De wedergeboorte van de gelukkige vallei
Kasjmir, ooit een parel op het hippietrail, verdween jarenlang van de toeristenradar. Na een kwarteeuw onveiligheid en politieke strubbelingen bereiden hoteliers en locals zich voor op een toeristische boom. Op verkenning in en rond de heerlijke Indiase stad Srinagar.
Twee paradijzen bestaan er”, bezweert de foorkramer achter zijn piramides saffraan. “Het paradijs bij Allah, en de vallei van Kasjmir.” Aan zelfbewustzijn geen gebrek ! Tenslotte is dit the happy valley, het groene paradijs ingesloten door de bergketens Himalaya en Pir Panjal, een hof van Eden vergeleken met het verschroeiende Indiase laagland. Niet te verwonderen dat India en Pakistan elkaar dit vruchtbare gebied betwisten, een dispuut zo oud als hun onafhankelijkheid. Oorlogen werden hier uitgevochten, terroristische aanslagen gepleegd, bloed vergoten en onschuldigen gedood.
Eindelijk, sedert goed tien jaar, heerst er een relatieve rust. Ministeries van Buitenlandse Zaken versoepelden hun reisadvies van “absoluut te mijden” tot “ga en wees voorzichtig”. Hetzelfde advies dat een vader zijn dochter op zaterdagavond geeft, en heeft dat haar ooit verhinderd zich te amuseren ? Zo komt het dat ik, tien jaar na die eerste reis, mij opnieuw verheug op een bezoek aan een van de mooiste en meest legendarische plekken op aarde.
Ik herinner me niet één westerling gezien te hebben in 2005. De sfeer was surreëel, met op straat een onbestemde maar voelbare spanning, die zich evenwel nooit tegen ‘de toerist’ keerde. Uit veiligheidsoverwegingen sliep ik bij een lokaal gastgezin. Vanaf mijn house boat, een van de weinige die er niet nutteloos bij lag, partycrashte ik een naburig trouwfeest, waar de ritmes van tabla’s en uitbundig gezang mij lokten. Met open armen, vele kopjes thee en vriendelijke gebarentaal werd ik er ontvangen. Maar de alomtegenwoordige militaire controleposten creëerden een grimmige sfeer. Op elke straathoek en op elke rotonde verscholen Indiase militairen zich achter bunkers van zandzakken en prikkeldraad, de blik en de trekker op scherp.
Anno 2014 zijn de militaire controleposten grotendeels uit het straatbeeld verdwenen. Het aantal westerse toeristen kun je nog steeds op één hand tellen, maar je voelt dat het niet lang meer zal duren voor het Westen en masse terugkeert, zoals in de swingende jaren zeventig, toen hippies neerstreken op Dal Lake als bijen op een honingpot. Alvast de Indiase toeristen, aangetrokken door het milde klimaat en vertrouwd met het landschap dat ze kennen uit talloze Bollywoodproducties, hebben de weg naar de gelukkige vallei teruggevonden.
Mogoltuinen
Watervallen klateren tussen de terrassen die als reuzentrappen van de oever van het meer de helling op klimmen, loodrechte kanalen tekenen symmetrische patronen in de plantsoenen, fonteinen strak in het gelid zorgen voor verkoeling en een vrolijke sfeer. Magnolia’s bloeien, rozen verspreiden hun zoete geur, en het lied van een zingend groepje schoolkinderen schreeuwt om aandacht, de jongens in schooluniform, de meisjes zedig gesluierd. In de schaduw van gigantische platanen rusten ouderlingen, en onder de eeuwenoude paviljoenen poseren geliefden. Geen betere plek voor een huwelijksreis, zo oordelen de toeristen uit India, die in kleurige sari’s flaneren door de ommuurde mogoltuinen, de topattractie van Kasjmir. Geen betere plek om verkoeling te zoeken, zo wisten ook de zeventiende-eeuwse heersers die hier hun zomerresidentie vestigden.
“Shalimar Bagh, letterlijk ‘de verblijfplaats van de liefde’, werd door keizer Jahangir in 1619 gebouwd ter ere van zijn echtgenote Nur Jahan”, vertelt gids Nassir Malik. “De vorst, een nazaat van de Mongoolse heersers Timoer Lenk en Dzjengis Khan, hield net als zijn voorouders van de nomadische levensstijl. Afkomstig uit de groene vallei van Fergana (Kirgizië) haatte hij India : veel te warm, droog en stoffig. Hij verafschuwde de hitte van Agra, de hoofdstad van zijn immense rijk. ‘Als ik sterf in India, begraaf me er dan niet, maar neem me mee terug naar huis’, smeekte hij. Omdat Kasjmir hem herinnerde aan Fergana, installeerde hij hier zijn zomerhoofdstad. Elk jaar reisde hij met zijn gigantisch gevolg op paarden en kamelen van Agra naar Kasjmir, een reis van 1100 kilometer. Vier weken waren ze onderweg.”
Opmerkelijke details tonen aan hoe gesofisticeerd de bouwkunst van de mogols was. “Als je de kraan opent, beginnen alle fonteinen gelijktijdig te spuiten, zowel die op het hoogste als op het laagste terras, puur op zwaartekracht”, vertelt de gids. “Achter een waterval op het privéterras van de vorst liggen talloze nissen, kaarsenhouders voor een feeëriek spektakel bij nacht.”
