Terwijl in Knokke de heropening van de Hermès-boetiek wordt gevierd, werken vaklui in het Parijse atelier aan de Kelly bags die er worden verkocht. De Franse savoir-faire blijkt er springlevend.
De achteloze passant heeft geen flauw benul van wat er zich achter de grijze houten poort van de ‘Maroquinerie de Saint-Antoine’ afspeelt, laat staan van de bedrijvigheid over de vier verdiepingen onder de rode schoorsteen. Van de meubelmakerij die meer dan honderd jaar floreerde in deze buurt in het twaalfde arrondissement valt nog weinig te bespeuren. Ze werd vervangen door andere ambachten, in dit geval door leerbewerking.
Opperste concentratie in het atelier
Parijs kent veel van dit soort plekken. Ze blijven graag verborgen voor voorbijgangers, misschien juist om het mysterie rond en de fascinatie voor traditioneel vakmanschap te voeden. Wat we zeker weten is dat de site in de jaren twintig in handen kwam van de familie Hermès. Het duurde echter nog tot 2006 voor de drie lederwarenateliers die er gevestigd waren, fuseerden onder de naam Maroquinerie de Saint-Antoine, een van de vierentwintig ateliers van het huis Hermès.
We mogen niets fotograferen en we moeten gesloten schoenen dragen omwille van de veiligheid. Veel van de werknemers die geconcentreerd achter een werkbank zitten, dragen een koptelefoon om naar muziek te luisteren. Het verklaart de rust in het atelier, afgezien van de repetitieve hamerslagen en het occasionele geluid van de handpers, een splijt- of lijmmachine.

De werkplaatsen – Bartabas, Calèche, Appaloosa, Licorne, Poulain – kregen een naam die refereert aan de paardenwereld. Op het moment van ons bezoek zijn ze versierd met halloweendecoratie – het enige teken dat er ook een wereld buiten deze tempel van vakmanschap bestaat. De honderdtwintig vaklieden die hier werken zijn duidelijk toegewijd aan het vak: ze staan altijd paraat met een toelichting bij hun taak, de werktuigen of de verschillende stappen bij het maken van een tas.
Stilte voor Kelly van Hermès
Beneden zit het atelier waar al het leer uit de centrale snijruimte binnenkomt. Het wordt hier in de gewenste vorm gesneden. Er staat ook een zware handpers. Een van de werknemers neemt de specifieke uitsteekvormen voor elk model en plaatst ze voorzichtig op het leer om ze vervolgens te stansen: ‘Met spierkracht alleen zou dit niet lukken.’ Ze heeft vijftien jaar ervaring bij Hermès en herkent met de ogen dicht elke leersoort. Wanneer een handtas klaar is, kan ze zelfs zien of het leer door haar is bewerkt – al nuanceert ze meteen lachend dat dat niet zo moeilijk is, aangezien ze de enige is die aan de tassen van deze serie heeft gewerkt. Een vakman maakt een tas namelijk van begin tot eind.

We gaan naar de volgende werkplaats, waar drie ambachtslieden net hun opleiding afronden bij hun begeleider. Ze werken vooral op de Kelly, omdat dat een iconische tas is, maar meer nog omdat het model meer expertise vereist. Is een jaar voldoende om het vak te leren, of is het eerder een levenslang proces? ‘We leren inderdaad nog elke dag bij, onze hele carrière lang’, weet de begeleider. ‘Maar na achttien maanden heb je voldoende basis om een tas te maken die voldoet aan de kwaliteitsnormen van Hermès. Daarna is het een kwestie van je technieken te verfijnen en sneller te worden. Dat wil niet zeggen dat je vlug moet werken, wel dat je leert om een handeling in één keer perfect uit te voeren. Iets echt in de vingers krijgen vergt ervaring.’
Generatie op generatie
Ze gaat weer aan de slag terwijl ze ons uitlegt wat ze doet. Ze maakt een handvat voor een Kelly van krokodillenleer, een van de delicaatste materialen. ‘Er is geen ruimte voor fouten’, fluistert ze. Even zijn we bang dat we haar storen, maar ze werkt geduldig verder, heel precies. Dan neemt ze een superhete stijltang waarmee ze gaat polijsten. Voor de komst van elektriciteit gebeurde dit met de hitte van echt vuur.
De vaardigheden worden van generatie op generatie doorgegeven en zijn, afgezien van een paar moderne aanpassingen, niet zo heel drastisch veranderd. De tijd heeft zeker niet stilgestaan in dit atelier, maar er hangt een bijzondere sfeer die typisch is voor plekken waar een ambacht wordt beoefend. Het voelt als een privilege om hier te mogen rondkijken.
Extra liefde in het herstelatelier
In het herstelatelier wachten twee Birkins op deskundige zorgen. Ze zijn duidelijk goed gebruikt. De hardware is bekrast en dof, het leer is hier en daar gevlekt en licht verkleurd – kortom: ze dragen de sporen van het leven. De bedoeling is om de tassen te repareren zonder dat ze hun patina verliezen. Op de werkbank liggen prachtige borstels en pennen – een ronde en een ruitvormige om het materiaal te doorboren. Er is ook een hamer om de naden mee vast te kloppen. Aan de sporen op het houten handvat te zien, is het een van de meest gehanteerde stukken gereedschap. De hamer wordt ook gebruikt om het leer voorzichtig vorm te geven. Of voor de perlage: de spijkers aan een sluiting krijgen twee bolle koppen – een signatuur van het huis.
Er ligt nog een Lindy klaar die dringend wat extra liefde nodig heeft. Het is een soepele tas die eruitziet alsof ze overal mee naartoe is genomen, met hier en daar een streep blauwe balpen of rode viltstift. Het is zo’n tas waar je stiekem eens aan wil ruiken – er zit een make-upgeurtje aan – en die zeker niet netjes opgeborgen werd in een kast. De tas wordt binnenstebuiten gekeerd, iets wat ze hier doorgaans proberen te vermijden. ‘Maar het is een model dat ik goed ken’, aldus de expert die duidelijk weet wat ze doet. ‘We maken het hier ter plaatse, ik ben dus zeker van mijn zaak. We moeten de hengsels vervangen, en daarvoor moet er behoorlijk wat gedemonteerd worden. Het repareren duurt eigenlijk langer dan wanneer je een tas nieuw maakt: je hebt niet dezelfde behendigheid en je mag vooral niks beschadigen. Maar dit is een vrij recent exemplaar, de tas is dus niet al te kwetsbaar.’

Klinkt daar een lichte zucht van opluchting? ‘Hoe ouder de tassen, hoe meer ze ontroeren. Je voelt de hand van de maker en daardoor ook een soort van verbondenheid, over de tijd heen. Het is zoals het gepersonaliseerde zegel dat elke vakman hier heeft. Het is onze handtekening, een instrument voor traceerbaarheid en de garantie voor perfect vakmanschap.’
Waar die stempels precies liggen, blijft een goedbewaard geheim. Eenmaal buiten, wanneer de grote grijze poort achter ons dichtvalt in een – in vergelijking met de sereniteit van de fabriek haast té bruisend – Parijs, beseffen we dat het een groot wonder is dat dit vakmanschap vandaag kan bestaan.