Belgisch merk Xandres nam deel aan onderzoek rond recyclage: ‘Oplossingen zoeken voor bergen textielafval is cruciaal’
Drie jaar lang zwoegden verschillende Europese bedrijven aan een project rond textielrecyclage. Het Belgische modemerk Xandres zocht mee naar recyclage-oplossingen: ‘De handen in elkaar slaan is essentieel om de sector te verduurzamen.’
Als we in de toekomst willen blijven genieten van Europese mode, moet er meer ingezet worden op duurzame productie. Daar is nog heel wat onderzoek voor nodig. Met dat doel werkte Xandres de afgelopen drie jaar mee aan SCIRT (System Circularity and Innovative Recycling in Textiles), een innovatief recyclageproject geleid door VITO.
Samen met andere Europese merken zocht Xandres naar manieren om textielafval een nieuw leven te geven. Jasmien Wynants, duurzaamheidsexpert bij Masjien, en Clio Gydé, duurzaamheidsmanager Xandres, lichten het project toe.
De voorbije drie jaar hebben jullie deelgenomen aan het SCIRT-project. Wat hield het project precies in?
Jasmien Wynants: ‘We zitten met een enorme berg afgedankte kledingstukken waar niets mee gedaan wordt. Momenteel wordt slechts 1% van alle textiel gerecycleerd tot nieuw textiel. Om dat op te schalen, is er onderzoek en financiële ondersteuning nodig. Dat was de insteek van SCIRT, een Europees onderzoeksproject waarbij achttien Europese partners onder leiding van VITO (Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek) textiel-naar-textielrecyclage onderzochten.
Verschillende spelers uit de textielketen bundelden hun krachten, van modemerken tot de industrie. Bel&Bo, HNST, Decathlon, Xandres en Petit Bateau gingen de uitdaging aan. We vertrokken vanuit de vraag: wat hebben modemerken en retailers nodig om circulair te worden? Inzetten op kwaliteit is natuurlijk stap één, maar ook textielrecyclage is nodig. Honderd procent katoen in één kleur recycleren lukt misschien al, maar modemerken werken vaak met textielmixen zoals de combinatie van wol en polyester. Dat maakt SCIRT uniek: het project focuste op oplossingen voor complexe materialen.’
Luister ook naar onze podcast Allez Circulez: Tim Van Steenbergen (REantwerp) en Els Houttequiet (HERWIN) vertellen over circulaire mode
Clio Gydé: ‘Testen uitvoeren rond recycling is doorgaans te duur en ingewikkeld voor KMO’s. Het was dus een grote meerwaarde om binnen dit project te kunnen experimenteren en ons netwerk uit te breiden. We werkten samen met sorteerders, recyclers, garenspinners en onderzoeksinstellingen.’
Kwam er ook iets concreet voort uit het project?
Wynants: ‘Jazeker, de vijf merken hebben allemaal kledingstukken gemaakt op basis van gerecycleerde vezels. Xandres en Decathlon hebben op basis van dit onderzoek stuks geproduceerd voor verkoop.
Decathlon ontwierp een badpak dat bestaat uit 93 procent gerecycled polyester en 7 procent elastaan. Het Belgische smeltbare garen van Resortecs werd gebruikt om demontage te vereenvoudigen en er werd een tag ingewerkt om traceerbaarheid en sortering te verbeteren. Xandres ontwikkelde een rok en vest uit pied-de-poulestof, samengesteld uit 17 procent gerecycleerde wol van ingezamelde kleding, 36 procent gerecycleerde polyester (PET-flessen), 25 procent polyester en 22 procent wol.
Het is broodnodig dat de impact van de modesector op onze planeet verlaagd wordt. Enerzijds doe je dat door meer kwaliteit aan te bieden en overconsumptie en overproductie tegen te gaan. Anderzijds door te hergebruiken wat er al is.
Jasmien Wynants
Daarnaast heeft het project ook wetenschappelijke publicaties opgeleverd en werden er machines ontwikkeld om recyclage makkelijker te maken.’
Waarom is het zo belangrijk dat Belgische merken initiatief nemen om circulair te worden?
Wynants: ‘Het is broodnodig dat de impact van de modesector op onze planeet verlaagd wordt. Enerzijds doe je dat door meer kwaliteit aan te bieden en overconsumptie en overproductie tegen te gaan. Anderzijds door te hergebruiken wat er al is. We zitten opgescheept met een grote berg textielafval en er komt er sowieso nog veel meer bij. Wat moeten we daarmee aanvangen?
De bevolking op onze planeet groeit ook, maar absoluut niet aan hetzelfde tempo als de kledingproductie
Jasmien Wynants
Volgens cijfers van Textile Exchange is de productie van textiel tussen 2000 en 2020 meer dan verdubbeld. Tegen 2030 wordt verwacht dat het cijfer opnieuw enorm zal stijgen. De bevolking op onze planeet groeit ook, maar absoluut niet aan hetzelfde tempo als de kledingproductie. Gemiddeld gooit een Europeaan elf kilogram textiel per jaar weg. Slechts 25 procent daarvan wordt apart ingezameld en daarvan komt de helft in hergebruik. Wat met de rest? Het is belangrijk dat we zoeken naar oplossingen voor dat ongebruikte materiaal. Er is nog enorm veel potentieel om het recycleren van textielvezels op te schalen. Het is dus belangrijk dat er in die sector ingezet wordt op innovatie, zodat de kwaliteit van gerecycleerde vezels stijgt.
Als Belgisch merk willen we mee nadenken en testen hoe we kunnen evolueren naar een circulair systeem
Clio Gydé
Duurzaamheidsmanager Xandres
Vanuit de Europese Green Deal wordt er gewerkt aan wetgeving rond het verduurzamen van de modesector. Er wordt een grote focus gelegd op het opschalen van gerecycleerde vezels. Merken zullen dus verplicht worden om meer gerecycleerd materiaal te gebruiken in hun collecties. De Europese merken zijn voornamelijk KMO’s, die het moeilijk hebben in de huidige economische realiteit. Er is ook steeds meer concurrentie van fast fashion en ultra fast fashion merken, die een race to the bottom voeren. Het is dus zeer belangrijk om daar een sterke, duurzame Europese modesector tegenover te plaatsen. Op die manier zijn we ook minder afhankelijk van niet-hernieuwbare grondstoffen uit verre oorden. In theorie helpt die aanpak dus om een kapitaalkrachtige lokale modesector te creëren. Als klein modemerk blijven investeren in een andere aanpak vergt echter veel tijd, geld en moed. Hulp en steun vanuit Europa blijft dus echt nodig.’
Gydé: ‘Als Belgisch merk willen we mee nadenken en testen hoe we kunnen evolueren naar een circulair systeem. De handen in elkaar slaan met partners is daarbij belangrijk. Er is nog veel onderzoek nodig en we moeten allemaal samen aan de kar trekken, want de omslag is nog niet gemaakt. Wat je wel in handen hebt als merk is het designproces, en ook daar kun je een grote impact hebben op het tweede leven van kleding en textielvezels na afdanking.’
Textiel-naar-textiel-recyclage gebeurt momenteel nog niet vaak. Wat maakt dit proces zo moeilijk?
Wynants: ‘De inzameling van kleding is in Vlaanderen intussen ingeburgerd, maar dat is een recent fenomeen. We zijn op dat vlak pioniers. Toch zijn er nog werkpunten. Ten eerste zijn er nog steeds mensen die kleding in de restafvalzak gooien in plaats van in de textielcontainers. Ten tweede gooien mensen soms ook vuile en natte spullen in de container, waardoor de inhoud volledig onbruikbaar wordt. Bovendien bevat een container een mix van materialen: katoen, polyester, leer… Om te recycleren op een financieel rendabele manier, heb je grote hoeveelheden van hetzelfde materiaal nodig. Recyclers zien dus nog niet genoeg aanvraag, omdat het duur is voor merken om in te zetten op gerecycleerd materiaal.
De opmars van lage kwaliteitskleding bemoeilijkt het recyclageproces ook, want van slechte vezels kun je geen nieuwe kwaliteitskleding maken.’
Het zou dom zijn om regels te bepalen die later toch niet voor verduurzaming blijken te zorgen. De juiste ecodesignprincipes vastleggen, is geen gemakkelijke klus.
Jasmien Wynants
Gydé: ‘Een kleinschalig merk kan op z’n eentje nooit genoeg kledingstukken van dezelfde samenstelling inzamelen om te recycleren. Idealiter recycleer je honderdduizend identieke T-shirts, maar dat is zelden realistisch.
Voor onze test voor het SCIRT-project vertrokken we bij Xandres van een geklede broek uit wol, polyester en elastaan; een stof die veel gebruikt wordt door ons. Al bij de eerste testen in het labo merkten we dat recyclage op verschillende vlakken niet haalbaar was zonder in te boeten op vlak van kwaliteit. Deze vezelmix recycleren zorgt niet enkel voor een hoge economische kost, maar ook een hoge ecologische kost. De energie die nodig is om de vezels uiteen te halen, ligt te hoog. Bovendien eindig je met korte vezels, die niet meer bruikbaar zijn om een nieuwe, kwalitatieve broek van te maken. We moesten ons proces aanpassen en hebben onze focus verlegd naar hergebruikte wol van andere merken.
Een van de conclusies van het project was dat kleding ontwerpen die lang meegaat niet altijd verenigbaar is met kleding ontwerpen die gemakkelijk recycleerbaar is of met gerecycleerde materialen. Je moet daar keuzes in maken helaas, het is nog geen en-en-en-verhaal.’
Wetgeving als hefboom
Wynants: ‘Daar wordt hopelijk goed over nagedacht bij het bepalen van de Europese regelgeving. Waar wordt prioriteit aan gegeven en welke keuze is het meest duurzaam? Kwaliteit, recycleerbaarheid of gerecycleerde materialen? Ik ben hoopvol dat de wetgeving de sector gaat verduurzamen, maar het zal niet over een nacht ijs gaan. Het zou dom zijn om regels te bepalen die later toch niet voor verduurzaming blijken te zorgen. De juiste ecodesignprincipes vastleggen, is geen gemakkelijke klus. Hoe meet je kwaliteit? Wat geef je prioriteit? Wat moeten merken rapporteren zonder ten onder te gaan aan administratieve lasten?’
Naast de traagheid van het bepalen van de regels zie ik ook een gevaar in de inmenging van de grote fast fashion modespelers. Zij hebben er natuurlijk baat bij om te ijveren voor regels die hun systeem niet aan banden leggen. Gerecycleerde materialen verplicht maken zonder de werking van grote modespelers in vraag te stellen, lost de problemen van de grote afvalberg en onethische arbeidsomstandigheden niet op.’
Lees ook: De kwaliteitscrisis in de mode: waarom gaan onze kleren zo snel kapot?
Gydé: ‘Veel modebedrijven wachten de Europese wetgeving af om veranderingen door te voeren. Dat is jammer, want het zorgt voor een status quo. Anderzijds is het ook begrijpelijk, want je wil als bedrijf niet constant van koers moeten veranderen.’
Clio, je bent dit najaar samen met andere Belgische modemerken en Flanders DC naar Ghana gereisd om te kijken wat er met afgedankte kleding uit het Westen gebeurt. Wat is je bijgebleven van die trip?
Gydé: ‘Ondanks mijn kennis over de problemen in de modesector was het heel confronterend om de afvalbergen in Ghana met eigen ogen te zien. De stank, het lawaai, de kinderen die rondlopen tussen gevaarlijke dampen—het is schrijnend. Zo ver als je kunt kijken vanop de afvalbergen zie je afgedankt textiel.
We hebben ook de Kantamanto Market bezocht, de tweedehandsmarkt waar onze afdankertjes worden verkocht. We zijn er in gesprek gegaan met de Ghanese verkopers en ook dat heeft een diepe indruk nagelaten. De balen die aangekocht worden door de verkopers bevatten steeds meer kleding van slechte kwaliteit. Het aantal stuks dat echt kapot is, valt nog mee: dat ligt rond de 5%. Het probleem is vooral dat het simpelweg niet verkoopbaar is. In Ghana hebben ze een sterk modebesef en de bevolking zit niet te wachten op onze ongewenste kleding. Ze kennen de prijzen van merken zoals SHEIN zeer goed en willen dus – terecht – geen afgedankte fast fashion kopen aan prijzen die te dicht aanleunen bij de nieuwprijs.
Onze troep naar het Zuiden sturen is waste colonialism. We verplaatsen ons afvalprobleem naar een ander continent, en dat kan echt niet door de beugel. We moeten onze verantwoordelijkheid nemen, zowel bij productie als afvalverwerking, en ervoor zorgen dat ook landen zoals Ghana ondersteund worden in het verwerken van het textielafval dat wij verschepen.’
Zijn we België goed op weg naar een duurzame modesector?
Clio: ‘Dé oplossing hebben we zeker nog niet gevonden, maar verschillende Belgische merken hebben mooie stappen voorwaarts gezet op vlak van duurzaamheid. Er is een enorm grote wil om te veranderen, maar nu moeten we het ook echt waarmaken. Er zijn nog obstakels om te overwinnen.’
Jasmien Wynants: ‘Ik voel dat er veel veranderd is ten opzichte van enkele jaren geleden. Er is veel meer expertise binnen de merken. Dat is alvast een hoopvolle evolutie. Als het niet zo’n uitdagende economische tijden waren voor modemerken zouden we in België al hoge toppen hebben kunnen scheren op vlak van duurzaamheid. De financiële onzekerheid zorgt ervoor dat merken niet zo snel kunnen verduurzamen als ze zelf zouden willen.’
Xandres is momenteel nog geen circulair modemerk. Wel zet het in op kwaliteit en tijdloos design, en het verlengen van de levensduur van kleding door gratis reparaties aan te bieden. Ook wordt er gezocht naar meer lage impact materialen tijdens het ontwerpen van nieuwe collecties. Er loopt ook een testproject rond preloved fashion om op deze manier hergebruik te bevorderen. Hiervoor wordt gedragen Xandres-kleding ingezameld in Brugge en Gent om in de winkels opnieuw te koop aan te bieden.
In het najaar van 2024 reisde een groep afgevaardigden van Belgische modebedrijven naar Ghana om met eigen ogen te zien wat het verschepen van afgedankt textiel teweegbrengt. Bel&Bo, Claes Retail Group (JBC, CKS en Mayerline), e5 Fashion (e5), Noterman Fashion (Atelier Noterman), PLUTO, Torfs en Xandres tekenden present. Deze missie, georganiseerd door Flanders DC in samenwerking met Studio D en impact-ondernemer Sven Bullaert (UMU), bracht de groep onder meer naar de beruchte afvalbergen bij de Kantamanto-markt, waar de afgedankte kledingstukken uit westerse landen zich ophopen.
Tijdens de reis werd ook een charter opgesteld en ondertekend door de deelnemende bedrijven, met duidelijke ambities voor verantwoorde en transparante ketenzorg. Andere Belgische merken kunnen het charter ook tekenen en zo hun engagement uitdrukken. De tekenende merken willen zich engageren van grondstof tot product, maar willen ook oplossingen voor wat er met de kleding gebeurt na gebruik.
De binnenkort verwachte wetgeving rond Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) vormt volgens de merken een geschikt instrument om de landen waar onze kleding gedumpt wordt niet in de kou te laten staan. Deze wetgeving zal producenten verplichten een bijdrage te betalen voor elk verkocht kledingstuk, om de verwerking na gebruik te financieren. Een deel van deze bijdragen zou volgens de merken moeten worden ingezet in de landen waar ons textiel naartoe verscheept wordt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier