Wonderkind Bjarke Engels: ‘Een architect is de vroedvrouw van de maatschappij’

© Steve Benisty

Bjarke Ingels is een dromer, een optimist én een architectonische tovenaar. Alles wat hij aanraakt, lijkt te veranderen in goud. In Bordeaux werd zonet zijn tweede grote project dit jaar ingehuldigd. Later in 2019 volgen nog een drijvende stad voor tienduizend inwoners en zelfs een stad op Mars.

Met bejubelde projecten in Denemarken, New York, Oslo, Bordeaux en Stavanger achter de kiezen, meer dan vijfhonderd medewerkers, kantoren in Europa en New York, is Ingels op z’n 44ste een rockster in de wereld van architectuur en design, en de jongste starchitect ooit. Al houdt hij zelf niet van die term. ‘Architect is geen glamoureus beroep,’ vindt Ingels, ‘het is eigenlijk een dienend ambt. Je hebt een opdracht en het geld van anderen nodig om creatief te kunnen zijn. Je kunt niet zomaar een eigen project realiseren. Een schilder, een tekenaar en een schrijver kunnen dat wel.’

Ik probeer voorzichtig om te springen met het leveren van de ‘enige juiste antwoorden’, ik zoek eerder de juiste vragen.

Hij wil ook niet dat de projecten van z’n collectief BIG (Bjarke Ingels Group) per se herkenbaar zijn of zijn handtekening dragen. ‘Ik ben niet afhankelijk van een herkenbare stijl. Ik heb een eigen methodologie. Bij elk nieuw project stellen we ons dezelfde vragen, steeds opnieuw, maar ik wil telkens weer andere antwoorden vinden. Het MÉCA-project (Maison de l’Économie Créative de l’Aquitaine) aan de Garonne in Bordeaux draagt een heel andere signatuur dan ons werk in New York of Denemarken. We kregen hier een aantal onwaarschijnlijke elementen cadeau waarmee we konden werken: de rivier, de Eiffel-passerelle, waar we een soort van Zuid-Franse editie van de New Yorkse High Line van willen maken… De participatie van de voorbijgangers is misschien nog het meest herkenbare stijlelement. Ook hier, op de promenade aan de Garonne, is de hele flow van de constructie erop gericht mensen uit te nodigen en mee te krijgen in het project. Maar het is de participatie die de vorm dicteert, en niet omgekeerd. Een eigen visuele stijl wordt al snel een dwangbuis. Ik pretendeer ook niet dat ik zelf de antwoorden heb op de vragen die ik stel. Ik hoef die ook niet per se zélf te vinden. Le Corbusier was een inspirerende leraar, maar hij was misschien net iets te veel bezig met het leveren van ‘de juiste antwoorden’ in plaats van z’n publiek te leren om vragen te stellen. Ik probeer erg voorzichtig om te springen met het leveren van de ‘enige juiste antwoorden’. Ik wil eerder zoeken naar de juiste vragen.’

De architect als vroedvrouw

Ingels heeft – ondanks zijn zelfverklaarde aversie tegen een eigen signatuur – niet alleen een heel eigen stijl van ontwerpen ontwikkeld, maar ook een bijbehorende unieke semantiek. Zo noemt hij het de taak van architecten om niet louter vorm te geven, maar ook inhoud. Architecten horen in die context vooral nieuwe, holistische designs te ontwikkelen.

‘Een architect,’ vindt Ingels, ‘is een vroedvrouw die de maatschappij helpt om telkens weer geboren te worden. We hebben als ontwerpers de verantwoordelijkheid om veel meer te ontwerpen dan gevels of objecten.’ Wereldwijde conflicten zijn oorzaken van massale migratie, van zowel groei als stagnatie. Fenomenen waarop Ingels als architect niet werkloos wil toezien: ‘Het is onze verantwoordelijkheid om te zoeken naar nieuwe ecosystemen, waarin economie en ecologie elkaar vinden, waarin we niet alleen de toevloed van mensen, maar ook de toevloed van energie, afval, energie en water helpen kanaliseren. We moeten af van het passieve en lakse idee dat wij als mensen gewoon een onomkeerbare schadelijke factor zijn voor de omgeving. In de plaats daarvan moeten we manieren vinden om ons consumptiepatroon, onze behoeften en ons afval te integreren in die omgeving.’

Het MÉCA-project in Bordeaux.
Het MÉCA-project in Bordeaux.© LaurianGhinitoiu

‘De opwarming van de aarde bijvoorbeeld, is voor een groot deel te wijten aan onze manier van bouwen. We moeten nu op zoek naar nieuwe manieren van bouwen om die impact terug te schroeven – en misschien zelfs te herstellen. Hoe kunnen we moderne technologie gebruiken om minder machinerie en energie te gebruiken en om efficiënt werkende gebouwen te construeren? Duurzaamheid had tot nu toe altijd de connotatie van ‘het afremmen van groei’ en eventueel zelfs het inleveren van een deel van onze levenskwaliteit ten voordele van een schonere wereld. En tegelijkertijd stappen we na een debat over duurzaamheid gewoon weer in de auto om daarna thuis de airco of de verwarming wat hoger te draaien. Met het project Copenhagen Harbour Bath zijn we erin geslaagd om voor zuiver water te zorgen in de haven van Kopenhagen. Daar profiteren niet alleen de vissen van. Mensen hoeven nu geen uren meer in een vervuilende auto te gaan zitten, op weg naar het strand, om een duik te nemen. Ze kunnen het gewoon hier doen.’

Feestelijke uitstoot

Een ander praktijkvoorbeeld van Ingels’ hedonistic sustainability is de vorig jaar in Kopenhagen in werking gestelde afvalverwerkings- en energiecentrale. Op het dak van het gebouw werd de grootste artificiële skipiste van Europa aangelegd. In de zomer een park om in te klimmen en te hiken, in de winter een gratis skipiste. De energiecentrale stoot geen enkele giftige stof uit. Slechts één keer per week wordt er een aantal kilo’s waterstof en CO2 naar buiten gedreven. Reden voor Ingels om van dat ‘uitstootmoment’ een feest te maken. Dus ontwierp het team van BIG een schoorsteen die de combinatie van waterstof en CO2 naar buiten blaast als een reusachtige versie van de rookring die een geoefend sigarenroker produceert.

Het is de taak van architecten om niet louter vorm te geven, maar ook inhoud.

Ingels’ sociale visie, zijn optimisme en zijn humanisme, zijn gedrevenheid, maar vooral ook zijn humor en zijn pertinente weigering om de zaken somber in te zien, maken van elke ontmoeting en elk gesprek met de man een feest. Vrijgevig, welbespraakt – met onmiskenbaar Scandinavisch accent – en glimmend van de binnenpret nodigt hij met open armen de hele wereld uit in zijn universum. ‘Die vrijgevigheid is in principe eigen aan alle ontwerpers en architecten’, vindt hij. ‘Het Deense woord voor design is formgivning. Vorm geven. Het is een soort van geschenk. Je zet iets in de wereld dat er voorheen niet was. Je gééft vorm aan iets dat voorheen geen of geen goede vorm had.’

BIG gaf de haven van Aarhus een nieuwe look, met het trapvormige appartementsgebouw en met Harbor Bath (op de voorgrond), het grootste zoutwaterzwembad ter wereld.
BIG gaf de haven van Aarhus een nieuwe look, met het trapvormige appartementsgebouw en met Harbor Bath (op de voorgrond), het grootste zoutwaterzwembad ter wereld.© Rasmus Hjortshoj

Het Rode Plein in Kopenhagen

Een ander basisprincipe in de werkmethodes van Ingels is wat hij zelf public participation noemt. Het publiek, de omgeving – niet alleen de bewoners – maken onlosmakelijk deel uit van Ingels’ ontwerpen. De architect wil een voortdurende en daadwerkelijke uitwisseling tussen gebouw en omgeving.

Dat beginsel werd gedemonstreerd in Ingels’ ontwerp voor de nieuwe stadshal van Tallinn. Van het gelijkvloers maakte hij een public service market place, waar het publiek vrij in en uit kan wandelen en de gemeentelijke beleidsmakers letterlijk tegen het lijf kan lopen. In de centrale toren van het als een soort minidorp ontworpen complex liet Ingels een reusachtige periscoop in twee richtingen optrekken, waarmee de politici en gemeenteraadsleden de hele tijd zicht op hun stad en haar bewoners houden. ‘Zodat de politici tijdens het debatteren gewoon maar omhoog moetenkijken om te zien met wiens toekomst ze aan het spelen zijn.’ Omgekeerd gunt de periscoop de voorbijgangers ook een stevige inkijk op de nijver en het arbeidsethos van hun verkozenen.

Skipret op de site van Amager Bakke, de afvalverwerkings- en warmtekrachtcentrale van Kopenhagen.
Skipret op de site van Amager Bakke, de afvalverwerkings- en warmtekrachtcentrale van Kopenhagen.© Rasmus Hjortshoj

Met zijn ontwerp voor Superskilen, een gecrowdsourcete buurt in Kopenhagen, verenigde Ingels de meer dan zestig nationaliteiten in een van de moeilijkste en meest multiculturele wijken van heel Denemarken. Van iedere inwoner werd input gevraagd. Met zijn plan, dat onder meer – letterlijk – een ‘Rode Plein’ en een ‘Zwarte Markt’ omvatte, slaagde Ingels erin rust te brengen in de buurt en een inclusievere sociale omgeving te creëren. Lang voor de aanvang van de werken werkten de 62 nationaliteiten uit de buurt al harmonieus samen tijdens de buurtvergaderingen en samenkomsten die Ingels organiseerde. Op aangeven van de bewoners verwerkte BIG onder meer een Marokkaanse fontein, putdeksels uit New York, straatnaamplaatjes uit Rusland, straatlantaarns uit Afghanistan en zelfs ronde Belgische bankjes – ‘On which everybody is looking away from each other’, aldus Ingels.

De klimaatopwarming is deels te wijten aan hoe we bouwen. We moeten op zoek naar manieren om die impact terug te schroeven en zelfs te herstellen

Zoals de Beatles

Ingels kent België vrij goed. Hij begon zijn carrière in Amsterdam, bij Rem Koolhaas’ OMA, net zoals Julien Desmedt. In 2001 richtte hij met Desmedt PLOT op. Met dat collectief gaven de twee in precies vijf jaar tijd vorm aan onder meer de Stavanger Concert Hall, Ellsinore Psychiatric Clinic en de Sjakket HQ.

In 2006 besloten Ingels en Desmedt om een punt te zetten achter PLOT en elk hun eigen weg te gaan. Ingels stampte BIG uit de grond, terwijl Desmedt verderging als JDS Architects, waarmee hij onder meer de Iceberg Apartments in Aarhus en de Holmenkollen skischans in Oslo realiseerde.

Twee drieletterwoorden voor twee visionaire architecten. Maar ook visueel en conceptueel blijft de creatieve kruisbestuiving tussen beide onmiskenbaar. Net zoals sommige mensen zich het hoofd blijven breken over wie nu John is en wie Paul in bepaalde Beatlessongs, zo circuleren er online ook architectuurquizzen die je uitdagen om het verschil in signatuur tussen Desmedt en Ingels te identificeren. Zelfs acht jaar na het scheiden van PLOT lijken de creatieve spitsbroeders elkaar nog steeds te inspireren.

De trip van de zeemeermin

Voor de wereldexpo in Sjanghai (2010) reproduceerde Ingels ‘de beleving van wonen in Kopenhagen’. Van zorgeloos fietsen – Kopenhagen is de meest fietsvriendelijke stad ter wereld – tot onbezorgd in het water van de Deense havenstad duiken, het hoorde allemaal bij de beleving van het Deense paviljoen. Op een even luchthartige als subversieve manier slaagde Ingels er toen – als prille dertiger – ook in om met zijn paviljoen in het hol van de leeuw een aantal politieke en maatschappelijke kwesties aan te kaarten. Hij liet, voor de duur van de expo, de zeemeermin uit de haven van Kopenhagen overbrengen naar Sjanghai. Een demarche die meteen leidde tot heftig protest en parlementaire interventies door Deense nationalisten en extreemrechts.

Het Rode Plein van Superskilen.
Het Rode Plein van Superskilen.© IWAN BAAN

Om – naar eigen zeggen – de bezorgde nationalisten gerust te stellen, ging Ingels een samenwerking aan met kunstenaar en activist Ai Weiwei. Op de rots waar de meermin was weggehaald, werd een videoscherm geplaatst. Daarop werd een livestream van het beeldje geprojecteerd, vanuit Sjanghai. De beelden van de meermin werden gemaakt met een bewakingscamera – dezelfde als die waarmee ook het huis van Ai WeiWei in de gaten wordt gehouden door de Chinese staatsveiligheid – en vormden meteen ook de enige livestream ooit vanuit de Volksrepubliek die níét door de staatsveiligheid werd gecensureerd of tegengehouden.

The sky is not the limit

The world is not enough voor Bjarke Ingels. Volgend jaar wordt in Doha gestart met de bouw van een ‘Martiaanse stad’. Gedurende drie tot vier jaar zal BIG in de Verenigde Arabische Emiraten werken aan het prototype van een Martiaanse nederzetting. Dit moet maakbare en leefbare constructies opleveren voor de kolonisatie van de rode planeet. Voor Mars Science City, zoals het project heet, liet Ingels zich onder meer inspireren door de woestijnarchitectuur van Tunesië en de rotswoningen van Mesa Verde.

66 wooneenheden in de wijk Dortheavej.
66 wooneenheden in de wijk Dortheavej.© Rasmus Hjortshoj

Volgens de intenties van Ingels zal slechts een deel van de accommodaties bovengronds geconstrueerd worden: ge-3D-print met woestijnzand. Later, tijdens de expedities naar Mars, zal er geprint worden met Martiaans woestijnzand, ook bekend als regoliet. ‘Ongelofelijk, niet?’ vraagt Ingels. ‘In zijn bestaansgeschiedenis heeft de mens zich opgewerkt van grotten, over hutten tot huizen en appartementsgebouwen… en nu krijgen we de kans om opnieuw onze eigen grotwoningen te gaan bouwen. Op Mars!’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content