Shangri-La aan de vaart: een loft vol licht en Gentse gezelligheid
In de Gentse Rabotwijk transformeerden ontwerpster Eva Janssens en haar man Ben Bruyneel een stoffige hangar tot een eigenwijze serreloft. Een stukje paradijs midden in een ruige urban jungle.
‘Psst. Pssssst… Ik heb hét gevonden!’ doet Eva Janssens haar man Ben Bruyneel na. Zo maakte hij zijn verloofde op een nacht wakker. Hij had er een shift op zitten bij de Gentse bar Jigger’s en schuimde naar goede gewoonte de immosites af, net voor het slapengaan. Pas na een extra elleboogstoot van Ben richtte de ontwerpster van bruidsjurken zich slaperig op, een tikkeltje verontwaardigd. ‘Hij toonde me foto’s van een donkere, stoffige hangar’, legt ze uit. ‘Ik gromde wat en ging weer slapen. Ik had daglicht nodig om zijn enthousiasme te kunnen plaatsen’, lacht ze.
Het jonge paar had – terwijl ze zelf huurden – al wat ervaring opgedaan in het aankopen, renoveren en opnieuw verkopen van woningen. Een bijverdienste naast hun jobs als mode- en horecaondernemer. ‘Ik had een degout van rijhuizen waarin pleisterwerken alles effen, steriel en zielloos maken. Daarom zocht ik heel bewust in de categorie ‘uitzonderlijke panden”, vertelt Ben. Zijn speurwerk bracht hen naar een overdekte garage midden in de Rabotwijk, een volkse buurt in Gent. De hangar diende vroeger als tapijtwasserij en daarvoor wellicht als ijskelder gezien de ligging ruim onder het straatniveau. ‘Er was hier niks. Geen water, geen elektriciteit. Enkel het gebinte, versleten golfplaten en asbest. Maar wel uitzonderlijk veel ruimte’, herinnert Eva zich.
Opgetogen over het potentieel van hun vondst, sprongen beiden op hun fiets richting architect Wouter Verbrugghe. ‘We zijn onmiddellijk samen beginnen schetsen. Hij kwam op het idee om twee losstaande units te creëren waarin een aantal functies werden ondergebracht.’ De volumes verbergen een technische kamer, een wasplaats, een bar, een bureau en een trap naar de verdieping die op de originele balken rust. Oorspronkelijk werd gedacht aan twee glasgevels met toegang tot stadstuinen aan weerszijden van de woning, maar daar hebben ze uiteindelijk van afgezien. ‘Ik bleek onverwacht zwanger’, gaat Eva verder. ‘We hadden dus meer ruimte nodig. We zijn toen met stoepkrijt aan de slag gegaan. Op de garagevloer tekenden we waar het kinderbed zou staan, de kasten, de tafel. De achtertuin en gevel hebben we uiteindelijk laten vallen. In plaats daarvan hebben we nu een ruime badkamer en een grote kinderkamer voor Remi.’
Katten en buren
De anonieme garagepoort en de overdekte inrit die als opslagplaats dient voor Pony’s – het bierlabel dat Ben met een partner runt – geven niks prijs van wat zich achter de dikke glazen deur, vier trappen lager, verbergt. Een ruime loft wordt van een groene oase, inclusief eetbare tuin, gescheiden door een hoge wand van serreglas. ‘Klassieke glasgevels vonden we lelijk en vooral onbetaalbaar. Een serrewand konden we ons wel nét permitteren’, zegt Ben. ‘De profielen vormen in ons geval het enige verschil. Die vormen een koudebrug, wat zich laat voelen als het buiten vriest dat het kraakt, maar niks dat niet met een wintertrui of een dekentje kan verholpen worden.’
Het originele gebinte werd behouden, ook al vertoonde het sporen van een uitslaande brand. De ene helft werd versterkt en ingewerkt in de tweede woonlaag, de rest zwart geverfd en behandeld om de koollaag op de zichtbare balken Yakisugi-gewijs (een Japanse techniek waarbij hout wordt verbrand om het te versterken tegen vuur, water, insecten en schimmels) na te bootsen. Ze vormen het skelet van Ben en Eva’s eigen kleurrijke Shangri-La, waar de knalpotterreur die zich aan de straatkant laat horen meteen wordt vergeten. Hoewel? ‘Ons golfplatendak houdt de temperatuur op peil, maar isoleert ons minder van het omgevingsgeluid. Dat heeft zijn charmes. Intussen kennen we de waaier aan tikgeluiden die regen kan voortbrengen en horen we vogels fluiten en duiven kirren. Ruziënde katten en buren, dat ook. Die maken deel uit van de lokale natuur’, lacht Eva.
De Gentse gunfactor
Een eettafel getekend Muller Van Severen, een andere Maria Scarpulla. Maatwerk van Huis Mortier en Wilfra. Vintage meubels gevonden bij N’Importe Quoi, recenter design bij Atelier Ecru, Frederic Hooft of Lux Lightstore. De gemene deler van al deze namen? Hun postcode. ‘Dat is geen toeval’, legt Eva uit. ‘Ben en ik zijn professioneel stevig verankerd in Gent. Uiteraard bestaat ons interieur in de eerste plaats uit spullen die we mooi vinden, maar als we dan toch iets nodig hebben, kiezen we liever voor lokale namen. Het is een soort gunfactor.’ ‘Het heeft ook zijn voordelen’, vult Ben aan. ‘Je kent elkaar, je neemt de tijd om bij elkaar langs te gaan, een mening te vragen bij een glas wijn. En te weten: op hén kan ik vertrouwen.’ Zo ruilen ze beetje bij beetje het kringloopinterieur in dat ze vroeger voornamelijk hadden. ‘Maar liever wachten en sparen we wat langer dan een stuk te kiezen waar we maar half in geloven. Sowieso gaan we liever voor degelijk oud, dan voor goedkope massaproductie.’
Hoewel er weinig kans bestaat dat je Eva ooit tegenkomt in een outfit die niet zwart is, moest het interieur kleurrijk worden. Verschillende tinten roze gaan gepaard met groene en gele accenten. Zowel binnen als buiten zorgen gekaleide muurstroken voor rustpunten tussen de ruwe, donkerrode bakstenen. ‘Ook al draag ik ze niet, toch kunnen kleuren me echt raken. Zoals het kleurgebruik van Dries Van Noten of Christian Wijnants, maar evengoed van de hotels waar ik eens heb overnacht. Dat geel,’ wijst ze naar de kast, ‘komt uit de lobby van het hotel Saint-Marc in Parijs.’
Vier jaar wonen Ben en Eva hier intussen met hun zoon, binnenkort met een baby erbij, terwijl het er maar twee hadden moeten zijn. Corona heeft hen – samen met Khruangbin, de band die voor de soundtrack van de lockdowns zorgde – doen beseffen hoe fantastisch ze wonen. Niet zozeer naar afwerking of inrichting, maar naar beleving. ‘Het daglicht hier geeft me een enorm luxegevoel. Het mag nog zo donker en druilerig zijn buiten, toch blijft het helder in huis. Pas nu besef ik daar de impact van. Op ons én onze vrienden die hier graag komen hangen. De lat ligt bijzonder hoog, mochten we ooit willen uitwijken naar ergens anders.’
ID – Eva Janssens (35) en Ben Bruyneel (37)
Eva Janssens’ grootvader richtte in 1919 Stoffen Janssens in Deinze op. Het familiebedrijf verhuisde in 1994 naar de Gentse Korenlei. Als vierde generatie in het vak nam Eva het roer over in 2009. Onder haar leiding werd de focus verlegd van stoffenhandel naar de productie van maatkleding voor vrouwen. Haar bruids- en feesttenues worden met de hand genaaid in een eigen atelier in Izegem. Ze draagt dan ook het label Handmade in Belgium (HiB).
evajanssens.be
Ben Bruyneel is een horecaondernemer pur sang. Zijn carrière begon bij Café Théatre, waarna hij zijn collega en vriend Olivier Jacobs volgde om Jigger’s uit te baten, de eerste speakeasy in Gent. Vandaag runt hij De Ganzerik, een bruine kroeg die uitgroeide tot een populair restaurant, en is hij een van de drijvende krachten achter Pony’s, een aromatisch blond biertje dat in Lochristi wordt gebrouwen, maar stilaan heel België verovert.
ganzerik.be & ponys.beer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier