Modeontwerper Iris van Herpen: ‘Hoog tijd dat vrouwen het voor het zeggen krijgen’
Iris van Herpen is een van de meest geprezen modeontwerpsters ter wereld. Ze bekoort sterren als Beyoncé en Lady Gaga, maar ook kunstmusea. Eind deze maand opent haar solo-expositie in Parijs.
Op 29 november opent in het Parijse Musée des Arts Décoratifs een overzichtstentoonstelling met het werk van Iris van Herpen. Die loopt tot april volgend jaar en reist daarna de wereld rond. Het is uitzonderlijk dat een ontwerper al na vijftien jaar zo’n grote tentoonstelling krijgt in het MAD, waar in het verleden namen als Jean Paul Gaultier, Thierry Mugler en Dries Van Noten exposeerden. Maar de Nederlandse uit Wamel, een dijkdorp met hoop en al tweeduizend inwoners, is dan ook uitzonderlijk. ‘Een van de meest vooruitstrevende modeontwerpers van haar tijd’ noemt het museum haar in zijn perscommuniqué.
Van Herpens werk balanceert op de rand van mode en kunst. Ze is een pionier wat betreft het gebruik van nieuwe technologieën (zoals 3D-printing) én een expert in traditioneel handwerk. Haar jurken ogen zowel futuristisch als organisch. Monumentaal en tegelijkertijd ijl, alsof ze de zwaartekracht tarten. En ook de shows van Van Herpen zijn vaak uitzonderlijk. Zo werd in 2017 haar show begeleid door muzikanten die, liggend in waterbassins met zuurstofflessen, hun instrumenten bespeelden. In 2015 werd de jurk van actrice Gwendoline Christie afgewerkt door robots, terwijl ze op de catwalk lag.
Christie is maar een van de bekende klanten van Iris van Herpen. Haar jurken worden al jaren gedragen door de groten der aarde. Van Beyoncé en Lady Gaga tot koningin Máxima en Tilda Swinton, die ook het voorwoord van het begeleidende boek bij de tentoonstelling schreef. “Het wordt een mode-expositie, maar ook veel meer dan dat”, zegt Van Herpen van achter de computer in haar atelier in Amsterdam. “Ik heb er samen met de curatoren bijna vijf jaar aan gewerkt. Het geeft een overzicht van mijn werk, in totaal honderd looks verdeeld over twaalf zalen. Maar we hebben ook artiesten uit andere disciplines uitgenodigd met wie ik heb samengewerkt of door wie ik ben geïnspireerd. Dat zijn nog eens tachtig werken.”
Een van die artiesten is de Belgische kunstenaar Wim Delvoye. Hoe ben je bij hem terechtgekomen?
Van Herpen: “Ik ken zijn werk al jaren. Ik vind het mooi hoe hij gotische kathedraalkunst combineert met hedendaagse elementen. Jaren geleden heb ik de Cathedral Dress gemaakt, een jurk die geïnspireerd is op de architectuur van Europese kathedralen. Die twee werken staan naast elkaar in de tentoonstelling.”
Is er één jurk in de tentoonstelling die er voor jou uitspringt?
“Ik heb een speciale band met de finalejurk uit de Sensory Seas-collectie, die te zien is in de tweede zaal. Die verandert volledig van vorm als je haar draagt. Dat idee van transformatie is een belangrijk thema in mijn werk. Voor deze collectie heb ik me laten inspireren door de onderwaterwereld en hoe allerlei dieren onder water in slow motion bewegen. Ik heb veel gekeken naar die bewegingen en geprobeerd om die veranderende vormen vast te leggen in mijn ontwerpen. Bij de finalejurk is dat het allerbest gelukt.”
Met naald, draad en een 3D-printer
Nog zo’n iconisch stuk in de expositie is de look die ook de cover van het boek siert: een 3D-geprinte top uit de Crystallization-collectie. Je was toen, in 2010, de eerste die 3D-geprinte kledingstukken op de catwalk toonde.
“Die collectie staat symbool voor de transformatie die ik toen zelf doormaakte. Tot dan was ik enkel gericht op handwerk, en dat ben ik nog steeds, maar voor de ontwikkeling van mijn werk was het belangrijk om buiten mijn bubbel te treden. Ik ben er toen ook andere disciplines bij gaan betrekken. Door samen te werken met onder anderen wetenschappers en architecten ben ik op een andere manier naar mijn eigen discipline, mode, gaan kijken.”
Mijn ontwerpen lijken zwaar, maar dat is gezichtsbedrog. Als je zo’n lichaamssculptuur aantrekt, voelt het gewoon als een jurk van stof.
Iris van Herpen
Hoe ben je op het idee gekomen om met 3D-printing te werken?
“Ik deed mee aan een project van het centrum voor architectuur in Amsterdam, waarbij ontwerpers aan architecten werden gekoppeld. Zo kwam ik in contact met Benthem Crouwel (architectenbureau bekend van het Stedelijk Museum in Amsterdam en het station van Rotterdam, red.). Zij maakten hun maquettes al met 3D-printers. Ik voelde toen intuïtief: hier moet ik iets mee. Dit is een nieuwe vorm van borduurwerk. En dat is het ook geworden. Het heeft dezelfde soepelheid en zachtheid als een borduursel, maar het is veel sterker dan wanneer je enkel met naald en draad zou werken.”
Een maquette is niet hetzelfde als een jurk, die rond een lichaam moet bewegen. Hoe heb je dat aangepakt?
“Ik ben in hele dunne lijntjes gaan printen, van één millimeter, waardoor het vanzelf flexibeler werd. Al moet ik er wel bij zeggen dat je in die eerste 3D-prints best niet ging zitten. Ze waren wel flexibel, maar nog steeds heel fragiel. 3D-bedrijven waren ook niet bezig met mode. Ze deden wel materiaalonderzoek, maar enkel voor architecten of designers. Ik ben toen met veel bedrijven gaan praten. Materialise uit Leuven was een van de eerste die open-minded was en wilde meedenken. We hebben de voorbije jaren ook veel research gedaan met MIT (Massachusetts Institute of Technology, red.). Zij kunnen nu zo fijn printen als de haartjes van een veer, dat is bijna niet te zien met het menselijk oog.”
Zijn al je jurken bedoeld om gedragen te worden?
“Ja, toch zo’n 95 procent ervan. Heel af en toe zit er een wat abstracter statement piece in de collectie, maar eigenlijk wordt alles ontworpen en gemaakt om te dragen. Door de gelaagdheid en het volume van mijn jurken lijken ze soms zwaar, maar dat is gezichtsbedrog. Wij hebben in het atelier technieken ontwikkeld die volume creëren, maar tegelijk heel licht en zacht zijn. Dat horen we ook van onze klanten en de vips voor wie we werken. Als je zo’n lichaamssculptuur aantrekt, voelt het gewoon als een jurk van stof.”
Je gebruikt zelf het woord sculptuur. Ben je nu een ontwerper of een kunstenaar?
“Die vraag krijg ik vaak. Ik geloof dat mode een vorm van kunst is, of dat in ieder geval kan zijn. Het is heel erg van deze tijd om mensen in één vakje te willen stoppen. Als je terugkijkt in de geschiedenis, dan was het de normaalste zaak dat iemand én kunstenaar én wetenschapper of ontwerper was.”
Heeft die drang om te innoveren er altijd in gezeten?
“Eigenlijk wel. Een van mijn eerste collecties, Chemical Crows, ging over de alchemisten. Ook zij waren bezig met het transformeren van materialen. De visie was er dus al, mijn skills heb ik met de jaren verfijnd. Ik heb echt geprobeerd de grenzen van de mode te verleggen en een eigen taal te creëren. We gebruiken bijna nooit een stof die je zo in de winkel kunt kopen. En veel van de technieken die we gebruiken worden nergens anders ter wereld toegepast. Het grootste compliment dat ik kan krijgen, is dan ook als iemand een creatie van mij herkent, zonder dat mijn naam erbij vermeld staat.”
Regels breken
In 2011 werd je toegelaten tot het selecte clubje van de Fédération de la Haute Couture. Hoe is dat gebeurd?
“Zij hebben mij benaderd nadat ze mijn werk hadden gezien. Alles viel toen op zijn plaats. Ik maakte al one-offs op maat, couture dus, maar het was nooit in me opgekomen om lid te worden van de Fédération. Ook omdat ze toen nog veel regels hadden waaraan ik niet voldeed. Je moest een atelier hebben in Parijs met minimaal honderd werknemers en alleen maar handwerk doen. Wij zaten in Amsterdam met een klein team en gebruikten ook 3D-prints. De Fédération heeft die regels toen aan de kant geschoven om plaats te maken voor een nieuwe generatie.”
Hoeveel stukken maak je per jaar?
“Ongeveer dertig. En dan zijn er nog de collectiestukken, ook een dertigtal, waarvan we achteraf een deel verkopen aan klanten en musea. Dat lijkt niet veel, maar je moet weten dat in één stuk ongeveer drie à vier maanden werk kruipt. Er werken ook altijd meerdere mensen aan één ontwerp.”
Het grootste compliment dat ik kan krijgen, is als iemand een creatie van mij herkent, zonder dat mijn naam erbij vermeld staat.
Iris van Herpen
Hoeveel kost zo’n jurk?
“Dat verschilt per ontwerp, maar het begint bij dertigduizend euro. We doen ook special requests, zoals custom bruidsjurken. Die prijzen kunnen oplopen tot honderdduizend euro of meer.”
Je hebt ook even een prêt-à-porterlijn gehad.
“Heel kort, drie seizoenen. Dat was na het winnen van de Andam-prijs in 2014. Een deel van die prijs bestaat uit begeleiding bij het maken van prêt-à-porter. Daar was ik ook echt nieuwsgierig naar. Alleen kon geen enkele fabriek waarmee we moesten samenwerken de technieken waarin we jaren hadden geïnvesteerd ook uitvoeren. Het voelde alsof ik moest schilderen met mijn handen op mijn rug. Terug naar het niveau van de Academie. Ik had geen zin om alles wat ik jarenlang had opgebouwd weer over de schutting te gooien. Ik heb er toen bewust voor gekozen om alleen nog haute couture te doen. Ook met het oog op de toekomst. Ik wil een cleaner businessmodel creëren, enkel gefocust op slow fashion.”
Je staat aan het hoofd van een klein maar rendabel couturehuis. Toch zijn het vandaag vooral mannen die de topfuncties in de mode bekleden. Wat vind je daarvan?
“Ik vind het veel te langzaam gaan. Het wordt hoog tijd dat meer vrouwen het voor het zeggen hebben. Waarom? Omdat het bestaande vrouwbeeld al eeuwen door mannen wordt bepaald. Als je een rijker en meer divers beeld wilt van wat vrouwelijkheid is, moet je in de eerste plaats meer vrouwen aan het woord laten. Elke vrouwelijke ontwerper zal daar andere ideeën over hebben, maar het zullen tenminste nieuwe ideeën zijn. Ik vind dat er überhaupt te veel herhaling zit in wat er ontworpen wordt. Als de rollen gelijker verdeeld zouden zijn, krijg je volgens mij ook meer bijzondere ontwerpen.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier