een prachtige zonsondergang.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier