Mijn stijl of jouw stijl? Drie koppels over hun contrasterende interieursmaak
Wanneer je het na jaren samenwonen nog steeds met ‘voorlopige’ lampen moet doen, weet je dat je mogelijk niet helemaal dezelfde interieursmaak hebt als je partner. Hoe pak je dat aan? Richt je elk een kamer in of ga je voor het compromis? Drie koppels vertellen.
Tine Van Doninck (38) schuimde jarenlang rommelmarkten af op zoek naar vintage vondsten, Sébastien Carion (39) omschrijft zijn stijl dan weer als sober en strak. Twee jaar geleden trok hij in het gezellige appartement van Tine in.
‘Wat een hoop oude rommel. Dat moet Seb hebben gedacht de eerste keer dat hij hier over de vloer kwam’, lacht Tine. ‘Ik schrok inderdaad wat van de drukte’, geeft Seb toe. ‘Ondertussen ben ik eraan gewend, al blijft het voor mij wel haar appartement, haar stijl. Ik mis misschien vooral het ruimtelijke gevoel van mijn loft. Zeker tijdens de quarantaine benauwde het me hier af en toe. Overal staat wel íéts.’
Tine: ‘Ik besef dat ik te veel heb. Jarenvijftigserviezen van Boch, vintage vazen, platen… Toen hij naar hier verhuisde, liet Seb zijn meubelen in zijn loft staan, die hij gemeubeld verhuurt. Andere spullen staan in een opslagruimte. Hij nam maar twee kastjes, planten en wat kleinere items mee. Die heb ik hier en daar subtiel een plekje gegeven.’
Sébastien: ‘Ik ben opgegroeid in een totaal ander decor. Mijn ouders zijn interieurarchitecten en staan voor een minimalistische stijl. Ons huis was strak, gevuld met designmeubelen. Dat is ook de stijl waar ik zelf van hou: uitgepuurd en sober. Mijn loft verbouwde ik met veel beton en metaal.’
Tine: ‘De stijl van Seb voelt voor mij onpersoonlijk, zelfs wat kil aan. Ik hou van warme, natuurlijke materialen en van spullen en meubelen met een geschiedenis. Een kast is een erfstuk van mijn grootmoeder, een zeteltje komt van mijn overgrootmoeder. Dat zijn dingen die ik niet zomaar kan wegdoen, ook niet wanneer we ‘echt’ gaan samenwonen.’
Seb en Tine zijn intussen op zoek naar een woning van hen beiden, die ze dus ook samen zullen inrichten.
Tine: ‘We hebben er al veel over gepraat en een compromis gevonden. Voor Seb is ruimte heel belangrijk, dus zoeken we een grote loft of een moderne open woning. De basis wordt strak, zodat we die verder kunnen aankleden met warme materialen. Wat meubelen betreft wordt het een mix van onze spullen, van mijn en zijn smaak. Vintage en design kunnen heel mooi zijn samen, zolang het maar geen hoogglans is, daar hou ik echt niet van.’
Sébastien: ‘Tine heeft een goed oog. Ik vertrouw erop dat we tot een mooi geheel zullen komen. Het is zeker niet de bedoeling om haar met haar spullen naar een klein kamertje in huis te verbannen.’ (lacht)
Tine: ‘We hebben al ondervonden dat er genoeg is waar we elkaar wél in vinden. En ik vind het niet erg om wat serviezen achter kastwanden te stoppen, als het hem toch te druk wordt.’ (lacht)
Zij houdt van modern, hij van klassiek landelijk, maar een gulden middenweg was snel gevonden: Cameron Kobzey (41) en Caroline Adriaens (39) kochten een oude hoeve en braken alles open. Ze gingen voor open volumes en een zwart-witkleurenpalet. Een strakke, moderne woning, maar mét rieten dak en houten accenten.
‘Cameron heeft een zaak in rieten daken en eiken bijgebouwen, North Ridge: dat rieten dak was een must’, vertelt Caroline. ‘Als het van hem had afgehangen, was het hier meer een echte hoeve gebleven. Hij wilde eiken ramen en schuifdeuren, maar het is aluminium geworden. Dat is praktischer en oogt mooier in het geheel.’
Cameron: ‘Misschien zijn het mijn Canadese roots – ik groeide op vlak bij de Rocky Mountains, met hun houten berghutten – maar ik vind dat een huis warmte moet uitstralen, met veel hout en authentieke elementen.’
Toch was het geen conflictueuze verbouwing, benadrukken beiden. Ruzies bleven uit. Hun smaken verschillen weliswaar erg, maar een compromis vinden ging redelijk vlekkeloos, en nu, twee jaar later, voelen beiden – en hun twee kinderen – zich honderd procent thuis in hun woonst. Cameron liet het ontwerpen grotendeels aan Caroline over: ‘Ik ken daar niet zoveel van. Maar zij kent mijn smaak en heeft daar rekening mee gehouden.
Caroline: ‘Het is niet omdat ik de beslissingen heb genomen, dat ik mijn smaak heb doorgedrukt. Cameron moet zich hier ook thuis voelen. Voor de verbouwing hadden we allebei een Pinterestbord gemaakt waarop het opviel hoe erg onze smaken uiteenliepen, maar uiteindelijk lukte het wel om tot een mooi coherent geheel te komen: een strakke basis met warme, houten accenten. De keuken is tijdloos en modern, met witte kasten en een werkblad van witte dekton, marmeren spatwand en zwarte barkrukken. Het zitgedeelte is dan weer gezellig landelijk met een rustieke parketvloer en de authentieke open haard die we in zijn oorspronkelijke staat herstelden.’
Cameron: ‘Als je in een huis van 1950 woont, ga je toch niet alle originele elementen slopen?’
Caroline: ‘Misschien heb ik iets vaker mijn zin gekregen dan hij. Cameron verzamelt Lilliput Lanes, dat zijn handgemaakte miniatuurtjes van Britse cottages. Met rieten daken, en alles erop en eraan. Hij wilde die hier uitstallen. Dan hou ik wel het been stijf en zeg ik: ‘Het is hier geen Bokrijk, hè.” (lacht)
Voor architectenbureau Open Architectes tekent Jérôme Peteno (44) strakke huizen waarover tot in de kleinste details is nagedacht. Maar thuis moest hij het eens zien te worden met Mélanie Manfroid (42), die een andere visie heeft.
Hoewel Jérôme architect is, wilde hij voor zichzelf geen nieuwbouw. Dat wist hij al heel lang. Maar telkens wanneer hij samen met zijn echtgenote een pand ging bekijken dat te koop stond, begon hij in zijn hoofd muren te slopen en dingen te veranderen. ‘Ik werd er een beetje moedeloos van, ik zag er het nut niet van in om alles af te breken’, herinnert Mélanie zich. Na drie of vier jaar viel het koppel evenwel als een blok voor de directeurswoning van de gewezen steenkoolmijn in Flénu, niet ver van Bergen. Het was liefde op het eerste gezicht.
Jérôme: ‘Mélanie vroeg: ‘Welke muur gaan we slopen?’ Maar er moest volgens mij helemaal niets veranderen! We waren het voor een keertje volledig met elkaar eens.’
Het huis indelen en inrichten bleek evenwel niet eenvoudig. De werfleider moest meermaals als buffer fungeren tussen beide echtgenoten, want die gaven niet zelden tegenstrijdige instructies.
Mélanie: ‘Ik ben eerder pragmatisch aangelegd, terwijl Jérôme een meer esthetische kijk op de dingen heeft.’
Jérôme: ‘Ik heb nagenoeg geen spullen. Zo zit ik in elkaar. Toen ik in het begin van onze relatie bij Mélanie introk, pasten al mijn bezittingen in een kleine bestelwagen. Mélanie daarentegen heeft de neiging om van alles te bewaren. Soms zitten daar interessante dingen bij. Maar intussen staat de zolder wel vol…’
Anders gezegd: elke wijziging die zich in het negentiende-eeuwse pand opdrong, gaf aanleiding tot verhitte discussies.
Jérôme: ‘De ramen zijn aan vervanging toe. Ik heb een tiental voorstellen geschetst voor we het eens werden. Voor de lichtarmaturen in de woonkamer heb ik al vijftig mogelijkheden aangedragen. Ik kom telkens dolenthousiast met iets fantastisch aanzetten. Dan zegt zij droog: ‘Ik zie dat niet graag.’ Daarom hangen er nog altijd voorlopige lampen. Mélanie is wellicht de moeilijkste klant die ik ooit heb gehad.’
Voortdurend gehakketak dus, maar wel met veel affectie, temeer daar Jérôme hier echt een evenwicht heeft gevonden.
Jérôme: ‘Wat we op kantoor tekenen, is bijna altijd tot op de millimeter uitgekiend. Thuis ligt dat anders. In dit huis wordt geleefd. Hier mag er al eens rommel rondslingeren. Hier staan meubelen die ik nooit in mijn eigen huis zou zetten, maar in óns huis zijn ze welkom. Neem nu dat ‘sublieme’ meubel daar, dat is nog van de opa van Mélanie geweest. In esthetisch opzicht heeft het geen enkele waarde, maar zij heeft er een emotionele band mee. En ik dus ook.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier