Binnenkijken in een gerestaureerde fiftiesvilla: ‘De Cubex-keuken kon gewoon niet ontbreken’
Met haar horizontale lijnen en perzikroze kleur doet deze fiftiesvilla eerder aan Californië denken. Nochtans is ze doordrenkt van Belgisch modernisme. Woning Wiesen-De Koninck begint vandaag aan haar tweede leven dankzij een restauratie volgens de regels van de kunst.
Ze zijn lang vervlogen, de dagen dat de wijk Fort Jaco in Ukkel voornamelijk uit velden en weilanden bestond. In de jaren 20 en 30 rezen de eerste villa’s uit de vruchtbare akkergrond om na 1945 verder te worden verkaveld. Gelukkig met mate: de wijk bleef haar aanwezige natuur behouden, wat vandaag nog steeds een van haar grootste troeven is. Hier vestigde het architectenkoppel Ernest Wiesen en Monique De Koninck zich halverwege de jaren vijftig.
Over hun huis weten we niet bijster veel, op één artikel na, uit het tijdschrift La Maison uit 1957. Het toont enkele zwart-witfoto’s en vermeldt dat de woning ei zo na de prestigieuze Van de Ven-architectuurprijs had gewonnen. De prijs had als doel om architecten om de vier jaar te bekronen voor hun bijdrage aan het architecturale landschap van België. Hoewel hij sinds 1999 niet meer wordt uitgereikt, was het een belangrijke onderscheiding binnen de Belgische architectuurgeschiedenis.
Kleurrijk verleden
De witte metalen buizen van het hekwerk doen een belletje rinkelen. Ze doen niet alleen denken aan trans-Atlantische schepen, typisch voor de pakketbootstijl uit de jaren 30, maar ook aan een specifiek huis in de buurt.
Het hek blijkt een exacte kopie te zijn van dat van Villa Berteaux, twintig jaar eerder ontworpen door de modernistische architect Louis Herman De Koninck. Dat is geen toeval, want Monique De Koninck is de dochter van Louis Herman. Ze lijkt sterk beïnvloed door haar vader, die naar alle waarschijnlijkheid meewerkte aan de bouw van haar huis; de verwijzingen naar haar vaders signatuur zijn talrijk in de villa. Zo is het bovenste deel van de gevel afgewerkt met cimorné, dat ook terugkomt in Villa Berteaux. Cimorné, een samentrekking van ciment orné, is een typisch Belgisch materiaal uit de jaren 1930 dat vooral in landelijke gebieden werd gebruikt vanwege de budgetvriendelijke productieprijs. Het bestaat uit een cementlaag waarin, terwijl die nog nat is, gekleurde glasscherven worden verwerkt.
Ten huize Wiesen-De Koninck vangen roze en witte scherven het licht, wat de gevel een vrolijk, snoepjesachtig karakter geeft. ‘Het restaureren van cimorné is altijd lastig, omdat dit soort glassplinters vandaag niet meer gemaakt wordt’, legt Alain Delogne uit, de architect die het pand heeft gerestaureerd. ‘We hebben alle scherven die in de loop der jaren op de grond waren gevallen zorgvuldig verzameld om de beschadigde stukken gevel zo goed mogelijk te herstellen.’ Delogne heeft al wat ervaring in het restaureren van De Koninck-woningen. Behalve Wiesen-De Koninck restaureerde hij ook de naburige Villa Berteaux en Villa Paquebot in Knokke, gebouwd op een voormalige bunker.
Back to Cubex
De opdracht om Villa Wiesen-De Koninck te renoveren werd in 2022 door de huidige eigenaar, die liever niet bij naam wordt genoemd, gegeven. ‘Mijn ouders kochten het huis nadat het koppel Wiesen-De Koninck was vertrokken, in de jaren 70. Ik heb hier gewoond van mijn 16de tot mijn 27ste en kocht het op mijn beurt in 2020, toen mijn ouders ervanaf wilden.’
Toen zijn ouders er woonden, brachten ze enkele wijzigingen aan, omdat ze bepaalde elementen verouderd vonden. ‘Maar ik wilde terug naar de originele indeling. Ik hou van die periode.’ De keuken werd dan wel vergroot, maar ingericht met het heruitgegeven Cubex-meubilair dat er oorspronkelijk stond. ‘Dat kon gewoon niet ontbreken’, lacht de bewoner. De Cubex-keuken, met haar typische opbergkasten van zestig centimeter breed, werd in 1930 immers uitgevonden door Louis Herman De Koninck.
Hoewel de eigenaar de oorspronkelijke ingebouwde inrichting, waaronder schouwen en wandplanken, heeft behouden, valt zijn collectie modernistische stukken op. Hij verzamelt grote namen uit de Belgische en internationale designwereld: Jules Wabbes, Jacques Moeschal, Alfred Hendrickx, Charles Eames, Giò Ponti.
Karpers op de kust
Op de garagepoorten lijken twee patrijspoorten, net twee ogen, ons aan te staren. ‘Die hebben we toegevoegd om de pakketbootstijl nog wat extra te versterken’, zegt Alain Delogne. Aan de rechterkant van de woning strekt een grote tropische serre zich uit. Oorspronkelijk stond deze serre vol exotische planten, het architectenkoppel was erdoor bezeten.
Hoewel de meeste planten vandaag verdwenen zijn, bleef de vijver, inclusief waterlelies en enkele rondzwemmende koikarpers, intact. Het vormt een opvallend tropisch toevluchtsoord, dat rechtstreeks verbonden is met de eetkamer. Een zonovergoten huis met een vleugje exotisme, midden in het hart van Brussel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier