Een lichter leven: hoe maak je een lumineuze oase van een donkere achterbouw?
Wonen in een achterbouw op een ingesloten, op het noorden gericht perceel in de stad. Dat klinkt niet meteen als een droomscenario. Manu en Anne bewijzen het tegendeel met hun zelfontworpen, verborgen oase van licht.
Aanbellen bij Manu en Anne doe je aan een onopvallende gevel, in een even onopvallende straat nabij het stadspark van Hasselt. Het slot wordt op afstand ontgrendeld, waarna ik door een lange, donkere gang wandel die eindigt aan hun voordeur. Wanneer ze die breed glimlachend openzwaaien, ontwaar ik achter hen, tegen alle verwachtingen in, een oase van licht. De lentezon valt schaamteloos binnen in de keuken en buiten lijkt het wel te sneeuwen, zoveel wilgenpluizen waaien omhoog van de patiovloer. “Het is een beetje zoals in Marrakesh, wanneer je een weggestopte riad betreedt”, zal Anne wat later de vergelijking maken. Ze heeft een punt: riads hebben vaak een gelijkaardig woweffect.
Jaren geleden liet het koppel hun oog vallen op een opbrengsteigendom met een diepe tuin, net buiten de oude stadskern. De winkel op de begane grond werd hun kantoor (als architecten vormen ze samen MAGMA). In plaats van de twee appartementen erboven om te bouwen tot één woning voor hun gezin en zo huuropbrengsten mis te lopen, groeide het idee om de lelijke achterbouw onder handen te nemen. “Alleen konden we niet zo diep bijbouwen. We moesten rekening houden met een kleine oppervlakte binnen de twintigmeterlijn achter de schuin aflopende gevel”, legt Anne uit. Wat niet volstond om een gezin van vijf in onder te brengen. “Daarom zijn we ondergronds naar een oplossing gaan zoeken”, vult Manu aan. Maar daaruit volgde een tweede uitdaging. Want waar haal je dan je daglicht vandaan? Zeker als je midden in de stad woont, ingesloten door je buren, in een achterbouw die uitkomt op het noorden. “Dat was onze grootste zorg: het gebrek aan licht.”
Geen banale doos
Een zorg die hun veel denkwerk en ontwerpvoorstellen kostte, maar hen niet aan het twijfelen bracht. “Vaak hebben mensen meteen hun vooroordelen klaar als ze naar een woning kijken. Het perceel is niet goed ingeplant of de ligging valt tegen”, legt Anne hun vastberadenheid uit. “Maar eigenlijk klopt dat niet. Als je op de juiste manier met de beperkingen van je ruimte omgaat, kun je van iets negatiefs altijd iets positiefs maken. Woonkwaliteit kun je overal creëren.”
Ze kneedden de vorm van de gelijkvloerse ruimte – inkom, keuken en woonkamer – naar het licht. Het werd dus geen banale, langwerpige doos gericht op de tuin, met ergens halverwege een koepel of lichtstraat. Wel een sculpturaal ontwerp met een dak dat wat wegheeft van een scheefgetrokken Aziatisch hoedje. De asymmetrische helling wordt bepaald door het dakraam waar het ochtendlicht binnenvalt. Aan de westkant werd een patio voorzien met plafondhoge accordeonvensters die helemaal kunnen openschuiven. “’s Avonds valt de zon er pal op. Als ze schijnt, kunnen we in de gloed van de zonsondergang koken. Dat is geweldig.” Eens het ontwerp was bepaald, startten ze de zoektocht naar de best passende structuur om het te realiseren. “We wilden een minimum aan steunpunten, zodat we niet hoefden in te boeten aan zicht of ruimtelijkheid.” Dat wisten de ingenieurs van Util uit Brussel samen met hen uit te dokteren.
Groeiend huis
In grootsteden als Londen liggen beleidsmakers intussen niet meer wakker van deels ondergrondse gezinswoningen, maar om het bestuur van Hasselt mee te krijgen was heel wat overtuigingskracht nodig. Het koppel deed er zes jaar over om de nodige vergunningen te krijgen. Of toch zeker drie, als je de pauze die ze zelf inlasten in hun aanvragen niet meerekent. “Ondergronds wonen rijmde in hun ogen niet met kwaliteitsvol wonen. Maar uiteindelijk stemden ze in. Ons dossier was ijzersterk en voldeed aan alle bouwvoorschriften. Toch moesten we beloven dat we niet met een wagen de helling zouden op- en afrijden”, lacht Anne. “Het beeld van een ondergrondse garage bleef toch wat plakken.”
De bouw nam anderhalf jaar in beslag. Eerst werd een gigantische, vier meter diepe put gegraven, deels onder het voorhuis waarin ze toen logeerden, tot tegen de bestaande kelder. “Op een bepaald ogenblik zweefde de kamer van onze zoon zeven meter boven de grond. Technisch was het een uitdagend karwei”, blikt Manu terug.
Het slapen en wassen gebeurt ondergronds. De kamers van de kinderen volgen elkaar op, maar blijven met elkaar verbonden door een uitsparing in de tussenmuren aan vensterzijde. Muren die op termijn dichtgemaakt kunnen worden of helemaal verdwijnen, afhankelijk van wat het gezin nodig heeft. Elke kamer heeft ook rechtstreeks toegang tot het benedenterras, dat via een helling naar de tuin loopt. “In de zomer gebruikt niemand de binnentrap nog, we circuleren allemaal langs de tuin. Ons huis groeit aanzienlijk als die hele buitenruimte er deel van gaat uitmaken. In de winter wordt het dan weer lekker compact en gezellig.” Maar nooit ingesloten, terwijl ze dat wel volledig zijn. Daarvoor zorgen de verschillende doorzichten die werden gecreëerd. In elke hoek wordt je blik naar een ander punt geleid, maar nergens heb je het gevoel oogkleppen te dragen. “Als je iemand vraagt om een huis te tekenen, doen ze dat gegarandeerd met een stereotiep beeld voor ogen. Maar wie heeft bepaald dat een huis er zo moet uitzien?” vraagt Manu zich af. “Een huis kan eender welke vorm aannemen,” treedt Anne hem bij, “zolang het voorziet in je behoeftes.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier