Met haar derde show in Parijs afgelopen maart gooide Julie Kegels hoge ogen. Omwille van de collectie, maar ook om de locatie die zo treffend was gekozen. Hoe vindt ze die? Een dag in het spoor van de Antwerpse designer.
Julie Kegels heeft zichzelf 48 uur gegeven om de perfecte locatie te vinden voor haar vierde show, begin oktober tijdens de modeweek van Parijs. Noëmi Orgaer, een jeugdvriendin, leidt de location hunt, kriskras richting alle uithoeken van de stad. ‘Gisteren bezochten we al tien plekken’, zegt Julie.‘En vandaag volgt de rest.’
Noëmi, architect van opleiding, werkt sinds een jaar als freelance designer in Parijs. Ze maakt minstens een keer per week met haar vriend een lange wandeling door Parijs, vaak door de arrondissementen aan de rand. Ze zwerft tegelijk ook door Google Maps op haar telefoon, omdat je daar soms meer ziet dan op de begane grond. En ze houdt een lijst bij met de plekken die haar geschikt lijken voor een defilé.

‘Locaties zoeken is heel fijn’, zegt Julie. ‘Je komt op fantastische plekken. Maar we stappen wel de hele dag door. Gisteren ben ik om tien uur aangekomen in Gare du Nord. De eerste afspraak was om halfelf. We doen veel met de fiets, of te voet, of met Uber. Vandaag doen we de rest van de lijst, daarna spring ik meteen weer op de trein naar Antwerpen.’
We staan voor een massief blok met sociale woningen in het veertiende arrondissement, postmodern, met spiegelglas. Het is een ontwerp uit 1985 van Ricardo Bofill, de Spaanse architect die in de banlieue van Parijs ook Les espaces d’Abraxas bouwde, een dystopisch complex waar verschillende scènes uit The Hunger Games werden gefilmd. Ze willen heel graag het dak op, maar dat blijkt ontoegankelijk. Te gevaarlijk, zegt de conciërge.

De torenhoge, Grieks geïnspireerde zuilen aan de ingang van het gebouw krijgen de goedkeuring van Kegels en Orgaer. ‘Past wel bij de collectie.’ De tuin onder het blok, dat een halve cirkel vormt, vinden ze dan weer ‘te groen’. Verdict: een leuke plek die Julie doet denken aan ‘die film met rare aliens, met Will Smith’.
Elk z’n plek
Waar je als ontwerper showt tijdens de modeweek, is misschien minder belangrijk dan wat je toont. Maar de plek die je kiest, maakt wel deel uit van het verhaal dat je wilt vertellen – over jezelf, je merk of je collectie. Dat was ooit anders. De historische couturehuizen hadden hun eigen salons. Het idee van een modeweek moest nog worden uitgevonden.
Toen de prêt-à-porter doorbrak, vanaf de jaren zeventig, hokten confectiemerken voor hun shows vaak samen in tentoonstellingshallen of tijdelijke tenten en barakken. Dat was vooral praktisch. In de nineties werd onder het Louvre nog een reeks zalen uitgegraven met de bedoeling er zoveel mogelijk shows te laten plaatsvinden. Intussen liggen de op maat gebouwde zalen van de Carrousel du Louvre er al jaren verlaten bij.
Er was nog iemand anders geïnteresseerd in het appartement dat we op het oog hadden. Dat bleek Jacquemus te zijn.
Martin Margiela was een van de eerste ontwerpers die voor zijn shows naar onverwachte plaatsen trok: een verlaten metrostation, een speelplein, een supermarkt. De Franse en Amerikaanse journalisten in hun Chanel-tailleurs en Hermès-sjaaltjes vonden dat, op enkele uitzonderingen na, ongehoord en kwamen jarenlang niet opdagen. Maar tegenwoordig zoekt elk merk zijn eigen stek op.
Niet elke ontwerper wil een locatie met karakter. Soms volstaat een neutrale ruimte, een grote schoenendoos. In het geval van de luxemerken wordt die dan gebouwd op de Cour Carrée van het Louvre of op het voorplein van Les Invalides. Kleinere labels moeten het doen met kleinere budgetten. Soms helpt de stad Parijs, door voor aanvaardbare tarieven historische zalen en gebouwen en leegstaande panden ter beschikking te stellen.

Veel locaties, van feestzalen tot leegstaande bank- of postgebouwen, worden gebruikt en hergebruikt en als je een paar jaar de modekaravaan hebt gevolgd, ben je niet meer zo snel verrast.
Miami Beach à la Kegels
Wie iets echt unieks wil, gaat zelf op stap. Julie en Noëmi vonden tot nog toe altijd ruimtes die nooit waren gebruikt voor een show. Na een discreet debuut in de vitrine van een leegstaande winkel in de Marais – de toeschouwers zaten buiten op twee houten banken, in de gietende regen met parasols met Julie Kegels’ logo erop — trok ze naar de tuin van een appartementsgebouw in de wijk Auteuil in het zestiende arrondissement.
Dat gebouw uit de jaren vijftig zit tussen een paar woningen van Le Corbusier en de rue Mallet Stevens, een doodlopende steeg met gebouwen van de gelijknamige architect. Onder de woontoren ligt een traanvormig vijvertje, in de organische stijl die zo typisch is voor de fifties. De rand van de waterpartij diende als catwalk, en de tuin werd omgetoverd tot Julie Kegels’ versie van een resort in, pakweg, Miami Beach. Titel van de collectie voor zomer 2025: A Pool Will Do.

‘Het was heel leuk om met de bewoners van dat gebouw te praten, allemaal fancy tachtigers, die elk hun mening hadden over de collectie.’ Ook die avond regende het – hard – maar dat deed er niet toe.
Vorig seizoen, voor de herfst 2025-collectie (titel: Dresscode) showde Julie in Salle Cortot, een juweel van een concertzaal van Auguste Perret uit 1929. Hermès en Miu Miu showen regelmatig in andere, veel grotere gebouwen van de architect. Jacquemus gebruikte in dezelfde periode het privéappartement van Perret voor twee kleine shows met telkens veertig toeschouwers. ‘Dat appartement hadden wij aanvankelijk ook op het oog’, vertelt Noëmi. ‘De stichting die het appartement beheert wou het eerst niet en toen weer wel.
Uiteindelijk lieten ze weten dat er nog iemand anders geïnteresseerd was, en of we dat erg vonden. Dat bleek Jacquemus te zijn. Toen hebben we onmiddellijk gezegd: nee, dat gaat niet.’ ‘Bovendien was het echt een klein appartement’, zegt Julie. ‘Als jong, beginnend merk kun je moeilijk mensen gaan wegsturen, zo dik is onze nek nog niet.’ Ze grijnst.
‘Je hoopt uiteindelijk dat er zoveel mogelijk volk komt. Maar het was wel een prachtige plek. Storytelling is heel belangrijk voor mij. Ik wil dat de ruimte van mijn show past in het verhaal dat ik met de collectie wil vertellen. Vaak zitten we met iets heel specifieks in ons hoofd, maar uiteindelijk wordt het dan toch iets totaal anders. In dit geval wilden we absoluut een plek met een kantoorvibe. En toen kwam Noëmi aanzetten met die concertzaal van Perret.’
Storytelling is heel belangrijk voor mij. Ik wil dat de ruimte past in het verhaal dat ik met de collectie wil vertellen.
‘Eerst ben je heel koppig. Ik had beslist: ik wil een kantoor, met veel hout. En dat theater had wel veel hout, maar het had niets van een kantoor. Noëmi heeft toen collages gemaakt, het zag er heel mooi uit, en zo ben ik toch nog overtuigd geraakt. De architectuur van de zaal paste bij de textuur, de prints en de materialen van de collectie. It made sense. En nog meer toen we er een performance bij bedachten, met een model dat zich voor en na de show aan- en uitkleedde op het podium.’
‘Ze wilden ons eerst niet’, zegt Noëmi, die ook het setdesign van de shows op zich neemt. ‘Die zaal hoort bij een conservatorium en wordt eigenlijk alleen gebruikt voor klassieke recitals. Mode vonden ze toch een brug te ver. Maar ik ben blijven doorzetten en gaf niet op. Uiteindelijk zeiden ze: “Goed, maar het moet op woensdag, tussen twee en vier uur ’s middags.” Als merk op de officiële kalender van de Fédération de la couture et de la mode kies je niet zelf wanneer je showt. Je krijgt een slot toegewezen van de organisatie, en daar moet je het mee doen, zeker als jong merk. We hebben de Fédération gebeld. Nee, zeiden die. Enfin, het is allemaal goed gekomen.’
Goed in de markt
‘De volgende collectie gaat over hoe een vrouw in de loop van de dag verschillende identiteiten kan hebben,’ vertelt Julie, ‘en hoe ze kan veranderen. Het gaat over transformatie en verandering, over actie. De ruimte moet die actie nog versterken. We willen een plek waar je niet te veel wordt afgeleid.’ Dat klinkt raadselachtig, maar dat is ook de bedoeling. De ontknoping staat gepland op 29 september.
‘Het gaat allemaal heel snel’, lacht Kegels, terwijl we in een Uber onderweg zijn naar de volgende plek op de shortlist. ‘Ik ben net terug uit New York, ik ben in Milaan geweest, en we hadden de voorbije maanden pop-ups in Antwerpen en Parijs. In het najaar doen we pop-ups in Tokio, Seoel en Shanghai, telkens met een evenement erbij. Dat is fijn, omdat er dan meer tijd is om met je klanten te praten, om iets dieper te gaan. Je leert ook de plaatselijke cultuur wat beter te begrijpen. In Japan ben ik al geweest, ik weet nu ongeveer hoe een normale dag er voor de mensen uitziet. Maar hoe is dat in China? Geen idee. Japan, China en Zuid-Korea zijn op dit moment mijn belangrijkste markten. Je moet als ontwerper je eigen visie volgen, maar je moet ook luisteren naar je klanten als je je merk wilt opbouwen.’
Eerst ben je heel koppig. Ik had beslist: ik wil een kantoor. Maar het zag er heel mooi uit. Zo ben ik toch nog overtuigd geraakt.
Wat heeft ze het voorbije jaar geleerd? ‘Dat je niet alles alleen kunt. Het is zalig als je als jonge ontwerper kunt samenwerken met andere jonge mensen die megagepassioneerd zijn en die samen met je willen groeien. Je moet gepassioneerd zijn, want de modewereld is hard en je kunt alleen slagen als je al je energie in je werk stopt.’
Ze vertelt ook dat ze geleerd heeft dat ze fouten mag maken. ‘Dat je van fouten kunt leren, en dat er altijd oplossingen zijn. Het is elke dag vallen en opstaan. Cijfers, sales: dat heb ik eigenlijk niet meegekregen. Daarvoor heb ik Mauranne, mijn zakenpartner. Je leert dat je dingen kunt delegeren. Als je alles zelf doet, boet je in aan kwaliteit en dan wordt het een grote puinhoop. Je moet focussen op waar je goed in bent.’

‘Ik ben 26. Een eigen merk hebben was altijd mijn droom, van jongs af aan. Na de Academie heb ik mijn kans gegrepen. Ik dacht, als ik het nu niet doe, dan komt het er misschien nooit meer van. Hoe ouder je wordt, hoe minder risico’s je durft te nemen. Ik geloof er echt in. En ik kan veel energie geven. Het gaat goed, maar het is zeker niet simpel. Er komt zo veel bij kijken. Ik hoop dat het over een jaar of vijf misschien allemaal wat stabieler is en dat ik dan bijvoorbeeld een gezin kan stichten. Daar heb ik nu helemaal geen tijd voor. Maar ik vind het ook wel aangenaam dat ik me nu volledig kan concentreren’, glimlacht ze.
De ideale catwalk
De Uber stopt in avenue Daumesnil in het twaalfde arrondissement, niet ver van Gare de Lyon. Daar loopt de Promenade Plantée, een voormalig spoorviaduct dat herontwikkeld werd als park en als voorbeeld diende voor de High Line in New York. Het eerste stuk van het park is alweer te groen, maar Noëmi vond een plek waar het wandelpad dwars door een appartementsgebouw gaat en vervolgens een brug wordt. Er is geen gras te bespeuren. Het pad vormt een perfecte catwalk. Langs weerszijden is er net genoeg plaats voor een rij zitjes.
Gisteren zagen ze al een vergelijkbare plek, onder de metrobrug die over de Pont de Bir-Hakeim leidt, aan de overkant van de Eiffeltoren. ‘Zulke plekken zijn ideaal omdat je er bijna niets meer moet voorzien.’ ‘Onder die brug gisteren was het ook erg schoon, alsof iemand er net had gestofzuigd.’
Noëmi wijst naar een ander gebouw dat ze tijdens een eerdere wandeling heeft opgemerkt: het lokale politiekantoor met op de bovenste verdieping, tussen de balkons, dertien gigantische exemplaren van Michelangelo’s Stervende Slaaf uit 1516. Het gebouw werd opgeleverd in 1991. ‘Ik had ergens gehoopt dat je onder die beelden door kon lopen,’ vertelt ze, ‘maar dat is niet het geval.’ ‘In een politiekantoor wil je toch niet showen’, lacht Julie.

‘Ik ben altijd bang van de politie.’ Maar over het wandelpad dat door een gebouw klieft, is ze voorzichtig enthousiast. Of het ook de showlocatie wordt, daar is ze nog niet uit. Ze hoeft ook niet onmiddellijk te beslissen. Er is nog tijd. En bovendien: als het verlanglijstje klaar is, moet er nog onderhandeld worden. Ook dat behoort tot het takenpakket van Noëmi, die sinds vorig seizoen tevens voor Bernadette Antwerp werkt.
De volgende locatie, de laatste voor we afscheid nemen, is het dak van een oude parkeergarage aan de voet van Montmartre. Julie en Noëmi weten eigenlijk al op voorhand dat deze plek het hoogstwaarschijnlijk niet wordt. De lift naar boven is piepklein en de man die ons rondleidt, weet onmiddellijk te vertellen dat er op het dak ruimte is voor maximaal dertig genodigden. De muurtjes zijn iets lager dan standaard. Als er een ongeluk gebeurt, dan is de garage verantwoordelijk. De plateaus worden gebruikt voor filmopnames en shoots.
‘Enkele weken geleden hadden we Mark Wahlberg hier,’ weet de man, ‘en daarna een K-popgroep, vijf meisjes, voor een video.’ En in september de volgende show van Julie Kegels? Allicht niet dus. Maar het 360 gradenuitzicht over Parijs is wel de omweg waard.