Kyoto: naar het zuivere land
Wij kennen ze van het milieuprotocol. Maar voor Japanners is Kyoto de oude keizerlijke hoofdstad. Een plek van tradities, theeceremonies en geisha’s. En van spiritualiteit: heel wat van de talloze boeddhistische tempels heb je er voor jou alleen.
Alsof een windvlaag even de deur openwaait, zo snel glippen de twee meisjes het theehuis uit en een taxi in. Ze hoopten aan de massa te ontsnappen, maar die heeft de ultieme cameraprooi meteen gespot. Tientallen flitsen weerkaatsen hysterisch op hun volmaakte, sneeuwwitte gezichten. Vuurrode lippen en subtiel rood beschaduwde ogen verraden buitengewone elegantie. De ambachtelijk geborduurde patronen op hun turquoise kimono’s, de geblokte houten teenslippers waarop ze gracieus met kleine pasjes schuifelen… alles draagt bij tot het haast bovenaardse mysterie, waarvoor tientallen Japanners tegen hun gewoonte in heel even de controle verliezen. Terwijl de taxi zich stapvoets een weg tracht te banen, drummen ze dichterbij om de minzame glimlach van de twee geisha’s te vereeuwigen.
Ik maak rechtsomkeer en navigeer mijn fiets door de mensenmassa. Levende relikwieën van lang vervlogen keizertijden zijn zo zeldzaam dat ze beter een mysterie blijven. Bovendien is Kyoto zoveel meer dan geisha’s alleen.
De oude keizerlijke hoofdstad ontvangt jaarlijks meer dan vijftig miljoen bezoekers, van wie velen uit eigen land. Voor hen is Kyoto niet die rondetafel van het milieuprotocol, maar 1600 jaar tradities, theeceremonies en tumult. Ik vreesde over de koppen te moeten lopen, maar in de Stad van de Tienduizend Schrijnen is het gemakkelijker je eigen eenzame heiligdom te vinden dan op een massa toeristen te stoten. Enige voorwaarde: laat die Lonely Planet even in de koffer zitten.
Kyoto is een stad om met de fiets in te verdwalen. Met zeventien Unescowerelderfgoedsites en meer dan 1600 tempels stoot je op historische schatten, willen of niet. Op veilige afstand van drukke meervaksbanen fiets ik door smalle steegjes langs shintoschrijnen, kerkhoven en schijnbaar willekeurig tussen woonhuizen gedropte tempeltjes, waar enkel de conciërge dwaalt en niets dan het geritsel van papieren lampionnen de stilte verbreekt. Achter donkere houten façades gaan de bizarste winkeltjes schuil. Het ene verkoopt enkel gember, een ander niets dan keukenmessen, van aardappelschillers tot bijna-samoeraizwaarden. “Om tonijn te snijden”, lacht de oude eigenaar breed.
Nirwana
Zelfs de monumentale Nishi Honganjitempel, slechts een kwartiertje wandelen van het futuristische Kyoto Station, ligt er opvallend rustig bij deze dinsdagochtend. Een tiental gelovigen volgt een vroege dienst voor een overleden familielid. Klagerige, meerstemmige gezangen doen me afglijden richting trance, een gong schudt me wakker vooraleer ik het nirwana zie. “Enkel Boeddha kon bij leven verlichting bereiken”, zet priester Sammi Kiribayashi me meteen op mijn plaats. “Wij weten er niets van tot we sterven. Pas dan gaan we naar het zuivere land en worden we verlicht.”
Nishi Honganji is het moederhuis van meer dan tienduizend tempels, scholen en universiteiten die behoren tot jodo shin-shu, de belangrijkste boeddhistische strekking in Japan. De volgelingen van Boeddha bewandelden meerdere paden op hun trektocht vanuit India, onder andere via China, Tibet en Korea. Dat mondde uit in vele stromingen, waaronder het ‘zuiver land’-boeddhisme waartoe jodo behoort.
We knielen voor een pikzwart beeld van Shinran, de grondlegger van jodo. Zijn volgelingen bouwden de tempel drie eeuwen later ter zijner ere, in 1591. Het werd een heiligdom van robuuste houten pilaren, bladgoud, wierook en meer dan duizend gevlochten tatamimatten als vloerbekleding. Op simpel verzoek ontgrendelt Kiribayashi de interessantste vertrekken, waar eeuwenoude schilderijen, uit hout gekerfde vogels en breekbare fresco’s wel nieuwsgierige blikken, maar geen flashlicht verdragen.
Zware ijzeren poorten verraden het historisch belang van de tempel. De jodo-sekte werd zo machtig dat shogun Tokugawa Ieyasu al na negentien jaar Honganji in een oostelijke (Higashi) en westelijke (Nishi) tempel liet opdelen.
Het geheim van het succes zit hem in de eenvoud, zegt Kiribayashi. “De zenboeddhisten geloven dat je verlichting kunt bereiken tijdens je leven door decennialang te mediteren. Dat sloot vroeger de arme, ongeletterde bevolking uit, die het te druk had met zich krom te werken. Wij geloven dat je helemaal niets moet doen. Na onze dood volgt sowieso verlichting.”
Eten als kunst
Priester Takafumi Kawakami van de zentempel Shunko-in neemt de handschoen op in de zieltjesstrijd om de gewone mens. “Zenboeddhisme focust inderdaad op dit leven, maar verlichting hoeft niet het doel te zijn.” Shunko-in behoort tot het Myo-shin-ji-tempelcomplex, een groene stadsoase waar je urenlang over kronkelpaden tussen de tientallen tempels kunt verdwalen. De meeste zijn niet toegankelijk, maar Kawakami gooide zijn poort wel open voor het grote publiek. Hij geeft meditatie-initiatie in het Engels, “want tegenwoordig vinden meer westerlingen dan Japanners hun weg naar de oosterse leer”.
Op de tatami liggen kussens om onze westerse achterwerken te plezieren. “Ga gerust op een stoel zitten. In no pain, no gain geloven wij niet.” Kawakami houdt niet van dogma’s. “Adem zoals je wilt. Aanvaard gewoon wat er is. Boeddhisme heeft geen geboden, enkel suggesties. Religie staat in het teken van jouw leven, niet omgekeerd.” Hij raadt ons aan om meditatie niet als pijnstiller, maar preventief als vitamine te gebruiken.
Kawakami slaat twee houten blokjes tegen elkaar. Een bel weergalmt, dan wordt het stil. De ogen sluiten lukt me niet. Ingekaderd door cipreshouten raamkozijnen, ligt voor me een zentuin in al zijn harmonische eenvoud te baden in het ochtendlicht. Krekels en vogels hebben terecht lak aan onze innerlijke queeste.
Ik fiets vijf kilometer westwaarts over valsplatte sluipwegen naar de Tenryujitempel. Het scherpt mijn honger voldoende om met veel goesting de shojin ryori of boeddhistische keuken in te duiken. In een privévertrek en naast een vijver vol karpers ontvouwt zich een menu van paddenstoelen, kastanjes, konjak, tofu en met miso-pasta gevulde aubergines die door Boeddha zelf gezegend lijken. Fris, pikant, dominant en subtiel, alles komt in het volledig plantaardige achtgangenmenu aan bod. Zo maak je mensen veganist ! Wie visverslaafd Japan een hel voor vegetariërs noemt, heeft nog niet in een tempel gegeten.
De fiere kok vertelt dat Richard Gere – “een toegewijd boeddhist” – op ditzelfde plekje heeft geluncht, en vertaalt de kaligrafie aan de muur : sneeuw, maan, bloem. “Mooie dingen”, concludeert hij terecht. Ik ken geen volk ter wereld dat schoonheid meer naar waarde schat. Of je nu aanschuift in een kaiseki-restaurant, een doordeweekse sushibar, of bij een van de rijkelijk gevarieerde stalletjes op de Nishiki-voedselmarkt, een maaltijd is nooit een hoopje voedsel, altijd een kunstwerk waarbij je de eetstokjes opneemt met een glimp van spijt.
Bebloed plafond
Ik wandel door het sprookjesachtige bamboebos achter Tenryuji, waar de laatste wijken overlopen in het Arashiyamagebergte. Stadsmeisjes uit Tokio schuifelen ietwat ongemakkelijk in kimono achter gidsen aan.
Vooral vrouwelijke bezoekers hijsen zich voor de gelegenheid graag in traditioneel gewaad. Wanneer het begint te scheme-ren stappen ze de restaurants en theehuizen van Gion en Ponto-cho binnen, char-mante geishawijken waar vroeger enkel de elite zich mocht vermaken. Alleen een bevoorrechte kennis kon je bij een geisha introduceren, maar vandaag zijn ook sommige luxehotels op de niche gesprongen. Wie van het gezelschap van een van de laatste honderd geisha’s van Kyoto wil proeven, telt daar algauw vijfhonderd euro voor neer.
Dan biedt Gion Corner een democra- tischere inkijk. Op een drafje snoep ik van bloemschikken, kalligrafie, theeceremonie, poppenspel en traditioneel slapsticktheater, maar enkel de twee elegant dansende maiko’s – geisha’s in opleiding – geven me het gevoel dat dit meer is dan het Bruggegevoel rond de Halletoren. Ook in Kyoto troepen toeristen massaal samen in een vijftal straten. Maar Gion is groot, en je hoeft maar een zijweg in te slaan om op je eentje in warm oranje lampionnenlicht langs prachtig gerestaureerde ryokan en machiya-huizen te slenteren. Oorspronkelijk was Gion een hotelwijk, lang voor de elite kwam. Ik leg me te slapen in het verrukkelijke Inn Kawashima in de wetenschap dat reizigers hier rusten sinds 1901.
Het indrukwekkendste uitzicht van heel Kyoto zou het Gouden Paviljoen zijn. De obligate foto is mooi, maar daarmee is alles gezegd. Het plaatje toont niet de busladingen die elkaar achter de camera’s verdringen, de hordes geüniformeerde schoolkinderen met gele petjes, en bewakers die ons aanmanen alstublieft wat sneller door te lopen. De rust die het door herfstkleuren en water omgeven gouden wonder uitstraalt in brochures, is de grootste leugen van Kyoto.
Het contrast met Genko-an kan niet groter zijn, een discrete tempel, maar de steile klim van veertig minuten meer dan waard. Monniken luieren onder de esdoorns alsof verlichting een fase was uit hun communietijd.
Genko-an heeft enkele troeven, te beginnen met een wel heel bijzonder plafond. Boven me zweeft een in bloed gedrenk- te voetstap. Wat verderop is iemand zelfs ondersteboven doodgebloed. De waarheid smaakt niet minder wrang. In 1600 pleegden verslagen samoerai collectief zelfmoord in het Fushimikasteel. Uit eerbetoon vertimmerden de monniken de bebloede vloer waarop ze sneuvelden tot plafond.
Nog groter is de mindfuck van de twee ramen. Het ronde Raam van Verlichting staat voor harmonie. Het vierkante venster ernaast is dat van de Verwarring. We willen allemaal door het ronde raam kijken. Het is mooier, haast volmaakt. Maar het vierkante raam voelt confronterend vertrouwd.
Feeërieke bergflanken
De laatste dag zet ik de fiets aan de kant. Ik trek de bergen in en wandel van Kibune naar Kurama, twee feeërieke gehuchten op de dichtbeboste flanken van Mount Kurama. Hier komen bezoekers en bewoners van Kyoto ontspannen in de onsen, een traditionele spa. Ook baden in warmwaterbronnen werd in Japan tot levenskunst verheven. Ik schuur het zweet van mijn lijf met een speciaal doek, stramme spieren ontspannen in het hete, helende water.
Dat het bad uitkijkt over magistrale groene bergflanken, die spoedig geel, rood en oranje zullen kleuren, verbaast me al lang niet meer. Of het nu een tuin, tempel, bergflank, geisha of gevulde aubergine is, in Japan heeft het pas bestaansrecht als het aan de ogen kleeft.
Jan De Deken
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier