Minimalistisch design: wanneer wordt het saai?
Tierlantijntjes vinden we muf en ouderwets. Minimalistisch design is wat het vandaag moet zijn en als het goed gedaan is, is daar niks op tegen. Maar wat met de minder geslaagde versie, het minimalisme met een kleine m, dat alleen maar functioneel en zielloos is? “Banaliteit is overal.”
Een waterkoker in plissé, dat heb ik me onlangs aangeschaft. Er was niets mis met mijn oude waterkoker, behalve dan dat hij oud was, te veel lawaai maakte en lelijk was. Je begrijpt, ik werd verleid door het elegante exemplaar met plooitjes van Alessi. Zoals Keats wist: a thing of beauty is a joy forever. Iets wat Brits jurist Sheehan Quirke – op Twitter bekend als The Cultural Tutor – als een soort levensmotto opvat. Omdat hij zo vaak zeurde over architecturale of designdetails, stelde een vriend hem voor een Twitteraccount te beginnen. Een paar maanden later had hij 260.000 volgers. Hij postte op 19 juni twee foto’s van meerpalen, een oude en een nieuwe, en stak een klaagzang af over ‘de dood van het detail’, die hij voor ons met plezier herhaalt via Zoom. “Wat mij stoort is het onnadenkende minimalisme met een kleine m dat we vandaag overal rond ons zien.”
Hij heeft het dus niet over minimalistisch design: objecten en plekken die door iemand met een visie en talent bedacht zijn. Quirke stoort zich aan puur functionele deurbellen, relingen en zitbanken, maar ook aan café-interieurs, appartementsgebouwen en wolkenkrabbers. “Ik ben dan wel geen designexpert, maar ik stel me vragen over het gevoel dat dingen ons geven, en design en architectuur kunnen me echt choqueren. Ik logeerde onlangs bij een vriend in een modern Londens appartementsblok. De gang was grijs en wit en saai. Puur functie, geen persoonlijkheid, niet anders dan pakweg de binnenkant van een wasmachine. Begrijp me niet verkeerd, ik heb geen probleem met minimalisme als designfilosofie. Integendeel, minimalisme met een grote M vind ik mooi. De wereld is druk en als je een ruimte binnenwandelt die vrij is van frullen, op een mooie, elegante manier, voelt dat goed. Ik wil zeker niet terug naar het verleden, maar heb wel het gevoel dat we onderweg een aantal waardevolle dingen kwijtgeraakt zijn. De kwaliteit van heel wat gebruiksvoorwerpen en van onze leefomgeving, bijvoorbeeld. Ik zie veel slordig design en heb dat de dood van het detail genoemd. Neem die meerpalen. Een oude meerpaal is niet mooi, maar de details aan de voet, de ronde bovenkant, geven het geheel wel karakter. De moderne versie heeft dat niet, die ‘bestaat’ gewoon. Er is volgens mij dan ook een verschil tussen lelijk en banaal. Dunelm House, het studentenhuis op mijn oude universiteit, is een brutalistisch gebouw. Ik vind het mooi, veel mensen vinden het lelijk, maar het doet iets met iedereen. Iets wat je lelijk vindt, roept een – weliswaar negatieve – reactie op, maar banale dingen doen ons helemaal niets voelen. Ze zijn zielloos.” Die zielloosheid is volgens Quirke niet alleen een esthetisch probleem. “Dat moet toch een psychologisch effect op ons hebben?”
Intensief vs. lui
Quirke stelt zich vragen die ook bij deskundigen leven, zo blijkt. “Waar hij het over heeft, dat minimalisme met een kleine m, zijn luie ontwerpen die geen zeggingskracht hebben”, vertelt Caroline Voet. Zij is architect en hoogleraar architectuurgeschiedenis en design aan de KU Leuven. “Het is gestandaardiseerd design dat met een laagje bekleed is en ontdaan van elke menselijke schaal. Neem de paaltjes waarover Quirke het heeft in zijn Twitterpost. De oude is aan de basis iets dikker, dat toont de overgang met de grond, en suggereert de verankering. De ronde bovenkant is een fijne plek om je hand op te leggen en dus een link met de mens die er voorbijwandelt. Het nieuwere paaltje is een huls over iets wat in de grond geboord werd, het toont geen connectie en geen enkele affiniteit met het menselijk lichaam. Het is non-design.”
Minimalisme met een grote M gaat over terugkeren naar de essentie, over eerlijkheid, authenticiteit en logica, legt Voet uit. “Form ever follows function, is een van de basisprincipes. Functionaliteit is essentieel, maar minimalisme wil objecten en ruimten laten spreken. Dat gaat over licht, textuur, materialen, oorspronkelijkheid. Het is geen gebrek aan details, integendeel. Een minimalistische designer denkt na over wat de essentie van bijvoorbeeld een tafel is, als een plek waar je je hand op kunt leggen en waar je samenkomt met anderen. Dan zijn details net essentieel. Als Maarten Van Severen een minimalistische tafel tekende, waren dat amper drie potloodlijnen op een blad, maar het vraagt denkwerk, onderzoek, prototypes en ja, details, om tot een mooi en puur meubel te komen. Een minimalistisch raam is niet gewoon een opening in een muur, het is geen standaardidee, er is bij het ontwerp nagedacht over hoe licht een ruimte binnenkomt, waar het best geplaatst wordt, wat de juiste textuur is, hoe het in dialoog gaat met de omgeving, de ruimte die het verlicht en de mensen die er gebruik van gaan maken. Goed minimalistisch design vraagt een hiërarchische symfonie van werk, tijd en aandacht, en dus veel werk van de ontwerpers en architecten.”
It’s the economy?
Grote anonieme huizenblokken, minderwaardige objecten, bij al die dingen vraagt Quirke zich af: waarom zien deze dingen er zo uit? “Onze gebruiksvoorwerpen zijn niet arbitrair, er zit een idee en misschien zelfs een geschiedenis achter.” In de reacties op zijn post ontstond een discussie over waarom er vandaag zo veel banaal design is. Industrialisatie was een terugkerend thema. Het is makkelijker om dingen en masse te produceren als ze eenvoudig zijn. En de kost wordt gedrukt, uiteraard. Elk detail dat wordt toegevoegd maakt de productie duurder en vreet dus aan de winst. Er is ook de consumptiemaatschappij. Of het onze drang naar nieuw is, dan wel de eindeloze economische groei die gevoed moet worden, daar raakte men het niet over eens, maar feit is dat we vandaag meer kopen en meer weggooien dan ooit. Misschien is de wereld te druk en overweldigend, werd er ook gesuggereerd, en voldoen banale ontwerpen aan onze nood aan minder prikkels. En wat met neutraliteit? Hoe minder details er zijn, hoe minder mensen er aanstoot aan kunnen nemen. Minder karakter is misschien minder risico, werd er geopperd. Al kwam er meteen tegengas. Een man schreef: ‘Minimalisme met een kleine m stoot niemand voor het hoofd, maar geeft ook niemand het gevoel dat hij welkom is.’ Iets wat ons weer bij karakter en persoonlijkheid brengt en bij Caroline Voet. “Of het nu een gebouw of een krukje is, een echt goed ontwerp heeft een gezicht, het zegt hallo en nodigt ons uit om binnen te komen, of om te gaan zitten. Ik heb zelf een krukje ontworpen, Stool, gebaseerd op traditionele melkkrukjes, heel minimaal, maar het zit geweldig en het is uitnodigend. Banaal is niet hetzelfde als alledaags. Veel alledaagse ontwerpen zijn niet tot in elk detail ontworpen, ze zijn ontstaan omdat ze functioneel zijn. Een hooischuur, loods of pakhuis, bedacht en gemaakt door ambachtslui en vakmensen, doen perfect waar ze voor moeten dienen. Dat bedoel ik met eerlijk en logisch: ze hebben een specifieke functie en zijn vaak ook gewoon mooi in hun eenvoud. Een fermette of een pastoriewoning is dat niet. Dat is een standaardidee van een huis waar wat nostalgische details over gegoten zijn, en dan blijft er niets van eerlijkheid of authenticiteit over.”
Scandi-latte
“Dat is een moeilijke kwestie”, geeft Voet toe. “De menselijke schaal behouden bij wolkenkrabbers, een bouwstijl die bovendien door de bouwindustrie gekaapt is, is moeilijk. Maar ook hier kunnen zorg en aandacht helpen. In Dublin bouwden Grafton Architects het nieuwe hoofdkwartier voor ESB, de Ierse elektriciteitsmaatschappij. Geen wolkenkrabber, maar wel 40.000 vierkante meter kantoren met patio’s, tussenruimtes en publieke doorgangen die alles op mensenmaat houden. Het project past perfect in de buurt omdat het bureau de structuur van de stad, de straten en de huizen goed bestudeerd heeft. Dus de conclusie is weer: goed design vraagt veel werk, inzicht en visie. En details, natuurlijk.”
Je bent van belang
Kunnen objecten en gebouwen liegen? Misschien niet, maar ze kunnen wel eerlijk zijn, zo blijkt. Je vindt vandaag inderdaad overal ter wereld dezelfde met licht hout/bakstenen muur/hippe planten ingerichte koffiebars, en het verschil tussen eentje waar je met plezier meerdere lattes bestelt en eentje waar je nooit meer naartoe wilt na je eerste macchiato, zit ’m in de authenticiteit. Een bar waar alle Scandi-vakjes aangevinkt zijn en het obligate Instagramhoekje voorzien is, heeft een ziel nodig, wil het meer zijn dan een decor. En dat voel je meteen als je er binnenwandelt, want zoals Quirke ook aangeeft: zielloosheid heeft een psychologisch effect. “Banaliteit is overal en waar ik opstandig van word, is dat we dat gewoon accepteren. Zitbanken, elektrische apparaten en openbare toiletten zijn lelijk, punt. Maar dat hoeft niet zo te zijn. En het is belangrijk, net omdat design invloed heeft op hoe wij ons voelen en hoe we met elkaar omgaan. Een banaal, slecht ontworpen schoolgebouw is niet gewoon lelijk, het geeft de mensen die er les krijgen of werken het gevoel dat ze geen mooi, doordacht gebouw waard zijn. Een banale openbare ruimte die puur functioneel is, zegt: jij doet er niet toe, je bent een radertje in een machine in een systeem. Het heeft invloed op hoe mensen naar hun gemeenschap en de staat kijken. Als je onze geschiedenis bestudeert, vind je al in de vroegste tijden voorwerpen die je als ‘design’ zou kunnen bestempelen omdat ze naast handig ook mooi zijn. Overal waar we sporen van mensen vinden, vinden we ook iets wat op juwelen lijkt. Wij mensen richten onze omgeving functioneel, maar meestal ook mooi in. Schoonheid is meer dan gewoon aangenaam, ik denk dat we het nodig hebben om ons goed te voelen. Het is bijna spiritueel. En dat zijn we een beetje vergeten.”
Quirke klaagde op Twitter ook de homogenisering aan. Elke skyline van elke metropolis ziet er vandaag ongeveer hetzelfde uit, en elke stad heeft dezelfde koffiebars in ‘Scandi-stijl’ waar dezelfde lattes geserveerd worden. Dat is volgens sommige commentatoren een kwestie van tijd. Klassieke stijlen hebben zich vaak door de eeuwen heen min of meer ‘organisch’ ontwikkeld, ze zijn specifiek voor een plek of cultuur. Industrialisatie en technologie hebben voor de mogelijkheden gezorgd die tot moderne architectuur en design geleid hebben, maar die zijn amper honderdvijftig jaar oud, en hebben nog niet de tijd gehad om een eigen smoel te ontwikkelen, stellen sommige reacties.
Compagnons de route
Alledaagse gebruiksvoorwerpen zijn onze constante compagnons, zo schreef de Japanse filosoof Sōetsu Yanagi aan het begin van de vorige eeuw. Kleding, meubelen, gebruiksvoorwerpen, als ze met zorg gemaakt zijn, op zo’n manier dat ze lang meegaan, zullen we ze met respect en zelfs affectie behandelen. “Ze zijn onze vrienden die ons helpen als we hulp nodig hebben.” Schoonheid beperken tot de hoge kunsten, of reserveren voor dure, exclusieve dingen vond hij een grote denkfout van de moderne mens. De wereld kan pas echt mooi zijn als ook alle utilitaire dingen in ons leven dat zijn. In de essays in zijn boek The Beauty of Everyday Things wordt duidelijk dat de man niet van tierlantijnen of andere versiering hield. Muji – iets wat eenvoudig is, zonder patroon of kleur – moest voor hem de norm zijn. Hij pleitte dus voor een soort minimalisme, maar dan niet van het banale soort. “Wat Yanagi zegt, doet me denken aan een uitspraak van de Romeinse architect Vitruvius”, vertelt Quirke. “Hij vond dat elk gebouw nuttig, mooi en duurzaam moest zijn. Dat lijkt me een goede norm voor alles in ons leven. En het kan, daar ben ik van overtuigd. Uiteraard produceren we vandaag alles op grote schaal, maar dat hoeft niet te betekenen dat er niet over ontwerpen is nagedacht. Tijd en zorg zijn volgens mij de sleutel tot objecten, gebouwen en omgevingen waar mensen zorg voor dragen. Wat dan weer de wegwerpcultuur tegengaat.” Daar heb je als gebruiker ook een rol in, vindt Voet. “Je maakt keuzes over wat je koopt, hoe je woont, noem maar op. Ook als consument moet je dus aandacht en zorg geven.” Misschien is schoonheid wel gewoon functioneel, net omdat het respect en affectie opwekt en op ons gemoed werkt. Wat ons weer bij Keats en zijn ‘mooie dingen die ons plezier bezorgen’-pleidooi brengt. Iemand een kop thee? Ik heb toevallig een mooie en handige waterkoker in huis.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier