In het midden van Gent legde tuinarchitect Jan Minne een ‘berglandschap’ aan: het heuvelende patchwork van bloemen, kruiden, struiken, bomen en grassen maakt van de compacte stadstuin een bovenaards paradijs.
Een tuin die weinig onderhoud vraagt en het hele jaar door bloeit. Dat is wat Martine en Jean-Pierre voor ogen hadden, nadat ze hun art-decowoning in Gent met een nieuwe achterbouw hadden uitgebreid. Van tuinarchitect Jan Minne kregen ze echter zoveel meer dan een conventionele stadstuin. Het ommuurde perceel van 70 m2 bouwde hij om tot een opmerkelijk landschap met niveauverschillen en een patchwork van bloemen, kruiden, struiken en grassen.
Transformatie is een belangrijk element in het werk van de Brusselse tuinarchitect: ‘Ik ga graag aan de slag met plantengroepen die je niet standaard in de natuur tegenkomt. Hetzelfde geldt voor de combinatie van kleuren, die niet vanzelfsprekend bij elkaar horen. In plaats van de natuur te kopiëren, breng ik planten en kleuren samen om een magische sfeer te creëren. Zo lijken ze van een andere wereld te komen.’
Ondanks zijn bovenaardse schoonheid, ziet de compacte stadstuin er heel natuurlijk uit. ‘Als mensen zeggen: ‘Dat is goed gedaan’, dan is mijn job niet geslaagd. In mijn ontwerpen moet je mijn aanwezigheid zo snel mogelijk vergeten. Daarom hanteer ik een vrije manier van aanplanten’, licht Minne toe.
Praten met bomen
Wat deze stadstuin zo bijzonder maakt, is de opbouw van zichtbare niveauverschillen. De tuinarchitect liet zich onder andere inspireren door garrigue, een biotoop met een vegetatie die vooral bestaat uit grassen en lage planten in landen met een warm gematigd klimaat. Hier combineert hij bodembedekking van lage mossen met hoge grassen en hittebestendige mediterrane kruiden, zoals rozemarijn, salie en tijm. Hij laat ze uitgroeien tot grote, geurende struiken die bijen, vogels en vlinders aantrekken. Het draagt bij tot de verwondering die Minne met zijn creaties wil oproepen.
De vier kleine, sculpturale bomen plaatste Minne op ‘conversatieafstand’ van elkaar. ‘Bomen bepalen het beeld van een tuin. Ze moeten daarom met elkaar kunnen communiceren. Ik kies ze persoonlijk uit in de kwekerij en zet ze daarna uit in de tuin als personages.’ In zijn keuze laat hij zich leiden door de stam, de vorm en de structuur van de takken. Want ook in de winter moet een boom interessant zijn om naar te kijken. Verder is ook het loof dat ieder seizoen van kleur verandert belangrijk. Voor deze stadstuin selecteerde hij daarom twee Aziatische meidoorns, een zevenzonenboom en een Chinese kornoelje. De compositie, gecombineerd met het niveauverschil, zorgt voor dynamiek. Dat wordt nog versterkt door een dicht patchwork van zachte bodembedekkers in allerlei tinten, zoals vetmuur, vedermos, kruiptijm en munt.
De bomen en de planten geven de stadstuin het jaar rond groene en grijze tinten, die overgaan in subtiele witte en felgele tonen. Kleur is dan ook een belangrijke component voor de tuinarchitect. ‘Hoe meer, hoe beter. En het liefst nog alles door elkaar.’
geen buitenkamer
Of je het landschap vanbinnen of vanbuiten bekijkt, visueel zijn alle hoeken minstens even interessant. Dat komt omdat Minne de tuin als een universum beschouwt en niet als een buitenkamer, een term waarvan hij gruwt. ‘Tuinen zijn geen verlengstuk van het interieur. Het zijn aparte entiteiten’, stelt hij nadrukkelijk.
De ommuurde tuin bestaat vandaag uit eilanden van planten, bomen, struiken, bloemen en mossen die harmonieus in elkaar overgaan. Hier en daar wordt de vloeiende lijn onderbroken door stapstenen, die er op vraag van de opdrachtgevers kwamen. Ze konden moeilijk geloven dat de ondergrond beloopbaar zou zijn en vreesden dat ze anders de tuin zouden beschadigen. Maar het mos op de bodem voelt zacht aan en herstelt razendsnel.
‘Ik vlij me geregeld neer op de grond om grassprieten uit te trekken. Het is mijn dagelijkse zenmoment’, bekent Martine over de plek die haar intussen al zeven jaar tot rust brengt.