Al even betoverend is Nishat Bagh, ‘de heerlijke tuin’, twaalf terrassen bezaaid met chenar-bomen, oosterse platanen, magnolia’s en kastanjebomen. De mogols genoten tijdens de zomer niet alleen van het milde klimaat en de bloemen, maar ook van het overvloedige fruit. Peri Mahal, een kleinere tuin hoog op de heuvel, diende als observatorium om naar de sterren te kijken. Je hebt er een schitterend panorama over de stad, het Dalmeer en het gebergte. “Vroeger had het meer een oppervlakte van 22 vierkante kilometer, tegenwoordig is het nog maar half zo groot”, treurt Malik. “De drijvende tuinen nemen steeds meer ruimte in.”
Ambachten brengen redding
Op de Kralsangriheuvel, voorbij de Tulpentuin, neem ik mijn intrek in het gloednieuwe Vivanta by Taj. Het resort telt slechts 82 suites en kamers, elk genietend van een schitterend panorama op het meer en het majestueuze Zabarwangebergte. De stijl is modern en hedendaags, met accenten die verwijzen naar de ambachten die rijkdom brachten naar deze vallei. De investeringen in hotels getuigen van het vertrouwen in een betere toekomst voor Kasjmir.
“Voor de strubbelingen kwam zeventig procent van onze inkomsten uit toerisme”, weet Malik. “De crisis van de jaren negentig overleefden we slechts dankzij onze ambachten : koper en zilver, houtsnijwerk uit walnoot of eik, gelakt papier-maché, tapijten en sjaals in pashmina, de allerfijnste wol.” Allemaal de verdienste van Sayyid Ali Hamadani, een Perzische soefipoëet en profeet die de islam introduceerde. “Hij wou niet alleen religie brengen, maar ook vaardigheden. Tijdens zijn eerste bezoek kwam hij met honderden gespecialiseerde ambachtslui : de beste wevers, koperslagers, zilversmeden, houtbewerkers… Als je iets doet met hart en ziel, zul je nooit van honger sterven, predikte hij. Dankzij onze kunstvaardigheid overleefden we.”
Sjah Hamdam, een moskee uit de twaalfde eeuw langs de Jhelumrivier, eert de moslimmissionaris. Het schitterende houten gebouw, zonder één spijker of schroef, noemen locals de papier-machémoskee. Al even indrukwekkend is de Jami Masjid, gestut door een woud van 300 zuilen, een gebedsplaats voor 33.000 gelovigen. “Groter dan de grote moskee in Delhi”, pocht de gids.
Drijvende stad
In de oude stad van Srinagar blijven de Indiase toeristen weg, maar het doolhof met zijn eeuwenoude huizen is zeker een bezoek waard. Verdwaal er tussen de ketelslagers en de kruidenkramen, slenter langs de zeven bruggen over de rivier, en verbroeder met de Kasjmiri, steevast blij een toerist te zien.
Zo verlaten als het oude centrum erbij ligt, zo druk is het op het Dalmeer. Zodra de zon door de wolken priemt, maken toeristen boottochtjes met een shikara, best te vergelijken met een gondel. Het is een unieke manier om de stad op het water te verkennen, met zijn drijvende tuinen, zijn ochtendlijke groentemarkt, en honderden house boats, een erfenis uit de koloniale tijd. “Omdat de maharadja van Kasjmir de Britten verbood land te bezitten, bouwden ze hun drijvende huizen op het water”, verduidelijkt de gids. Bij mijn eerste bezoek lagen de meeste house boats er verlaten bij, tegenwoordig investeren hotelondernemers in renovatie.
Ik verblijf in Sukoon, een nieuwe boot die vijfsterrenservice biedt in evenveel kamers. Het houtsnijwerk is indrukwekkend, het eten verrukkelijk, de bedden kingsize. Sukoon biedt ook als enige house boat een dak- terras, de ideale plek om het leven op het water voorbij te zien glijden. Af en toe peddelt een venter langs, nu eens zwaar geladen met fruit en groenten, dan met pashmina’s en juwelen, of met zaden en saffraan. “Vanochtend gekocht op de drijvende markt”, lieg ik, waarna de verkopers mij steevast een prettige dag wensen.
Als ik de laatste ochtend ontbijt op het dakterras, bemerk ik een gewapende militair op elke boot. Verzandt Kasjmir terug in het aloude conflict ? “Geen nood”, sust de chef terwijl hij een eitje klutst. “Op de oever worden de stemmen van de verkiezingen geteld. Een spannend moment. Die militairen zijn er slechts uit voorzorg.”
Jo Fransen
Het conflict
Het Kasjmirconflict, een langlopende betwisting tussen India en Pakistan, is zo oud als de ontstaansgeschiedenis van de landen zelf. Bij de splitsing van Brits-Indië in 1946 werd India toegewezen aan de hindoes en Pakistan aan de moslims. In Kasjmir, toen een autonoom vorstendom, leefden hoofdzakelijk moslims onder het bestuur van maharadja Hari Singh. Ofschoon de bevolking een voorkeur had voor de aansluiting bij Pakistan, koos de maharadja voor India.
In 1949 werd een wapenstilstand getekend waarbij het gebied verdeeld werd tussen Pakistan en India. Van het beloofde referendum kwam niets in huis. In 1999 infiltreerden islamitische guerrillastrijders Kasjmir, maar ze werden teruggedreven. In 2002 liepen de spanningen op en werden de grenzen gesloten. In april 2003 kwam het tot een totale wapenstilstand.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier