‘Ik denk niet aan het nageslacht’, lacht Tom Dixon. Maar als hij dan echt moet kiezen, zijn dit de zes creaties die hem mogen overleven.
S-Chair (1991)
‘Het eerste object dat ik zelf maakte dat echt in productie ging en nu in een museum in New York staat, en verder zo’n beetje overal. Bovendien is de stoel na dertig jaar nog steeds in productie. Cappellini produceert hem elk jaar, zonder het me te vertellen, in verschillende materialen, en ik vind het fantastisch. Ik vind het mooi hoe hij elke keer verandert.’

Pylon Chair (1991)
‘Dit is een schoolvoorbeeld van leren lassen op een bepaalde manier, het doorgronden van de structuur en vorm door het gebruik van een materiaal en productiemethode. En van hoe je het lichaam kunt ondersteunen met een minimum aan materiaal. Zit hij comfortabel? Nee, absoluut niet. Maar hij is wel licht!’

Vloerlamp Jack (1996)
‘Mijn eerste industriële object. Ik heb zelfs een bedrijf opgericht om de plastic lamp te produceren en te verdelen. Het was een heel andere, industriële aanpak. Ik ben er best tevreden over. We gaan hem trouwens in januari 2026 opnieuw uitbrengen, als draagbaar model voor buiten.’

Pose (2024)
‘Ik hou van conische objecten en de vorm van kegels. Ik hou ook van bollen; meer dan van kubussen. Ik vind het geweldig om vormen tot een minimum te herleiden. Daarna kun je spelen met die primaire vormen, je kunt altijd iets nieuws vinden. Dat is het ongelooflijke eraan, je kunt er werkelijk alles mee bouwen.’

Melt (2014)
‘Deze hanglamp dateert uit een periode waarin ik begon na te denken over objecten die iets minder geometrisch waren. Ik kreeg het idee toen ik naar een spiegelbal keek die, wanneer hij niet perfect is, samengeperst en gerecycleerd wordt. Die platgedrukte vorm vond ik erg mooi, maar hij kon niet geproduceerd worden. Toen kwamen we in de fabriek toevallig een ietwat vervormde mal tegen die er interessant uitzag. Die bleek van de Zweedse designstudio Front te zijn. Ik heb toen gevraagd of ze mij een licentie wilden geven. Wij hebben de vorm dus niet getekend, enkel de binnenkant met metaal bekleed. Het is juist dat leven binnenin dat het succes ervan bepaalde. ’

Groove (2024)
‘Ik was altijd al geïnteresseerd in productiemethoden en digitalisering biedt veel mogelijkheden – niet alleen in wat je kunt maken, maar ook waar en in welke hoeveelheden. Het oorspronkelijke idee was om een stoel te maken ter plaatse, daar waar de klant zich bevindt, en zo transport te vermijden. Robots waren voor mij op dat moment de toekomst. Ik had fabrieken gevonden die de machines maken om metaal te snijden en te buigen. In 2012 plaatste ik de installatie in het Museum of Science and Technology in Milaan. We maakten tweehonderd stoelen en openden een tijdelijk restaurant voor Salone del Mobile. Maar de stoel was nogal lelijk, hij bevatte negentig klinknagels en het kostte veel tijd om hem in elkaar te zetten. Maar ik heb er wel van geleerd hoe een zeer dunne metalen plaat sterker kan worden door een groef, vandaar de naam ‘Groove’. Ik heb het idee meegenomen en ben opnieuw begonnen. Bij de derde poging waren we er.’
