De kwaliteitscrisis in de mode: waarom gaan onze kleren zo snel kapot?
Wat is er aan de hand in modeland? Kleding lijkt alsmaar minder lang mee te gaan. Hoe komt dat, en hoe vermijden we slechte kwaliteit?
Op zoek naar een broek. Alweer, want de vorige is na amper een jaar dragen goed voor de recyclagecontainer. Het was nochtans geen goedkope broek, besteld via een louche online webshop. ‘Waarom gaan mijn kleren zo snel stuk?’ mopperen we onder vrienden. ‘Vroeger gingen T-shirts en broeken toch langer mee?’ Met vroeger bedoelen mijn leeftijdsgenoten en ik de jaren 90 en 2000. Maar als we onze ouders mogen geloven, was de kwaliteit toen al minder goed dan in hun jonge jaren.
Uit een enquête van VITO en Flanders DC, die werd uitgevoerd als onderdeel van een onderzoek naar een kwaliteitskader voor modemerken, blijkt dat niet enkel wij teleurgesteld zijn in de huidige kledingkwaliteit: ‘We ontvingen heel wat anekdotes over kledingstukken die al decennialang meegaan en nog in goede staat zijn, in tegenstelling tot recentere aankopen die veel sneller verslijten,’ vertelt Tom Duhoux. De oprichter van het duurzame denimlabel HNST is momenteel onderzoeker bij de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, kortweg VITO. Daar werkte hij samen met Flanders DC en Xandres aan een kwaliteitskader voor modemerken. Ook voert hij onderzoek naar wat een eerlijke prijs is voor kleding en hoe we in de toekomst vlot vezels kunnen recycleren.
Sinds de jaren tachtig is de modesector massaal gaan produceren in Azië, om de kosten te drukken. Mode werd veel meer een massaproduct.
Samira Lafkioui
Hoewel de teloorgang van kwaliteit moeilijk te staven is zonder een uitgebreid vergelijkend onderzoek, lijkt het niet onlogisch gezien de evolutie van de modesector. De behoefte aan een overkoepelend kwaliteitskader voor merken is duidelijk.
Het onderzoek van VITO toont ook een discrepantie tussen de verwachtingen van consumenten en de inschattingen van merken over de levensduur van kleding. Consumenten verwachten dat nieuwe kleding minstens drie tot vijf jaar meegaat, terwijl merken inschatten dat hun producten maximaal drie tot vijf jaar meegaan. Een schatting die ze doorgaans niet testen.
Wat maakt een kledingstuk kwalitatief?
Een kwalitatief kledingstuk is er een dat je lang kunt dragen, zonder snelle slijtage. Daar zijn de experts het over eens. ‘Het gaat om de actieve levensduur,’ zegt Tom Duhoux. ‘Een broek die al jaren in je kast ligt zonder gedragen te worden, zal natuurlijk niet slijten.’ Een kledingstuk dat je dagelijks kunt dragen zonder scheuren of losse knopen is de heilige graal.
Als kleding heel goedkoop verkocht wordt, dan is er stevig bespaard op zaken zoals grondstoffen en handenarbeid.
Alexandra De Raeve
Kwaliteit wordt ook vaak geassocieerd met comfort, een goede pasvorm en tijdloosheid. Daar sluit productiemanager Samira Lafkioui zich bij aan. ‘Ik zal niet snel heel trendgevoelige kleding kopen. Liever een stuk waar ik jarenlang plezier van heb.’ Lafkioui werkt onder meer voor modemerken Julie Kegels en RE Antwerp en deed in het verleden ervaring op bij merken zoals AF Vandevorst, Haider Ackermann en Raf Simons. Momenteel timmert Lafkioui ook aan de lancering van het digitale patronenplatform Polygonal.
Alexandra De Raeve, hoofd van het onderzoekscentrum FTILab+ en lector textieltechnologie aan de HOGENT, noemt de volgende basisprincipes van een kwalitatief kledingstuk: ‘Verzorgde naden, kleurvastheid, stoffen die niet snel rafelen of pillen en stevig aangenaaide knopen of ritsen.’
Veel hangt ook af van de functie van het kledingstuk. Een regenjas moet je beschermen tegen wind en regen, terwijl een luchtige zomerjurk andere eisen stelt. Het eerste moet stevig zijn en niet vaak gewassen worden; het andere zal waarschijnlijk vaker in de wasmachine belanden, maar hoeft niet tegen guur weer te beschermen.
De race naar de bodem
‘Als je in de archieven van het Modemuseum in Antwerpen kijkt, dan vind je kledingstukken van meer dan honderd jaar oud, in goede conditie. Ze worden uiteraard bewaard in de beste omstandigheden, maar deze stuks tonen aan dat het mogelijk is om kleding te maken die heel lang meegaat’, vertelt Samira Lafkioui.
De omslag valt te herleiden tot de opkomst van fast fashion. ‘Sinds de jaren tachtig is de modesector massaal gaan produceren in Azië, om de kosten te drukken. Mode werd veel meer een massaproduct: kleding werd goedkoper en het ritme sneller. Sindsdien kopen we meer voor minder geld. Als gevolg daarvan zitten we nu met bergen afgedankte kleding, gedumpt in landen zoals Ghana en Chili.’
De ultra fast fashion-spelers hebben de druk nog meer opgevoerd. Dat is niet goed voor de pasvorm en de kwaliteit en zorgt voor onethische werkomstandigheden.
Samira Lafkioui
‘Als iets heel goedkoop is, vinden consumenten het minder erg als het sneller moet worden afgedankt. Merken weten dit en zoeken daarom de grenzen op van hoeveel ze kunnen besparen op kwaliteit zonder klanten te verliezen,’ zegt Tom Duhoux.
Sinds merken zoals Primark en SHEIN de Belgische markt hebben overspoeld, stromen onze kringwinkels vol met kleding van slechte kwaliteit. Van alle textiel die binnenkomt bij Kringwinkel, is slechts 20 tot 30 procent goed genoeg om in de winkel te verkopen. Kringwinkel Antwerpen heeft daarom onlangs opgeroepen om slimmer en duurzamer te shoppen, zodat tweedehands winkelen weer aantrekkelijker wordt.
Kwantiteit boven kwaliteit
Door het snellere ritme in de mode, staat er enorm veel druk op de ontwerpers en de arbeiders. ‘Je hebt niet enkel een herfst-wintercollectie en een lente-zomercollectie, maar verschillende collecties per jaar. Er is continu nieuw aanbod van kleding te vinden, in winkels en online. De ultra fast fashion-spelers hebben de voorbije jaren de druk nog meer opgevoerd. Dat is niet goed voor de pasvorm en de kwaliteit en zorgt voor onethische werkomstandigheden. Vroeger konden ontwerpteams hun tijd nemen om goede ontwerpen, met mooie pasvormen te bedenken. Het huidige ritme geeft minder ruimte voor het prototypeproces. Eisen dat de kwaliteit omhoog moet, maar de prijs omlaag: dat gaat niet’, klinkt het bij Samira Lafkioui.
‘De fabrieken en productieateliers staan onder spanning, aangevuurd door de merken en de consumenten. Zij moeten op hele korte termijn veel leveren. Ik zie met mijn eigen ogen hoe dat voor stress en problemen zorgt. Heel wat Europese ateliers geven er ook de brui aan. Ze kunnen de productie niet bolwerken volgens het huidige ritme. Grote ketens gaan steeds op zoek naar de goedkoopste productiepartners, die doorgaans niet in Europa gevestigd zijn.’
Wat sneuvelt er wanneer merken de prijzen proberen te drukken?
‘Alles komt uiteraard met een prijskaartje’, klinkt het bij lector textieltechnologie Alexandra De Raeve. ‘Als kleding heel goedkoop verkocht wordt, dan is er stevig bespaard op zaken zoals grondstoffen en handenarbeid. De evolutie van de mode-industrie kun je niet loskoppelen van de evolutie van de rest van de samenleving en de economie.’
Vezelkwaliteit – ‘Duurdere, kwalitatieve katoen heeft een vezellengte van 3.5 cm, soms zelfs 4 cm. Helaas wordt er vaker gewerkt met de lagere kwaliteit van 2.5 cm vezellengte of minder. Als je daar garens mee spint, heb je veel meer korte vezeleinden, die ook makkelijker afslijten. Bij het wassen van een katoenen T-shirt dat gemaakt is van korte vezels, gaan de vezels makkelijker verloren, waardoor het T-shirt dunner wordt. Om een mooie, gladde stof te bekomen heb je lange vezels nodig.’
Mix van vezels – ‘Natuurlijke vezels worden in goedkopere items vaak vervangen door synthetische of ermee gemixt. De verhoudingen variëren. Waar je vroeger vaak de mix 65 procent katoen met 35 procent polyester zag, combineert men nu eerder 65 procent polyester met 35 procent katoen. Garens van polyester zijn sterker dan katoen, waardoor de polyestergarens snijden in het katoen bij gebruik. Zo krijg je steeds kortere vezels, die gemakkelijker loskomen. Hoe vaker je je kledingstuk wast, hoe sneller je aandeel katoen zal verminderen. Uiteindelijk blijf je over met een kledingstuk uit polyester.’
Verftechnieken – ‘Er zijn verschillen in kwaliteit wat de verftechnieken en kleurstoffen betreft. Per materiaalcategorie heb je meer en minder geschikte verftechnieken. Reactieve kleurstoffen zijn bijvoorbeeld duurder, maar hebben een betere kleurechtheid wanneer natuurlijke stoffen zoals katoen en linnen worden geverfd. Voor goedkopere kleding kan hierop worden beknibbeld.’ Daarnaast is er ook het probleem van verontreiniging. Textielverf is verantwoordelijk voor twintig procent van de jaarlijkse watervervuiling door industrieën wereldwijd. Veiligere processen en milieuvriendelijkere textielverven zijn duurder dan hun toxische zusjes en broertjes.
Gewicht van de stof – Een slim trucje van de merken is om minder stof per vierkante meter te gebruiken. ‘Voor een T-shirt dat 20 jaar geleden gemaakt werd nam men misschien een stof die 180 gram per vierkante meter woog. Nu herleiden ze dat tot stof die 160 gram per vierkante meter weegt. Als consument zie je het verschil niet. Je voelt het waarschijnlijk zelfs niet. Maar door het te dragen en veelvuldig te wassen heeft dat verschil in grammage wel degelijk een impact op hoe snel een kledingstuk stuk gaat.’
Rommelige afwerking – De snelheid van de mode zorgt ook voor minder goede afwerking van kleding. ‘Als je een kledingstuk mooi wil afwerken, plooi je eerst de randen om en stik je ze daarna pas vast, zodanig dat de stof niet meer kan uitrafelen. Soms wordt er een versteviging voorzien in de vorm van een extra band stof. Bij goedkopere confectie gaat men in het beste geval de randen overlocken. Confectie is nog altijd zeer arbeidsintensief. Er zijn nog steeds veel zaken die met de hand moeten gebeuren, waar je geen automatisering voor kunt gebruiken. Aangezien dat onderdeel in de keten niet veel mag kosten, moeten de textielarbeiders de minst kwalitatieve afwerkingen voorzien, tegen een schamel loon.’
Duurder is beter?
Dumpingprijzen voorspellen dus niet veel goeds, maar als we wat dieper in de buidel tasten hebben we meer kans op kwaliteit, toch? Zo simpel is het helaas niet. ‘Een hogere prijs is geen garantie op kwaliteit,’ aldus Samira Lafkioui. ‘Ik zie helaas soms kleding bij bepaalde fast fashion-spelers die beter in elkaar is gestikt dan bij kleinere merken. In dat geval ligt de oorzaak misschien bij de oplage. De internationale speler kan een gunstiger tarief afdwingen omdat ze gigantische hoeveelheden bestellen. De concurrentie in de modesector is moordend.’
Sommige middensegmentmerken hebben de tactieken van fast fashion-spelers overgenomen, om de kosten te drukken. Bovendien investeren bepaalde merken heel veel geld in hun marketing en teren ze op hun coole imago. Dat verklaart het hogere prijskaartje, niet de investeringen die ze al dan niet doen in kwaliteit.
Duurzaam is kwalitatief en kwalitatief is duurzaam?
Een term die vaak samengaat met kwaliteit is duurzaamheid. Een duurzaam stuk zou in principe een item moeten zijn dat de tand des tijds doorstaat. Maar is (zelfverklaarde) duurzame mode ook altijd kwalitatief? Opnieuw moeten we helaas nuanceren. Ten eerste gebeurt er enorm veel greenwashing, waardoor je als klant denkt iets ecologisch aan te schaffen, maar om de tuin wordt geleid door het merk. Er wordt in dat geval gefocust op duurzame details, terwijl de rest van het productieproces allesbehalve ecologisch of ethisch verantwoord is.
Ten tweede zijn sommige productietechnieken beter voor milieu of klimaat, maar (nog) niet noodzakelijk beter voor de kwaliteit. Echte duurzaamheid is dus inderdaad kwalitatief, maar aangezien deze term te pas en te onpas wordt gebruikt, is het geen maatstaf voor kwaliteit.
De ene stof is de andere niet
Kunnen we dan met een materialenlijstje het kaf van het koren scheiden in de winkel? Ook niet helemaal helaas. ‘Twee T-shirts van 100% katoen kunnen toch een heel verschillende kwaliteit hebben,’ verklaart Tom Duhoux. ‘Op het etiket lees je niet wélk type katoen het is, niet op welke manier het geverfd is en niet hoeveel gram katoen er in je T-shirt zit.’
Ik zou sowieso opteren voor een kledingstuk dat uit één materiaal gemaakt is. Of het nu gaat om katoen, hennep of polyester.
Alexandra De Raeve
‘Een rangschikking maken is moeilijk, maar ik zou sowieso opteren voor een kledingstuk dat uit één materiaal gemaakt is. Of het nu gaat om katoen, hennep of polyester,’ geeft Alexandra De Raeve als tip. ‘Dat is omwille van duurzaamheidsredenen de beste keuze. Het is gemakkelijker in onderhoud, want je hebt duidelijke wasinstructies per materiaalsoort, en het valt achteraf makkelijker te recycleren. Ik ben heel verbaasd wanneer ik het etiket van een “wollen” trui bekijk waar wel vijf verschillende soorten vezels inzitten. Zoveel materialen samenbrengen is geen goed idee. Niet voor de drager, maar ook niet voor de recyclage.’
Ook Samira Lafkioui is geen fan van wolmixen. ‘Wol is een natuurlijke vezel met unieke eigenschappen. Helaas voegen fabrikanten vaak synthetische vezels toe om opwollen te voorkomen, wat ik een vreemde redenering vind, aangezien die vezels de wol uiteindelijk kapotsnijden. Ik ga liever voor pure wol en pas mijn onderhoud en gebruik daarop aan. Wol mag je niet te vaak wassen, maar af en toe een voorzichtige wasbeurt helpt bijvoorbeeld om de haartjes weer mooi te krijgen.’ Ook Tom Duhoux opteert voor monomaterialen. ‘Als je de bolletjes van een trui van wol en acryl wil ontpillen met een kam of machine trek je ze kapot. Bij een volledig wollen trui werken die tools wel.’
Synthetisch of natuurlijk
‘Veel mensen gruwelen van polyester, maar alles hangt af van het gebruik,’ vindt Alexandra De Raeve. ‘Om te sporten is polyester een goede keuze. Het is een sterke vezel en de kleurechtheid is meestal heel goed. Het droogt ook snel, wat handig is wanneer je actief bezig bent. Katoen kan heel veel vocht opnemen, maar het houdt het vocht ook vast. Je blijft dus een klam gevoel hebben tijdens het sporten. Helaas laten synthetische stoffen bij het wassen wel microplastics los, wat slecht is voor het milieu.’
Voor je gewone plunje heb je in principe geen synthetische vezels nodig. ‘Tegenwoordig wordt bijna overal lycra aan toegevoegd’, klinkt het bij De Raeve. ‘Vroeger zag je dit materiaal enkel in ondergoed, badpakken en sportkleding: logische items om wat rekbaarheid aan toe te voegen. We zijn het heel normaal gaan vinden dat elke broek stretcht, maar eigenlijk is dat problematisch. Zo druist het helemaal in tegen het principe van jeans, wat ooit bedoeld was als een sterke werkersbroek, die eeuwig meegaat.’
