Helemaal zen in Kyoto: tuintoerisme is big business in Japan
Vijftien stenen in een bad vol zorgvuldig geharkt grind. De beroemde tempeltuin van Ryoan-ji is zonder meer merkwaardig. Maar al even opvallend is de massa toeristen die er gehypnotiseerd naar staat te staren, alsof er een zenmoment in de lucht hangt.
Met pakweg zestienhonderd exemplaren is Kyoto het walhalla van de boeddhistische tempel. Bezoek Ć©Ć©n exemplaar per dag en je hebt meer dan vier jaar nodig om je door de volledige lijst te worstelen. Toch zijn het niet de eeuwenoude tempels zelf die de aandacht opeisen in de oude keizerstad van Japan. De gemiddelde toerist heeft meer interesse in de wonderbaarlijke tuinen rondom die tempels. Ryoan-ji is daar een perfect voorbeeld van. Zonder uitzondering zitten de bezoekers met hun rug naar de tempel, in de hoop dat de rotstuin hun een momentje van verlichting verschaft. Want alleen dan zouden alle vijftien stenen in de tuin tegelijkertijd zichtbaar zijn, zo wil de legende.
Wybe Kuitert, een Nederlandse professor aan de universiteit van Kyoto en de wereldwijde ichiban (nummer 1 in het Japans) op het vlak van Japanse tuinen, glimlacht minzaam. ‘Zen ontdekken in een tuin is een opgeklopt verhaal, ooit bedacht door een Amerikaanse journalist, maar na de Tweede Wereldoorlog gretig overgenomen door de Japanners om Japan te promoten als land dat nooit meer oorlog wil. De rotstuin van Ryoan-ji dateert van de vijftiende eeuw, maar wordt pas vanaf 1935 – wanneer Japan moet opboksen tegen opkomend militarisme – populair. Als het tegendeel van militarisme: de eeuwige harmonie en wereldvrede. Dat kwam de Japanners wel goed uit, zeker in tijden waarin ze wereldwijd ook transistorradio’s en auto’s moesten slijten.’
Oorlog met de natuur
Een Japanse tuin heeft volgens Kuitert niks met zen te maken, maar wel met schoonheid, traditie en ook met rijkdom. Want Japanse tuinen zijn bijzonder arbeidsintensief en dus peperduur. Met een man of tien wordt dagenlang aan Ć©Ć©n boom gewerkt, elk jaar opnieuw. ‘Tuinen worden hier generaties lang op dezelfde manier onderhouden. Pas dan krijg je een mooie sublimatie van de natuur. De natuur op haar best dus. Men zegt trouwens weleens dat een Japanse tuin in harmonie is met de natuur. Nee dus, het is veeleer oorlog. Er moet ontzettend hard gestreden worden om een tuin zo mooi te houden.’
Dat Kyoto het epicentrum van de Japanse tuin is, staat buiten kijf. Generaties lang deden ambachtslieden in de keizerstad hun stinkende best om het mooiste van het mooiste te maken, ook op het vlak van tuinen. Tel daarbij nog het bijzonder gunstige klimaat van Kyoto, aan drie kanten omringd door heuvels en bergen, vanwaaruit helder water de stad binnenstroomt. Het is dan ook niet vreemd dat hier, aan de universiteit van Kyoto, Ć©Ć©n keer per jaar een cursus Japanse tuinen voor buitenlanders wordt georganiseerd. Een stoomcursus van twee weken, waar onlangs ook een Vlaming aan deelnam, de Limburgse tuinaanlegger Ives Barthels (38). Op zijn visitekaartje prijkt het logo van het bedrijf Garden Concepts, waarin de nerven van een blad, bomen en water samenkomen in een cirkel. De Japanners met wie hij praat en aan wie hij zijn businesscard overhandigt, zijn onder de indruk. Een westerling met professionele interesse in Japanse tuinen, het is vast geen alledaags verschijnsel.
Birth of a garden
Samen met Ives huur ik een fiets voor het weekend. We zetten we koers richting Arashiyama, het populaire district in het westen van de stad. In vogelvlucht is het een kilometer of tien, 45 minuten fietsen, maar we hebben tijd en nog veel ruimte op de geheugenkaarten van onze camera’s. En dus springen we eerst even binnen in het Kyoto Imperial Palace, gelegen in een soort Central Park, recht tegenover Ives’ hotel. Een halfuurtje en heel wat pittoreske steegjes later staan we aan Kinkaku-ji, de Gouden Paviljoen-tempel die op het water lijkt te drijven. Ives vertelt me over de manier waarop de dennen gesnoeid worden. De top eraf, oude naalden eruit en de takken steeds een hoekje laten maken. Alsof het uit de kluiten gewassen bonsaiboompjes zijn. Vol passie praat de Limburger over de kunst van de Japanse tuin. ‘Wist je dat het hier twaalf jaar duurt voordat je meester-tuinman bent? Dankzij die cursus komen wij in contact met de beste tuinmannen van Japan en kunnen we tuinen bezoeken die anders niet toegankelijk zijn. Enorm fascinerend is dat. In BelgiĆ« kijken wij heel anders naar een tuin. Een voorbeeld: men heeft het hier over de geboorte van een tuin ( birth) en over fostering, het onderhouden ervan. Men ziet de geboorte, de aanleg dus, als 40% van het werk en het onderhoud als 60%. Bij ons gaan mensen ervan uit dat de tuin wel klaar is nadat hij is aangelegd.’
Ives neemt me mee naar de rotstuin van Ryoan-ji, een van zijn favorieten in de stad, om daarna via het gigantische tempelcomplex Daishin-in – waar hij die ene heel bijzondere tuin helaas niet meer kan terugvinden – de weg naar Arashiyama voort te zetten. Dit district van Kyoto loopt over van de bezienswaardigheden: tempels, tuinen, de bekende houten brug en het immens populaire bamboebos. Daar worden we meegezogen met de toeristenstroom, die voornamelijk bestaat uit schoolkinderen en Chinese meisjes in Japanse huurkimono’s. ‘Aan de andere kant van het water ligt Hoshinoya Kyoto, een luxehotel dat ik graag zou willen bezoeken. Het moet een fantastische tuin hebben, alleen komen we er zonder reservering niet in.’ Ik zwaai er nog even met mijn perskaart naar de jongen aan het onthaal, maar het mag niet baten. Om de teleurstelling weg te spoelen, wandelen we naar het nabijgelegen Tenryu-ji, de belangrijkste tempel van Arashiyama met – uiteraard – een fabelachtige tuin. Ik herinner me plots de wijze woorden van Wybe Kuitert: ‘Als je niet van tuinen houdt, moet je niet naar Kyoto komen.’
Diepe ontroering
Tijdens mijn gesprek met Wybe had ik het aangedurfd naar zijn favoriete tuinen in Kyoto te peilen. ‘Een typische vraag van iemand die geen verstand heeft van tuinen’, zei de professor heel serieus. ‘Een tuin is elk seizoen anders, een tuin is ’s morgens anders dan ’s avonds. Ikzelf voel me ’s morgens anders dan ’s avonds. Wanneer ben ik het meest onder de indruk? Dat is heel onvoorspelbaar. Je kunt diep ontroerd zijn door een spinnenweb in de tuin als het licht juist zit. Ik kan momenten van diepe ontroering oproepen, maar als ik nu naar diezelfde tuin ga, is de situatie weer helemaal anders.’ Klinkt logisch, haast zen. En zo sta ik in Ginkaku-ji (het Zilveren Paviljoen) geroerd te staren naar een bijzonder plaatje: een compositie met vers gesnoeide dennenbomen, een met mos bedekte rots, een verscholen watervalletje, een brug over een waterpartij en een tempel op de achtergrond. De zon vlijt zich neer over het schouwspel dat ik op foto weet te vereeuwigen. Een reisjournalist zou voor minder vrolijk worden. Daarna neem ik het Philosopher’s Path, een kilometers lang pad geflankeerd door kerselaars (een absolute aanrader in de lente), naar het zuiden, naar het kruispunt tussen Gion en Higashiyama, de twee meest traditionele wijken van Kyoto. Gion is het district van de geisha’s, Higashiyama dat van de steegjes vol houten gebouwen en traditionele winkels. Van keuzestress heb ik geen last. Een hele week in Kyoto is genoeg om haast alle highlights van de stad te bezoeken.
Bosbaden
Met de tempelcomplexen Kiyomizu-dera en Fushimi Inari-taisha herbergt Higa-shiyama twee bezienswaardigheden die iedere toerist in Kyoto afwerkt. De ene is de tempel van het Heldere Water, de andere het schrijn met de duizenden oranje-rode torii-poorten. Allebei liggen ze tegen de heuvels in het oosten van de stad. De poorten slingeren naar de top van de berg Inariyama. Helemaal boven wandelt nog maar een fractie van het aantal toeristen rond dat beneden aan de klim begon. Halverwege geven ze allemaal op. Genoeg rode poortjes gespot. Maar boven op de berg, met het schitterende uitzicht op de stad, word ik een ander Japans fenomeen gewaar: shinrin-yoku. De kunst van het bosbaden dus. Boeken over shinrin-yoku stonden de afgelopen jaren op bestsellerlijsten in Europa. En de oorsprong van het bosbaden ligt hier, in Kyoto. Japanners die last hebben van stress, hoge bloeddruk of de spanningen van het stadsleven maken gebruik van shinrin-yoku-wandelroutes in deze therapeutische bossen. Nu mag ik zelf de heilzame kracht van de Japanse natuur ontdekken. Arigato, Kyoto. Bedankt!
Heen en terug
– Finnair vliegt via Helsinki naar vier bestemmingen in Japan, waaronder Kansai International Airport. Van daaruit is het nog 75 minuten met de sneltrein naar Kyoto. Een retourtje Japan heb je vanaf 590 euro. finnair.com
– Wie Kyoto (en de rest van het land) wil ontdekken, kan te rade gaan bij reisorganisatie Alloux, die luxereizen naar Japan aanbiedt. alloux.com
– Wie graag een Japanse tuin laat aanleggen, kan terecht bij Garden Concepts gardenconcepts.be
– Voor een verblijf in Japan heeft de Belgische reiziger geen visum nodig, enkel een geldige reispas.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier