De onconventionele creaties van topdesigner Tom Dixon: ‘Mijn methode balanceert altijd op het randje van roekeloosheid’

Ontwerper Tom Dixon
© GF

Ooit een verlegen jongen die zijn carrière begon door objecten te lassen van afval, vandaag een topdesigner: wij spraken met Tom Dixon, autodidact en alleskunner.

Op 25 september steekt Tom Dixon het Kanaal over richting Brussel. Voor één avond strijkt de Britse designer neer bij conceptstore Mayfair, waar hij tijdens een lezing zal vertellen over zijn onconventionele creaties, zijn eigenzinnige parcours en zijn onweerstaanbare drang om iets met zijn handen te maken. Een ideale aanleiding om hem in zijn thuisstad Londen te ontmoeten, als voorsmaakje.

Maar hoe begroet je eigenlijk een kersverse Commander of the British Empire, pas nog geridderd door His Majesty, zonder een flater te slaan en volgens de etiquette? Ik stel me de vraag iets te laat. Tom Dixon staat me al op te wachten – niet met een blinkende medaille op zijn revers, wel in een zwarte leren jas over een grijs T-shirt, een nonchalante look die past bij zijn warrige kapsel. Een eenvoudig ‘bonjour’ blijkt genoeg. Dat is geen verrassing: Dixon spreekt een charmant Frans, geleerd van zijn moeder, tijdens zijn jeugd in Tunesië en Egypte.

Met grote passen leidt hij ons rond in zijn Coal Office – de naam is een knipoog naar zijn roots. Dixon houdt niet van stilzitten, noch van zichzelf in de kijker zetten, als voormalige verlegen jongen. Wanneer hij eindelijk neerploft in een van zijn eigen bureaustoelen, de Fat Work, blijft hij klaar om er op elk moment weer uit te springen. Dixon bruist van energie, en van on–geduld, of is het gewoon een ontembare levenslust?

Tom Dixon
© GF

Zijn studio, showroom, winkel en restaurant bracht hij hier samen. Alles onder één dak, zodat er altijd beweging is. Nooit heeft hij zichzelf officieel uitgeroepen tot designer. Zijn traject leest als een oefening in nonconformisme. Hij begon in het Londen van de jaren tachtig, als autodidact. Hij werkte met metaal, haalde afgedankte resten van een voorbij industrieel tijdperk uit elkaar en zette ze weer in elkaar. Zijn S Chair, die hij in die tijd ontwierp, zette meteen de toon: organische vormen, een instinctieve grammatica, wars van conceptuele omwegen.

Sindsdien verzamelt Dixon titels en successen. Bestsellers, poëtische projecten, manifesten en allerhande samenwerkingen en collabs. Zijn werk staat vandaag in de collecties van het MoMA in New York, het Victoria & Albert Museum in Londen en het Centre Pompidou in Parijs.

Met zo’n cv begrijp je meteen waarom de Brusselse concept Mayfair BXL store hem uitnodigde voor een ontmoeting tussen zijn inmiddels iconische lampen en meubels.

Joévin Ortjens, CEO van Mayfair BXL, wil er bewust gerenommeerde designers een podium geven. Hij nodigt hen uit om te delen wat de kern vormt van hun métier: ‘We willen het publiek duidelijk maken dat een lamp veel meer is dan een lamp. Het is de uitkomst van jaren werk, onderzoek en reflectie.’ De CEO ambieert een rol als culturele speler in de stad: een plek die creatievelingen uit alle hoeken van de wereld in de kijker zet. En tegelijk een levendige ontmoetingsplaats wordt, vol verwondering en inspiratie.

Tom Dixon bijt de spits af. In Londen, bij wijze van voorsmaak, waarschuwt hij alvast: ‘Mijn methode? Die balanceert altijd op het randje van de roekeloosheid.’

Je groeide op in Tunesië en Egypte om uiteindelijk in Engeland te landen. Hoe Brits ben je?

‘Ik heb weinig herinneringen aan mijn vroege jeugd of aan Noord-Afrika. Ik weet alleen nog dat mensen in mijn billen en wangen knepen omdat ik blond en dik was, iets wat ik haatte. Ik herinner me ook de dieren: kamelen, vliegende vissen, de zwermen sprinkhanen die tegen de voorruit van de auto vlogen. Ik denk wel dat reizen en meerdere culturen in je DNA hebben je een brede basis geven om inspiratie uit te putten. Verder voel ik me heel Brits en Londens. Ik probeerde eraan te ontsnappen, maar het is me nooit gelukt.’

Had je als klein kind al de drang om te maken en te assembleren?

‘Ik was een verlegen kind. Ik was dol op boeken en zocht mijn toevlucht in literatuur. Mijn zusje werd er gek van: ze wilde met me spelen en ik deed niet mee. Mijn school zat niet bij de top voor wiskunde of Engels, maar had wel mooie ateliers voor fotografie, hout- en metaalbewerking. Ik leerde er ook modeltekenen, wat een enorme impact had. En ik bracht veel tijd door in het keramiekatelier. Die vette, vormeloze, lelijke, natte klei omvormen tot bruikbare voorwerpen, dat vond ik geweldig.’

Rond mijn veertiende had ik al een klein bedrijfje. Ik kleide hasjpijpjes voor mijn vrienden.

‘Rond mijn veertiende had ik een klein bedrijfje: ik kleide hasjpijpjes die ik aan mijn vrienden verkocht. Het maken en verkopen van dingen heeft me altijd al geïnteresseerd. Zo kocht ik op mijn tiende eitjes van wandelende takken voor geen geld en verkocht ik ze eens ze uitkwamen.’

‘Toen ik objecten begon te maken, was dat eigenlijk voor mezelf, voor de lol. Zodra mensen ze wilden kopen, kregen ze echter waarde, bestaansrecht zelfs. Mijn werk was iets waard. Dat is de reden dat ik ontwerper ben geworden, omdat mensen geld wilden geven voor mijn creaties. Ik zou er anders nooit genoeg zelfvertrouwen voor hebben gehad.’

Wie was de eerste om een werk van Tom Dixon te kopen?

‘Dat moet in de jaren tachtig geweest zijn. Met een paar vrienden bezetten we een maand lang een leegstaande winkel, we wilden er een kunstgalerie van maken. We kochten een halve ton afval en schroot om objecten voor onze galerie te maken en installeerden twee lasapparaten. Het verliep nogal chaotisch. Maar al vanaf het begin wilde ik spullen creëren met een functie in plaats van kunst, dat vond ik leuker.’

‘Onze grondstof was het afval van een Londen dat nu niet meer bestaat, aan het einde van het industriële tijdperk: machines, putdeksels, schoorstenen van victoriaanse huizen, auto’s, oorlogsmetaal. Hun vormen gaven mij de structuur. Mijn startpunt was de beslissing of ik er een stoel of een kapstok van zou maken. Na een week konden we openen met een twintigtal objecten, de prijzen waren laag, de bezoekers enthousiast.’

Hoe verging dat lassen je?

‘Een van mijn vrienden had een garage en leerde het me. Ik had een collectie motoren en ik wilde ze kunnen repareren, ook al had ik daarvoor nog nooit gelast. Ik ontdekte wat een krachtige en snelle manier het is om structuren samen te voegen, vooral vergeleken met keramiek, waarbij alles langzaam gaat. Je moet wachten tot het stuk droog is, het in de oven leggen, eruit halen… En dan explodeert het de helft van de tijd nog eens. Daarna moet je het glazuren en weer in de oven leggen. Het duurde te lang voor een ongeduldig persoon als ik.’

Tom Dixon
© GF

‘Met lassen had ik een erg dynamische manier van werken gevonden: je kunt meteen solide structuren creëren, op grote schaal werken. En ik vond het heerlijk om onder dat grote lasmasker te zitten, gefocust op het hier en nu. Het was bevrijdend voor me, ik had echt mijn ding gevonden. Na mijn eerste object wilde ik meteen verder. Het was zo’n snelle manier om mijn ideeën tot leven te brengen. En met dat ruwe materiaal, die gevonden objecten die al een vorm, versiering of gaten hadden, kon ik een shortcut nemen, wat me goed uitkwam.’

Twee ongelukken tijdens je jeugd leidden telkens tot een koerswijziging. Waren dat weloverwogen beslissingen

‘Nee, het was nooit bewust, eerder onverwacht – in het Engels zeggen we: you make your own luck. Mijn eerste ongeluk was echt mijn redding. Ik was ingeschreven op een kunstacademie. Ik had geen idee van wat ik wilde worden, maar aangezien iedereen naar zo’n school ging, ging ik er ook heen. De lessen waren al gestart, maar ik mocht de leerkrachten niet echt; ik was toen al een beetje een rebel. En toen brak ik mijn been. Ik kon niet bewegen, lag twee weken in het ziekenhuis en zat drie maanden in het gips. Ik had dus tijd om na te denken. Ik voelde dat ik wilde werken, ik wilde de wereld in. Ik keerde daarna niet terug naar school. Ik deed wat grafisch ontwerp bij een drukker, ik kleurde cartoons in…

‘Daarna begon de band waarbij ik bassist was te groeien. We tekenden een contract bij een platenmaatschappij en begonnen te toeren. Volgens mij hadden we niet echt talent, maar we hielden het toch twee jaar vol. Tot ik mijn arm brak en vervangen werd door een betere bassist – hij speelde al voor Madonna en Michael Jackson, nu voor Pink Floyd. Dat had ook mijn lot kunnen zijn.’

Je was geen ontwerper geworden als je niet eerst op het podium had gestaan, zeg je. Hoezo?

‘Ik was superverlegen, maar als muzikant in een groep moet je je ideeën en jezelf kunnen verdedigen. Daardoor kreeg ik meer zelfvertrouwen. Ik had zelf een instrument leren bespelen, ontdekt dat ik muziek kon maken, op een podium kon staan en het publiek kon laten reageren. Als je dat eenmaal durft, is het makkelijker om die energie ook ergens anders in te steken, in een ander beroep.’

Ik vind het heerlijk om onder dat grote lasmasker te zitten, gefocust op het hier en nu.

‘Op het podium staan is soms echt afschuwelijk. Ik herinner me een concert in New York, waarbij we voor The Clash moesten spelen, voor mensen die niet in ons geïnteresseerd waren en flessen naar ons gooiden: dan moet je echt voor jezelf kunnen opkomen. Dat heeft me doen beseffen dat je geen diploma nodig hebt om te leren hoe je dingen moet aanpakken, dat kun je zelf.’

Was je een haantje-de-voorste in het Londen van je beginjaren?

‘Net het tegenovergestelde: ik had geen diploma, we deden wat we konden zonder middelen, we waren gewoon een groep vrienden die alles zelf maakte, vaak van afval en gevonden voorwerpen. Ron Arad was degene van ons die het meeste kans had op succes, hij had design gestudeerd. Hij had een winkel in Covent Garden waar hij tentoonstellingen organiseerde, meteen ook de plek waar ik voor het eerst exposeerde. Hij had een grote voorsprong op mij.’

Tom Dixon
© PETE NAVEY

‘Ik vond het gewoon leuk om objecten te maken – en mensen kochten die dan nog eens. Ik zag mezelf niet als ontwerper, dat groeide organisch. Alles viel vanzelf op zijn plaats. Ik leerde designer te zijn door dingen te maken voor Vivienne Westwood, Jean Paul Gaultier, Paul Smith, Comme des Garçons… Ze wisten dat ik die objecten vooral voor mezelf maakte, maar ze gaven me de kans om ze te creëren.’

Maak je vandaag nog objecten zelf?

‘Omdat ik tijdens de pandemie geen assistent meer had, ben ik er weer mee begonnen. Ik had vrienden die op het platteland woonden en een grote industriële serre hadden om orchideeën in te kweken. Ik deed alsof ik in de tuinbouw zat, zodat ik er ondanks de quarantaineregels mocht werken. Ik richtte er een atelier in met een oven, kocht wat klei, pakte mijn soldeerbout en ben wat eigenzinnigere dingen gaan maken.’

‘Nu ga ik er minder vaak heen, ik heb minder tijd, maar ik doe nog steeds mijn best om dingen met mijn handen te doen, dat voelt zo bevrijdend. Ik maak mijn ontwerpen op de computer, maar ik probeer er niet de hele tijd achter te zitten. Ik verplicht mijn team om in 3D te creëren, want je moet kunnen zien hoe iets in het echt zal zijn.’

‘Ik geef nog steeds de voorkeur aan maquettes op ware grootte. Als ik in mijn studio ben, maak ik die van metaal of zelfs van hout, hier in Londen zijn ze van karton. Ik voel me meer op mijn gemak met een maquette.’

Maken fouten onderdeel uit van je creatieve proces?

‘Ik ben geen perfectionist zoals vele andere ontwerpers. Ik streef nooit naar perfectie. Wat voor mij telt, is de ervaring van het maken: ontdekken hoe het uitvalt, niet tevreden zijn en de volgende stap zetten. Ik heb veel ideeën gehad die ik goed vond, maar je moet flexibel en kritisch genoeg zijn om een idee verder te ontwikkelen en het om te zetten in iets interessants dat anders is dan de rest, in iets unieks.’

Je bent nooit tevreden met je ontwerpen?

‘Nooit. Ik ben altijd aan het leren, experimenteren en nieuwe dingen aan het uitproberen. Als je herbegint, kun je het altijd nog beter doen. Dat motiveert me om door te gaan.’

Wie mag er in jouw persoonlijke eregalerij?

‘Ik heb het geluk gehad Ettore Sottsass en Achille Castiglioni te mogen ontmoeten, maar eigenlijk hou ik meer van ingenieurs, beeldhouwers en uitvinders, denk aan Isamu Noguchi en Richard Buckminster Fuller, dan van designers. Ik haal mijn inspiratie veel meer uit beeldhouwkunst en architectuur dan uit design.’

Toen je artistiek directeur was van Habitat bracht je wel hulde aan de legendes van de twintigste eeuw.

‘Toen ik – vrij laat in mijn leven – design ontdekte, was ik meteen gefascineerd door de jaren 40, 50 en 60, toen er een ware esthetische revolutie plaatsvond. In 1998 kwam ik bij Habitat terecht, bekeek ik de catalogi uit de jaren 60 en kreeg ik het idee om objecten die al ontwikkeld waren door designers, in productie te laten gaan.’

Tom Dixon
© PETE NAVEY

‘Ik zocht naar de oudste die ik kon vinden – ik had genoeg van jonge ontwerpers. Ik noemde het Living Legends, in Japan werd dat Living Treasures. Maar zodra ik die oude designers begon te bezoeken, begonnen ze een voor een te sterven. Toen de collectie gelanceerd werd, was de helft van hen al overleden: Charlotte Perriand, Achille Castiglioni, Anna Castelli, Werner Panton… Ik denk dat het mijn schuld is. Ik heb de titel moeten veranderen in People of the 20th century.’

‘Het project lag me na aan het hart, ook al is het misschien nogal banaal om dergelijke authentieke designobjecten opnieuw uit te brengen. Maar het paste wel bij Habitat.’

Je wordt vaak een ‘alleskunner’ genoemd. Klopt dat?

‘Is “alleskunner” beleefd of onbeleefd bedoeld? Eigenlijk stoort het me niet; het is zelfs leuk om titels toegekend te krijgen die je jezelf niet kunt geven. Maar ik zie mezelf dus niet echt als een designer, ondernemer of zakenman. De rest van mijn leven op dezelfde stoel achter dezelfde computer zitten, is voor mij de definitie van een gevangenis. Ik heb het geluk om een omgeving gecreëerd te hebben waarin ik elke dag iemand anders kan zijn.’

‘Een heel universum-in-één’

Het idee om Tom Dixon uit te nodigen om in ons land te komen praten over zichzelf en zijn creaties bij concept store Mayfair BXL, komt van CEO Joévin Ortjens. Een echte coup de cœur, zo blijkt.
‘Weinige designers zijn er zo in geslaagd om zich op die manier te onderscheiden. Hij heeft zijn tijdsgeest mee vormgegeven, en doet dat vandaag nog steeds. Dixon is een van de weinigen die echt multidisciplinair werkt: hij ontwerpt niet alleen lampen of sofa’s, maar een compleet universum waarin je zijn hand meteen herkent. En hij maakt objecten die bereikbaar zijn, die je jezelf kan gunnen. Dat vind ik geweldig. Bovendien weet hij te spelen met codes die snel overdreven zouden kunnen lijken, maar bij hem net werken. Neem een grote gouden lampenkap: dat zou kitsch kunnen ogen, maar Dixon vindt telkens een vernieuwende en elegante manier om die codes om te buigen. Ook zijn manier om restmateriaal te verwerken is bijzonder boeiend. Hij heeft tijdloze stukken gecreëerd, sommige zijn 15, 20 of zelfs 30 jaar oud en ogen nog altijd hedendaags – dat is behoorlijk indrukwekkend. We kunnen bij Mayfair BXL natuurlijk niet alles tonen, maar we hebben een mooie selectie gemaakt.’

De exclusieve lezing van Tom Dixon kun je op 25 september om 19u gratis bijwonen bij Mayfair BXL, Waterloolaan 25, Brussel. Inschrijven via event@mayfair.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Expertise