Innovatieve modestoffen: nieuwer en beter?
Er wordt ook duchtig geëxperimenteerd in textiellandschap. Zo bestaan er stoffen gemaakt van appelsienschillen, maïs en aangespoelde visnetten. Hoopvol voor de toekomst? ‘Het is moeilijk te zeggen of de nieuwe modematerialen kwalitatiever zijn of niet’, klinkt het bij Alexandra De Raeve. ‘We hebben vandaag nog onvoldoende cijfermateriaal om zwart op wit te kunnen stellen wat er nu het beste is, al is het natuurlijk positief dat er onderzoek wordt gedaan naar duurzamere opties. Het is bijvoorbeeld moeilijk om polyester te vergelijken met biogebaseerde synthetische stoffen, omdat die nog niet zo lang bestaan. In het geval van maïs als basismateriaal vraag ik me wel af of het een goed idee is om voeding in te zetten voor modematerialen, in plaats van het te gebruiken als voedsel.’
Uitgelicht:
Lyocell is een relatief nieuwe stof, die steeds meer ingeburgerd raakt. Op onze markt is Tencel, een vorm van lyocell geproduceerd door het Oostenrijkse bedrijf Lenzing, de bekendste duurzame variant. ‘Het is een geregenereerde cellulosevezel, wat wil zeggen dat er vertrokken wordt van een natuurlijke grondstof – in dit geval eucalyptus – die chemisch opgelost wordt vooraleer er garen van gesponnen wordt. Voor zo’n chemisch oplosbad heb je solventen nodig,’ legt De Raeve uit. ‘Het is gelijkaardig qua productie als viscose, met als verschil dat Tencel gemaakt wordt in een gesloten keten. Aangezien Lenzing een Europees bedrijf is, is het onderhevig aan strengere regels wat betreft het dumpen van chemische stoffen. We moeten ons wel afvragen wat de impact van grote plantages in monocultuur op de biodiversiteit is.’Experts zien meer voor- dan nadelen: er is veel water nodig voor de groei van eucalyptusbomen, maar lyocell is biologisch afbreekbaar, meer ademend dan volledig synthetische stoffen, sterk, slijtvast en comfortabel om te dragen.
Het addertje onder het gras bij recyclage
Recyclage mogen we volgens de experts niet zien als dé oplossing voor de huidige problemen in de modesector. Het is zeker een piste die verder moet worden onderzocht, maar liefst van al streven we er volgens hen naar om de kleding die je koopt lang te kunnen dragen. Momenteel wordt er ongeveer 1 procent van de afgedankte kleding opnieuw gerecycleerd tot kleding en ongeveer 12 procent gerecycleerd tot andere producten. Het is dus zeker nog geen big business, maar er wordt wel volop gezocht naar recyclageoplossingen.
‘Een keerzijde van de recyclagemedaille is dat gerecycleerd katoen minder lange vezels heeft dan virgin katoen. Als je een item koopt dat bestaat uit honderd procent gerecycleerd katoen zal dat dus minder lang meegaan dan een T-shirt gemaakt van kwalitatieve virgin katoen,’ klinkt het bij Alexandra De Raeve. ‘We moeten ook opletten met merken die recyclage inzetten als marketingtool om het geweten te sussen van de bewuste consument. Soms zie ik labels “100% gerecycleerd”, maar een T-shirt uit 100% gerecycleerd katoen kan eigenlijk niet.’
Het recycleren van textiel heeft heel wat voordelen op vlak van milieu. We mogen dus het kind niet met het badwater weggooien.
Tom Duhoux
‘Voor natuurlijke stoffen heb je twee opties wat recyclage betreft,’ legt de textielexperte uit. ‘Je kunt mechanisch recycleren of chemisch. Met mechanisch recycleren wordt er bedoeld dat de stoffen terug uitgerafeld worden totdat je opnieuw vezels hebt, en die vezels worden dan opnieuw gesponnen tot een garen. Dit proces kun je in feite alleen toepassen op een monomateriaal. Afhankelijk van de startkwaliteit kun je dit een keer herhalen of een paar keer. Een hennepvezel is van nature bijvoorbeeld veel langer dan katoen, dus die zou je meerdere keren kunnen recycleren. Chemische recyclage van natuurlijke vezels houdt in dat de vezels worden opgelost in een solvent, waarna de oplossing door een spindop wordt geperst en je garens van geregenereerde cellulose bekomt. Het eindresultaat is een soort viscose.’
‘Polyestergarens kun je thermisch recycleren, wat simpel verwoord gaat om smelten en opnieuw extruderen tot een garen. Door de verhitting gaat de kwaliteit achteruit. Het heeft ook als gevolg dat je veel meer kleurstoffen nodig hebt om dezelfde kleurdiepte te verkrijgen. Polyester kan je ook chemisch recycleren, waardoor je terug monomeren krijgt om garens van te spinnen. Dit procedé staat nog in z’n kinderschoenen.’
De kleding gemaakt van gerecycleerd polyester die je momenteel kunt kopen is doorgaans gemaakt van gerecycleerde PET-flessen (soms zelfs van ongebruikte flessen), niet van gerecycleerde kledingstukken. ‘Gerecycleerde polyester is minder sterk en laat dus gemakkelijker microvezels los,’ klinkt het bij De Raeve.
Blijven investeren
Toch blijft recyclage een piste om in te investeren, vindt Tom Duhoux. ‘Het recycleren van textiel heeft heel wat voordelen op vlak van milieu. We mogen dus het kind niet met het badwater weggooien. Niet met gerecycleerde vezels werken omdat het recyclageproces eindig is en er kwaliteitsverlies optreedt, is niet de juiste aanpak. In een nieuw kledingstuk kun je perfect werken met deels gerecycleerd materiaal en deels virgin materiaal. Dat levert een grote milieuwinst op, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit.’ De recyclageprocessen worden ook steeds beter, vertelt De Raeve, waardoor de nadelen op termijn steeds meer zullen afnemen.
Beterschap op komst vanuit Europa
Op veel vlakken is de modesector nog steeds het Wilde Westen, maar de Europese beleidsmakers lijken wakker geschoten. Zo is er sprake van een ’textielstrategie’, die kadert in de Green Deal. Deze strategie moet Europa helpen om fast fashion en haar negatieve gevolgen aan banden te leggen. De Commissie mikt op 2030 om de modesector te verduurzamen. Tegen dan zouden alle textielproducten die op de EU-markt gebracht worden, moeten voldoen aan de volgende kenmerken: kwalitatief, herstelbaar en recycleerbaar, zoveel mogelijk gemaakt uit gerecycleerde vezels, vrij van gevaarlijke stoffen en geproduceerd met respect voor sociale rechten en milieu.
Om die droom werkelijkheid te maken, staat er heel wat op til, zoals het verbod op vernietiging van onverkocht textiel, ‘ecodesign’-eisen voor kleding, regels die greenwashing moeilijker maken en de introductie van een ‘digitaal productpaspoort’. Dat laatste moet zorgen voor meer transparantie over de reis die kleding aflegt en recycling of hergebruiksystemen vereenvoudigen.
Momenteel klopt 40 procent van de informatie over de materiaalsamenstelling die je vindt in kledingstukken niet.
Tom Duhoux
Meer duidelijkheid over alle stappen die een kledingstuk ondergaat, is van groot belang voor de kwaliteit. ‘Naaiateliers zijn afhankelijk van de stof die zij krijgen. Als die niet goed is, is het moeilijk om daar iets kwalitatiefs van te maken. De kwaliteit van de stof hangt ook af van de grondstof. Alles heeft invloed op elkaar. Elke schakel is van belang, maar momenteel is er weinig transparantie,’ vertelt Samira Lafkioui. Of het digitale productpaspoort dit zal verhelpen, valt te hopen. ‘Er zal in ieder geval meer info beschikbaar worden gesteld, zowel aan alle spelers in de sector als aan consumenten.’
In juli werd alvast de ESPR (Ecodesign for Sustainable Products Regulation) goedgekeurd. ‘Het is een kaderrichtlijn, die nog niet bindend is,’ legt Tom Duhoux uit. ‘Per type kledingstuk zullen er vermoedelijk een minimum aantal draagbeurten worden vooropgesteld of zullen er enkele technische kwaliteitseisen verplicht worden. Dat is positief, want zo wordt kwaliteit veel tastbaarder. Momenteel is kwaliteit volgens Europese wetgeving nog veel te vrijblijvend en kwaliteitstesten worden niet op een uniforme manier uitgevoerd.’
‘Een kwaliteitslabel bestaat helaas nog niet’, aldus Duhoux. ‘Meer nog: momenteel klopt 40 procent van de informatie over de materiaalsamenstelling die je vindt in kledingstukken niet. Dat stelden we vast tijdens het onderzoeksproject SCIRT, waarbij we met een materiaalscanner kleding onder de loep namen.’
Ambitieuze plannen
‘Als je de textielstrategie van de EU bekijkt, kun je alleen maar pro zijn. Zo is er voorzien dat het kwaliteitsniveau van kleding wettelijk vastgelegd wordt. Een logisch gevolg is dat de heel goedkope merken voor een stuk verdwijnen, als zij zich niet kunnen houden aan de eisen rond kwalitatief ecodesign,’ stelt ook De Raeve.
‘Hopelijk gaat de terugnameplicht op kleding ook verandering in gang zetten’, stelt de textielexperte hoopvol. ‘Er zijn al een aantal merken mee aan de slag gegaan. Ook in ons land zie je steeds vaker tweedehandshoekjes of reparatie- en retouchediensten in winkels. Merken verplichten afgedragen kleding terug te nemen, zorgt ervoor dat ze er alle baat bij hebben om kwaliteit op de markt te brengen.’
Als de kwaliteit beter is, kan kleding langer gedragen worden. Dan hoef je niet onmiddellijk te gaan recycleren, maar kan kleding in een lokaal hergebruikcircuit terechtkomen.
Alexandra De Raeve
‘Ik vraag me wel af hoe de EU de ambitieuze plannen gaat realiseren en controleren. Volgens strenge Europese normen moeten we minder leunen op synthetische materialen en meer lokaal produceren, maar de textielindustrie in Europa is momenteel zeer beperkt. Nieuwe Europese fabrieken zullen door milieunormen niet snel vergund worden.’
‘Hoe je het ook draait of keert, we moeten minder kopen om de vicieuze cirkel te doorbreken. Bedrijven moeten verduurzamen en hun kwaliteit verbeteren, maar consumenten moeten ook minder shoppen. Als de kwaliteit beter is, kan kleding langer gedragen worden. Dan hoef je niet onmiddellijk te gaan recycleren, maar kan kleding in een lokaal hergebruikcircuit terechtkomen. Ik merk bij mijn studenten dat er animo is voor bewustere keuzes en meer vintage of tweedehands aankopen.’ Een tendens die je ook terugvindt in de social media trend ‘underconsumption core’, waar influencers aanmoedigen om minder te shoppen.
Merken moeten stoppen met zichzelf te verdedigen door de consument de schuld te geven.
Tom Duhoux
‘We moeten opletten dat we de consument niet opzadelen met het gevoel dat het hun morele verantwoordelijkheid is om de sector te veranderen,’ waarschuwt VITO-onderzoeker Tom Duhoux. ‘Zolang er geen transparantie is, is het logisch dat zij kiezen voor goedkope producten. Merken moeten stoppen met zichzelf te verdedigen door de consument de schuld te geven’, vindt Duhoux.
Wij eisen kwaliteit
De kwaliteit van kleding is de afgelopen decennia achteruitgegaan door de opkomst van fast fashion. Door bewust te kiezen voor kwaliteit, goed onderhoud en duurzame merken, kunnen we een verschil maken. Nog belangrijker is dat we blijven aandringen op regelgeving die de mode-industrie verduurzaamt. We hebben recht op een broek die langer dan een jaar meegaat. Samen kunnen we ervoor zorgen dat de mode van de toekomst niet alleen mooi, maar ook eerlijk, kwalitatief en duurzaam is.
Hoe kan je zien of kleding van slechte kwaliteit is? Wij trokken de winkelstraten in met productiemanager Samira Lafkioui en sprokkelden tips bij experts.
Lees onze tips hier: Bestudeer de stoffen en keer kleding binnenstebuiten: zo herken je kwalitatieve kleding
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier