Werkmansjassen, cargobroeken en overalls hangen vandaag in elke hippe kleerkast en worden zelfs verpakt als high fashion. Iedereen garagist?
‘C’est notre Veste de Camionneur.’ De jongedame in de Prada-hoek van de Parijse Galeries Lafayette haalt een stevige blauwe katoenen jas uit het rek, met opgestikte zakken en een hemdkraag. Ze wijst ook naar een turquoise versie. ‘Deze jas komt uit de collectie van twee jaar geleden, maar is zo populair dat we ze blijven aanbieden.’
Ik ga eerlijk zijn, ik vond dit een verrassing, want ik associeer high fashion niet met de werkkledij van arbeiders. En Prada is niet alleen. Er waren de afgelopen jaren Louis Vuittons Workwear Cotton Blousons. Saharienne-jackets van Saint Laurent, Paul Smiths kobaltblauwe chore-jasjes, geborduurde Dries Van Noten-bomberjacks en Maison Margiela-overalls.

Als ik haar vertel dat ik een stuk over workwear aan het schrijven ben, begint de winkeldame bovendien enthousiast allerlei Franse merken op te noemen. ‘Brut. Le Mont Saint Michel. Kidur. Vetra. Le Laboureur.’ Om maar te zeggen: workwear is een ding.
Tabi’s en T-shirts
Workwear is niet sinds kort een ding, het is het al een paar eeuwen. U en ik, wij dragen op regelmatige basis werkkledij. Jeans werd midden negentiende eeuw ontworpen als ‘halve overall’ voor mijnwerkers, het T-shirt dat je erop draagt haalden we bij Amerikaanse soldaten, die het onder hun uniform aantrokken. Het flanellen ruitenhemd dat je er op herfstdagen over aandoet – het motief gaat terug tot de Kelten – werd na de kolonisatie van de VS door boeren, cowboys en houthakkers geadopteerd en voor je tabi’s haalde Margiela inspiratie bij de negentiende-eeuwse schoenen van Japanse boeren en arbeiders.
Het is een dure liefde: een goede vintage workwearjas kan duizenden euro’s kosten.
Wat in onze kleerkast hangt, is niet ontstaan in een vacuüm, het is geëvolueerd met onze wereld en levens, uit wat onze overgrootouders droegen, om te werken, naar de mis te gaan, in te jagen, te feesten of te trouwen. Elk kledingstuk heeft zijn eigen verhaal, maar tijd en design spelen een rol in wat in de plooien van de geschiedenis verdween en wat we in moderne versie nog dragen, denkt workwearverzamelaar en auteur van het tweejaarlijkse magazine Avant Eric Maggiore.

‘Utilitaire ontwerpen zoals jeans of le bleu de travail zijn makkelijk én praktisch om te dragen, omdat ze er vele jaren over deden om getweakt te worden tot het perfecte stuk dat ze nu zijn. Als je naar de eerste jeansjasjes kijkt, en naar wat er nu in de winkel hangt, zie je niet veel verschil. Ik heb jassen en traditionele largeot-werkbroeken in mijn verzameling die honderd jaar oud zijn en nog altijd modern aanvoelen. Omdat ze goed ontworpen zijn, van materiaal gemaakt zijn dat mooi oud wordt en gerepareerd kan worden.’ Wat werkt, blijft bestaan.
De boerenkiel van Monet
Natuurlijk zit een tuinbroek lekker als je wat in de tuin rommelt, maar we dragen ‘werkkleding’ niet alleen omdat het comfortabel is, weet onderzoeker Eldina Begic. Zij cureerde in 2023 de Workwear-tentoonstelling voor het Nieuwe Instituut in Rotterdam.
‘Sinds de industriële revolutie werd er specifiek kleding ontworpen om in te werken, een uniform werd een teken dat je waardevolle, geschoolde arbeid deed. Al vrij snel werd dit soort kledij ook gedragen door bijvoorbeeld kunstenaars, omdat ze een stevige symbolische waarde heeft. Utopische kleding kun je het noemen. Of door mensen als William Morris en Oscar Wilde, die kritiek hadden op de ‘frullerige’ mode van hun tijd, en werkkledij zagen als praktisch, duurzaam en mooi.’
Modehuizen hebben archieven vol workwear, waar ze veel inspiratie uit halen.
De Russische schrijver Tolstoj droeg de laatste jaren van zijn leven altijd een boerenhemd, dat vandaag zelfs zijn naam draagt, en kunstenaars als Monet en Matisse droegen in hun atelier een smock die veel weg had van een boerenkiel.
‘Vakbondsmensen die zelf niet in de fabriek werkten, droegen wel arbeiderskleding om solidariteit en engagement te tonen’, vertelt auteur A.W. Sylvester, die in november An Informal Guide to Workwear uitbrengt. ‘Of neem Winston Churchill in zijn siren suit tijdens de Tweede Wereldoorlog, en hoe dat vandaag navolging vindt bij de Oekraïense president Zelensky, met kleding die op een militair uniform lijkt, maar het niet is. Kleding stuurt een duidelijke boodschap. Misschien dat onze liefde voor workwear een illustratie is van wat toneelschrijver Emile Augier een ‘nostalgie de la boie’ noemt, een verlangen naar de modder. Ik zie het als een hang naar eenvoud.’

In de inleiding van Sylvesters boek verwijst auteur Derek Guy naar de politieke revoluties van de 18de en 19de eeuw. ‘Liberté, Egalité, Fraternité, de waarden van de Franse en veel andere revoluties, zijn liberaal. Denk: gelijkheid, persoonlijke vrijheid, de waardigheid van het individu en de wijsheid en waarde van “gewone” mensen. Werkkleding zoals klusjassen en tuinbroeken draagt het idee van leven en werken in zich. Werkkledij wordt zo leesbare geschiedenis.’

Het zit zelfs in onze taal, weet Sylvester. ‘Denk aan witte en blauwe boorden. Land- en fabrieksarbeiders droegen blauwe chambray hemden, wie in een kantoor werkte droeg een wit hemd. Wij gebruiken die termen nu om het soort werk te omschrijven dat mensen doen. Hetzelfde met het idee van de redneck in de VS, een verwijzing naar de rode zakdoeken die arbeiders rond hun nek bonden om hun hemdkraag te beschermen tegen vuil en zweet.’
Rebel in tuinbroek
Niet alleen artiesten en politici adopteren werkkledij, in de loop van de vorige eeuw volgen de sub- en tegenculturen elkaar op, vaak om heel verschillende redenen.
James Dean, Elvis, Marilyn Monroe en Amerikaanse tieners maakten van denim het uniform van rebellen wereldwijd en in de jaren 60 kozen leden van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging het als uniform, legt Sylvester uit. ‘Dungaree clubs begonnen hun werkkleren ook te dragen voor kerkbezoek en bruiloften, want als ze niet gerespecteerd werden als burgers, zouden ze ook geen “respectabele” kleren dragen.’

Aan onze kant van de oceaan kiezen Franse bohemiens en avant-gardisten sinds het begin van de eeuw voor de velours broeken, blauwe blazers, overalls, smocks en de stevige laarzen van arbeiders en ambachtslui, en later zien we hippies, linkse studenten, punkers, skinheads en new-wavers in salopettes, parka’s, donkey-jassen en Dr. Martens. Skaters en bergbeklimmers hebben stevige kleding nodig die valpartijen doorstaat, en kiezen voor double knee-Carhartt en cargobroeken van Dickies.
Veertig jaar lang droeg Bill Cunningham, straat- en societyfotograaf voor The New York Times, zijn bleu de travaille, Daniel Day-Lewis wordt door modeblad GQ de boss van workwear genoemd omwille van zijn duidelijke voorliefde voor de stijl, en zowel Rei Kawakubo als Martin Margiela ontwierpen in de jaren tachtig stofjassen voor hun personeel.
In de jaren negentig poseerden hiphoppers voor hun albumcovers in oversized Carhartt en Ben Davis. ‘Andere rappers kozen voor de blauwe werkkleren die in Amerikaanse gevangenissen gedragen werden’, vertelt Sylvester. ‘Rond de eeuwwisseling ontstond er een jacht op vintage workwear en zie je in heel wat collecties, van winkelstraat tot catwalk, workwearreplica’s en -invloeden opduiken.’
Vintage via Japan
Workwear mag dan al een Amerikaans tintje hebben, dat liefhebbers intussen al vijfentwintig jaar wereldwijd vintagewinkels en -markten leegkopen, heeft volgens Maggiore toch een Japans randje.
‘In de late jaren zeventig keken jonge Japanners naar de VS voor hun populaire cultuur en stijl. De preppy Ivy League-stijl en originele jeans waren superpopulair, en omdat niemand in de VS in die tijd geïnteresseerd was in vintage, trokken Japanse dealers naar Amerika om daar massaal oude jeans en workwear op te kopen. Dat wekte de belangstelling van zowel de Amerikanen als Europeanen, die ook op zoek gingen naar authentieke workwear.’
‘Een vriend van mij is een van Frankrijks grootste vintage-workweardealers, en hij schuimt al jaren markten, maar ook boerderijen af op zoek naar schatten. Door de komst van het internet, en zeker ook Instagram, werd workwear cool en dus populair, waardoor goede vondsten steeds zeldzamer worden. Echte vintageworkwearfans zijn nog altijd een kleine groep, maar de trend is vandaag een stuk meer mainstream.’
Zelf ontdekte Maggiore zijn liefde voor workwear toen hij in 2011 naar New York trok. ‘Ik ontdekte in tweedehandszaken broeken en jassen die zestig, zeventig jaar geleden door arbeiders gedragen werden, maar er vandaag nog prima uitzien. Het is een dure liefde, want een goede vintage workwearjas kan duizenden euro’s kosten. Zelfs heel wat gereproduceerde stukken kosten tot vijfhonderd euro.’
Skateproof
Het lijstje van de Prada-verkoopster gaf al aan dat er heel wat merken zijn die vandaag nog altijd workwear produceren. Franse bedrijven als Le Laboureur, Le Mont Saint Michel en Kidur, maar ook het Amerikaanse Carhartt en Dickies maken klassieke werkvesten en cargobroeken.
En heb je niet zo’n hang naar authenticiteit, dan zijn er heel wat designers die zich laten inspireren door workwear, maar hun eigen ding doen. Carhartt WIP, bijvoorbeeld, dat ‘vernieuwde klassiekers’ maakt. Of Brut, dat een immens archief opbouwde waar modemakers en designers inspiratie komen opdoen, en dat in 2020 een eigen merk opstartte.
In ons land tekent Nick Haemels, die bij Raf Simons, Burberry en Arte werkte, de eigen collectie van Lockwood. ‘Het is niet puur workwear, maar ons publiek bestaat voornamelijk uit skaters en die gebruiken hun kleding zeer intensief. Het moet tegen heel wat kunnen, en dan grijp je bijna vanzelf terug naar de vormen, technieken en materialen van workwear. Ik merk dat zware canvasstoffen en zelfs jersey ook op prijs gesteld worden door de klanten, ze associëren het met kwaliteit.’
Of kwaliteit ook de reden is waarom Prada, Vuitton en co. zich af en toe aan op workwear geïnspireerde stukken wagen? Toen we het hun vroegen, kregen we niet echt een antwoord, dus gingen we te rade bij andere deskundigen. ‘Tijdens mijn onderzoek naar workwear ontdekte ik tot mijn verbazing dat heel wat modehuizen grote archieven vol workwear hebben’, vertelt Eldina Begic.
‘Ze zijn daar vrij stil over, maar het is duidelijk dat ze daar heel wat inspiratie uit halen. Dat gebeurt massaal in Japan, maar zeker ook in Europa en Amerika. Het lijkt alsof deze kledingstukken een blueprint zijn: goed ontworpen, duurzaam, sterk, en met een verhaal.’
‘Designer Massimo Osti was een groot verzamelaar van workwear en deed er in de jaren tachtig echt innovatieve dingen mee. Ook Nigel Cabourn en Helmut Lang steunen op de workweartaal als basis voor interessante ontwerpen. Of neem Yohji Yamamoto, die al zijn hele carrière zowel Japanse als Amerikaanse workwear verfijnt tot gestyleerde, bijna romantische kledingstukken. Hij beïnvloedde op zijn beurt dan weer heel wat Belgische designers. Luxehuizen laten zich door heel wat verschillende culturen, tradities en stijlen beïnvloeden, en een toets van fetisj voor de arbeid waar deze kledingstukken mee geassocieerd worden zal er zeker in zitten.’
Misschien verwijzen ze niet alleen naar de oorspronkelijke workwearstijl, denkt Sylvester. ‘Vergeet niet dat de hiphop- en skaterstijl van de nineties, Y2K-mode en ook de vintagecultuur van vandaag verweven zijn met workwear, en dat modehuizen ook die referenties meenemen. En ja, er zit ook een appreciatie in, denk ik. Christian Dior droeg naar het schijnt ook een stofjas als hij in zijn atelier kwam, en zowel Yamamoto als Martin Margiela ontwierpen stofjassen voor de mensen achter de schermen.’
‘Toen Margiela de jas vervolgens in 1989 ook in zijn collectie opnam, en personeel en modellen samen de catwalk op stuurde, voelde dat toch aan als een vorm van appreciatie voor de mensen die het werk deden achter de schermen van het merk.’