Uit het archief: hoekhuis van architect Gaston Eysselinck in ere hersteld
Vier jaar kamperen op een werf, bouwtekeningen ontcijferen en inboeten aan modern comfort. Het vergt wat om de ziel van een jarendertigwoning te doen herleven. Maar als de liefde voor een visie van een architect zo groot is als die van Joris Verdoodt en Gino Bulcke voor Gaston Eysselinck, verloopt zo’n offer zonder morren.
Bijna twintig jaar geleden stak er een reclameblaadje van een immotheker in de brievenbus van hun Gentse huurhuis. Een bijzondere hoekwoning uit 1939 was een van de te koop gestelde panden. In theorie waren Joris en Gino niet op zoek, maar de naam van de architect deed een verleidelijk belletje rinkelen. ‘Ondanks de slechte staat en enkele deprimerende ingrepen van de tweede eigenaars zoals een vals plafond, een bakstenen schouw met een rustieke eiken balk in de woonkamer en een dichtgemetseld raam boven aan de trap hadden we na het eerste bezoek het gevoel dat dit ons huis was’, herinnert Joris zich.
Het pand van Gaston Eysselinck is opgenomen in de inventaris van Onroerend Erfgoed. Daardoor kwam het in aanmerking voor een stedelijke subsidiëring via de dienst Monumentenzorg van Stad Gent, in de categorie ‘Niet-wettelijk beschermde merkwaardige gebouwen’. Die subsidie dient enkel voor een restauratie, niet voor een renovatie. ‘Dat verplicht je als eigenaar om het goed te doen’, meent Joris. ‘Het zorgt ook voor een andere dynamiek: je beslist om te gaan wonen in een gebouw zoals het is, in plaats van het naar je hand te zetten. Zo zijn de keuken en de badkamer naar de visie van Eysselinck heel klein. We konden er ons alleen maar bij neerleggen.’
Alleen de elektriciteit werd vlak voor hun verhuis vernieuwd. Daarna leefden Joris en Gino vier jaar lang op een bouwwerf. ‘Omdat we het budget niet hadden om tegelijk te huren en een lening af te betalen, maar ook omdat we niet elk vrij moment aan de restauratie wilden besteden. Het dak moest geïsoleerd worden, alle verrotte ramen vernieuwd en ook aan het terras is best wat werk geweest omdat de tegels afbrokkelden door waterinsijpeling.’
Luikje voor vuil
Het archief van architect Gaston Eysselinck wordt bewaard in het Design Museum Gent. Daar vonden Joris en Gino het lastenboek en de plannen. Ze bezochten alle huizen van de architect in de stad. ‘Op basis van de typische Eysselinck-kenmerken die we daar zagen, leerden we hoe hij het origineel bedoeld had en dat hij hier ontwerpmatig zijn zin heeft kunnen doen. De keuken naast de voordeur is zo’n element, met een slim detail als het raampje om boodschappen aan te nemen. In een kastje ernaast zit een luikje voor vuilnis. Zo hoef je niet met je afval door het huis.’
De meeste bewoners bleken hun modernistische woonst te koesteren, zij het op heel uiteenlopende manieren. Sommigen behielden de stijlkenmerken, maar gingen toch voor een moderne keuken. Andere huizen werden door de tijd of eerdere eigenaars al drastisch aangepast. ‘Hier was er nagenoeg niets onomkeerbaar veranderd. Net daarom voelden we een soort verantwoordelijkheid om het puristisch aan te pakken’, aldus Joris. Vooral Gino is bedreven in de technische details van de originele afwerkingen. ‘De wanden in de hal moesten volgens het lastenboek ‘met ruw geschraapte cement tot op deurhoogte en daarboven vlak bepleisterd en geschilderd worden volgens monster’. Die materialen en kleuren hebben we nauwgezet gerestaureerd, tot en met volgens de oorspronkelijke techniek samengestelde matte lijmverf.’ Over de keuken was er geen info, daar ging Gino met een scalpel die alle lagen verf uit de geschiedenis van de woonst blootlegde op zoek naar de onderste kleur. ‘Omdat we wisten dat Eysselinck fan was van Le Corbusier, hebben we ons laten inspireren door het klavier van de Frans-Zwitserse modernist voor de kamers die bedoeld waren om te behangen. Het zwarte randje uit de hal, de keuken, de badkamer en de toiletten hebben we vervolgens overal doorgetrokken.’
Met zorg behandeld
Anders dan de grote lijnen van het huis is de inrichting niet uit een totaalidee ontstaan. Al hebben ze allebei wel interesse voor door architecten ontworpen meubilair uit die periode. ‘We gaan niet maniakaal op zoek, maar houden onze ogen open. Meestal vinden we dingen bij handelaars, of soms krijgen we tips van anderen. Dankzij mijn oplettende zus hebben we het geluk een paar zeldzame buisstoelen van Eysselinck te bezitten. Zijn meubilair mag dan niet zo comfortabel zijn, het hoort hier echt thuis.’ Voor kleine accessoires werd in de loop der jaren een reservevoorraad aangelegd. ‘Alle rolletjes met katoenen rolluiklintjes of glazen lades voor de keuken nemen we mee van rommelmarkten.’
‘Als we dit opnieuw konden doen, zouden we sterker in onze schoenen staan tegenover aannemers. Hen op dezelfde lijn krijgen was een uitdaging. Gelukkig bleek de autoriteit van Monumentenzorg doorslaggevend tijdens werfvergaderingen.’ De enige toegevingen die ze deden waren die aan zichzelf. ‘Dat we verdund dubbel glas hebben laten steken bleek destijds een moeilijke beslissing. De profielen van de ramen moesten daarvoor een tikje dieper worden. Als we nu leren over enkel glas dat toch isolerend werkt, bloedt ons hart bijna dat we de ramen niet exact hebben kunnen kopiëren.’
In ruil voor comfort kregen ze een aangescherpte liefde voor architectuur, en kunnen Joris en Gino wonen en werken in een huis met een visie en een ziel. Om breed met hun realisatie uit te pakken is het koppel te introvert. ‘Maar als Eysselincks werk in de belangstelling komt, kan dat de conservering ervan alleen maar ten goede komen’, vinden ze. ‘Niet alleen spectaculaire gebouwen, maar ook bescheiden ontwerpen als dit worden best met zorg behandeld en bewoond. Idealiter denken eigenaars van betekenisvolle woningen twee keer na voor ze de helft afbreken omdat ze per se een veranda willen.’
Gaston Eysselinck
Het oeuvre van Gaston Eysselinck (1907-1953) is een van de belangrijkste voorbeelden van de innovatieve Belgische architectuur.
Hij nam in 1930 deel aan het CIAM-congres in Brussel en staat op de legendarische groepsfoto in aanwezigheid van Mies van der Rohe en Le Corbusier.
Zijn architectuur, woningen en gebouwen behoren tot de meest boeiende voorbeelden van het ‘Nieuwe Bouwen’ en zijn meubilair is sterk in functionaliteit, vormgeving en compositie.
In 1937 kreeg hij met de Van de Ven-prijs de belangrijkste architectuuronderscheiding in België.
Hij geloofde in de maakbaarheid van een betere toekomst met behulp van architectuur. De beheersing van de chaos door een rationele ordening is een van de grote ambities die de architect nastreefde.
Zijn twee bekendste gebouwen zijn het P.T.T.-gebouw (1946-1953, nu Cultuurcentrum De Grote Post) en Warenhuis SOE (1949-1955, nu Kunstmuseum Mu.ZEE) in Oostende.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier