Designer Michaël Verheyden over zijn droomentourage: ‘Als je werk alles is, moet je het met je partner delen, anders overleef je niet als koppel’

Michaël Verheyden
© Boumediene Belbachir
Nathalie Le Blanc
Nathalie Le Blanc Journalist Knack Weekend

Wie succes wil hebben, heeft de juiste mensen om zich heen nodig, aldus levenscoach Jay Shetty. Hoe zit dat met Michaël Verheyden, die vorige week nog op Milan Design Week zat en samen met zijn vrouw – en rots in de branding – Saartje Vereecke zijn merk oprichtte? ‘In onze sector zie je wel vaker samenwerkende koppels. Anders is het een eenzaam vak.’

Als een kleine ambachtsman, zo omschrijft Michaël Verheyden zichzelf. En daarmee bedoelt hij zichzelf en zijn vrouw Saartje Vereecke, want zij zijn samen het ‘merk’. Ze maken ‘ongewone objecten voor dagelijkse rituelen’, liefst met nobele en duurzame materialen. Denk marmer, brons, hout en leer. Materialen die je wilt vastpakken en strelen, die natuurlijk aanvoelen en prachtig verouderen.

Verheyden won in 2009 de Henry van de Velde Award voor jong talent, kreeg drie keer een Wallpaper Design Award en figureerde in 2016 op de Wallpaper Powerlist van invloedrijke designers. In 2013 en 2022 kwam The New York Times zelfs langs in Genk – zowel het eerste als het huidige huis van het koppel werd gecoverd in de lifestylesectie T Magazine.

Rots in de branding

Dat we Michaël alleen spreken, is omdat Saartje dat zo wil. ‘Ze is het cliché van de sterke vrouw die achter haar man staat, die er bewust voor kiest om op de achtergrond te blijven. Maar vergis je niet, achter de schermen trekt zij aan de touwtjes. Onze entourage is vrij klein. In het begin van onze carrière deden we nog veel kennis op bij mensen met meer ervaring, maar die nood is er vandaag minder. Saartje en ik weten na meer dan twintig jaar wat we het best wel en niet doen.’

‘Het klikte niet onmiddellijk met Saartje. We werden aan elkaar voorgesteld op een opening bij kunstencentrum Z33 in Hasselt. Ze begroette me met “Dag meneer” en zei tegen haar vriendin: “Dat is de meneer van die T-shirts.” Een van de T-shirts die ik maakte voor mijn eindwerk werd verkocht bij de boetiek Handsome. Trut, dacht ik, omdat ik het gevoel had dat ze met mij aan het lachen was. Maar toen we tijdens een volgende ontmoeting met elkaar aan de praat raakten, bedachten we al snel een idee dat we samen zouden uitvoeren. Dat project is nooit wat geworden, maar we werden wel partners in crime. Saartje en ik, we zijn elkaars cheerleader, steunpilaar, reality checker, uitdager en zorger.

Saartje Vereecke
Saartje Vereecke © Thomas De Bruyne

Ik had industrieel design gestudeerd, maar wilde de mode in. Ik deed zelfs een halve dag mee aan het toelatingsexamen van de Modeacademie, maar ik wist meteen dat het niets voor mij was. Ik had de bagage niet om kleding te maken en handtassen leken me haalbaar. Dat lukte inderdaad, samen met Saartje. Tenminste, het lukte in Vlaanderen. Ondanks inspanningen in Parijs kwam het internationaal niet van de grond, en ons land alleen is te klein om van te kunnen leven. Ondertussen waren we ons huis aan het inrichten en als we niet vonden wat we zochten, maakten we het zelf: vazen, lampen en meubelen die wel internationaal werden opgepikt. Toen zei Saartje onmiddellijk: “We gaan niet twee collecties maken. Dat lukt niet met z’n tweeën. Wat die handtassen betreft, is het goed geweest.”

Samen met je partner werken heeft het voordeel van vertrouwen. Je kunt heel eerlijk zijn. Wij leven voor wat we doen. Mijn broer werkt heel hard bij een multinational, maar tijdens het weekend is hij bij zijn gezin. Wij niet. Als je werk alles is, en je deelt dat niet met je partner, overleef je niet als koppel. Toen we begonnen, kregen we het advies om ook voldoende privétijd in te bouwen, maar in de luxesector, met veeleisende klanten, is zoiets praktisch onmogelijk. Begrijp me niet verkeerd, dit is geen klaagzang. We genieten van wat we doen en van het feit dat we het geluk hebben dat we het kunnen delen. Samenwerkende koppels zie je daarom wel vaker in onze sector. Anders is het een eenzaam vak, vrees ik.

Mijn vrouw Saartje is het cliché van de sterke vrouw die achter haar man staat. Maar vergis je niet, achter de schermen trekt zij aan de touwtjes.

Dat we prima samenwerken, wil niet zeggen dat het nooit botst. We zijn verschillende mensen. Saartje houdt zich met de klanten bezig, ik met de mensen die dingen voor ons maken. Het ontwerpen doen we vandaag steeds meer samen. Vroeger was dat mijn taak, nu komen er ook veel ideeën van Saartje. Ik werk die uit, leg ze opnieuw aan haar voor en dan beslissen we samen. Ik hou van kitsch, Saartje niet. We slagen er evenwel in om te vertrekken van mijn foute smaak en toch iets esthetisch te maken. Als buitenstaander voel je die frictie misschien niet, maar ze zit er wel. Het helpt ons ook evolueren. Wie ontwerpt, mag niet op veilig spelen. Altijd hetzelfde blijven doen werkt op korte termijn, maar een goede artiest neemt risico’s en blijft zoeken.

Creativiteit en vernieuwing zijn essentieel als artiest, maar we zijn ook gewoon een bedrijf. Je blijft succesvol als je georganiseerd bent, kwaliteit levert en alles netjes op tijd af is. Ideeën en mooie prototypes zijn belangrijk, maar als de bestelbonnen binnenkomen, moet je ze kunnen afwerken. Saartje speelt daarin een cruciale rol.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

We werken voor onze ontwerpen samen met lokale ambachtslui, maar begrepen snel dat je veel zelf moet doen als je consistente kwaliteit wilt leveren. In ons atelier hebben Saartje en ik elk onze eigen hoek waar we de producten afwerken. Ontwerpers zijn vaak gefrustreerd omdat hun ideeën niet goed worden uitgevoerd. Wij hebben ook gesprekken gehad met merken over samenwerkingen, maar behalve met CTO Lighting bleef het bij een of twee meetings.

We willen geen compromissen sluiten en die lijken onvermijdelijk als je niet alles zelf doet. Wij doen waar we zin in hebben. Dat is moeilijker, maar geeft meer voldoening. Het is de bedoeling dat je gelukkig wordt van je werk. Bij ons werkt het om bij onze eigen ideeën te blijven. Dat levert misschien een radicaler product op, voor een kleiner publiek, maar we bewijzen elke dag dat het kan.’

Michaël en Saartje wonen en werken in Genk. ‘Hier valt niet veel te beleven, Saartje houdt van de rust en de natuur. Ik ben eerder een stadsmens en heb liever wat meer prikkels. Als we niet op het werk focussen, zoeken we die ook op. Dan trekken we naar een stad als Parijs om een dosis cultuur op te pikken of lekker te gaan eten, met excellente bediening in mooie interieurs. Dat laatste is belangrijk, ja. Als je ouder wordt, word je kritischer, toch?’

Lees ook: Designer Michaël Verheyden: ‘Ontwerpen is ook ondernemen. Uiteindelijk is het de klant die beslist’

Reality checker

‘Saartje is mijn belangrijkste reality checker, zij zegt het hoe het is. Belangrijk, want aan jaknikkers heb je niets. Van haar kan ik dat ook verdragen. Bij andere mensen vind ik het moeilijker. Ik denk dat dit iets van creatieve ondernemers is. We zijn maar zo goed als onze laatste collectie en nemen om de zes maanden dus een groot risico. Bent Van Looy is een vriend van ons, hij zei onlangs dat mensen vaak onderschatten hoe hard een mening over je werk binnenkomt. Ik ben een grote jongen en heb geleerd om ermee om te gaan, maar misschien zouden mensen toch beter twee keer nadenken voor ze hun opinie geven. Bovendien is die vaak gratuit. Als een klant zegt dat iets lelijk is, komt dat binnen. Als iets je ding niet is, zeg dan gewoon niets.

Ontwerpen Michaël Verheyden
© Boumediene Belbachir

Gaandeweg hebben Saartje en ik ontdekt dat we liever niet te veel contact hebben met collega’s. Je moet dan een beetje opletten wat je zegt. Het is boeiender en frisser om je te omringen met mensen die niet in het vak zitten. Met mensen die iets totaal anders doen loop je minder gevaar, en ze hebben ook een andere blik of andere inzichten. Bovendien heb ik in mijn vrije tijd geen zin om te zagen over design. Tenzij misschien tegen meubelmaker Koen Roux, met wie we vaak samenwerken. Hij is tien jaar ouder en een van de weinige collega-ondernemers met wie ik af en toe bij een pint over werk wil praten. We botsen op dezelfde dingen en door erover te praten helpen we elkaar.’

Rolmodellen

‘Artiest en ondernemer zijn, dat zit in je. Het is een drang om te experimenteren en risico’s te nemen. Daar word je mee geboren en hopelijk ontmoet je gaandeweg mensen die je keuze duidelijker maken en je helpen. Piet Stockmans, Fabiaan Van Severen, Raf Simons en Rick Owens toonden me hoe het kon en hoe het moest.
Ontwerper en keramist Piet Stockmans stond mee aan het roer van de opleiding die ik in Genk volgde, en na mijn stage bij Fabiaan Van Severen heb ik een maand bij hem gewerkt.

Zowel Piet als Fabiaan toonde me in de praktijk hoe een creatieve onderneming werkt. Het zou een lange, harde weg worden, maar het was mogelijk. Stockmans leerde me ook om alles zelf in handen te houden. Hij vond het geen goed idee om iets te tekenen en door te geven, want ideeën verwateren als je ze niet zelf uitvoert. Daar hamerde hij op.

ontwerp Michaël Verheyden
© Boumediene Belbachir

Raf Simons zie ik als mijn creatieve vader. Als student wist ik niet wat ik wilde doen met mijn leven, en toen ik hem leerde kennen werd het helder. Ik reageerde op een oproep voor modellen in Het Belang van Limburg. Ik was geen professioneel model, maar liep een achttal shows voor Simons, een paar voor Walter Van Beirendonck en eentje voor Lieve Van Gorp. Toen ik een stageplek zocht, klopte ik bij Raf Simons aan. Hij zei nee. We hebben hetzelfde gestudeerd, hebben een gelijkaardige smaak en denken min of meer op dezelfde manier: dat vond hij niet interessant. Hij wilde mensen die hem zouden uitdagen. Dat leerde me dat jaknikkers niet nuttig zijn.

Dat ik zes maanden van Raf Simons, the hardest working man in fashion, heb mogen leren, daar heb ik geluk mee gehad.

In mijn afstudeerjaar nam hij een sabbatjaar. Ik greep mijn kans en vroeg of hij mijn eindwerk wilde begeleiden. Ik wilde ensembles maken die in een handomdraai volledig getransformeerd konden worden, en dat zag hij wel zitten. Dat was een meevaller, want met mode hadden ze op school niet veel ervaring. Ik ben een beetje een flapuit en soms te eerlijk, Raf leerde me dat ik beter niet te veel domme dingen zeg. Dat ik zes maanden van the hardest working man in fashion heb mogen leren, daar heb ik geluk mee gehad.

Later had ik een gelijkaardige ervaring bij Rick Owens. Hij zocht technisch advies voor zijn tassencollectie en ik had die kennis. Ik trok af en toe een dag naar Parijs en zat dan aan een tafel naast zijn bureau. Ik maakte en verkocht toen al mijn handtassen, dus die opdracht was een soort bijverdienste, maar samenwerken met Owens voor die paar collecties was zeer leerrijk. Toen Amerikaans designer Calvin Klein later een klant werd en langskwam met zijn architect op zoek naar spullen voor zijn nieuwe huis, had hij een pochet onder zijn arm die ik voor Rick Owens gemaakt heb. Ik heb niks gezegd, maar was best trots.’

Lees ook: Zes insiders over ontwerper Raf Simons: ‘Hij is een en al bezieling’

Mentor

‘Als student werkten mijn broer en ik elke zomer in de Brico van Heusden-Zolder. Mijn stiefoma was kinderoppas bij de eigenaar, Joris Van Cutsem. Jo is intussen overleden, maar was een uitstekend voorbeeld als ondernemer. Een van de dingen die ik van hem geleerd heb, is mildheid. Hij vond dat je veeleisend mocht zijn voor je personeel, maar pleitte ook voor mildheid.

Michaël Verheyden
© Boumediene Belbachir

Hij pikte ons een hele zomer lang elke ochtend op, maar we werkten wel zo’n elf uur per dag. Jo, die toen rond de zestig was, ging elke middag naar huis om te eten en een dutje te doen, ondertussen deed zijn personeel amper iets. Mijn broer en ik hielden de zaak draaiende tijdens de lunch. Ik vond dat bizar, maar Jo bleek op de hoogte te zijn. “Je moet geven en nemen”, zei hij. “Als het werk gedaan is, is dat goed voor mij. Hoe ze zich organiseren doet er niet toe.” Ik vond dat mooi. Een baas was niet noodzakelijk hardvochtig of onsympathiek.

Hij leerde me ook van het leven genieten. Na het werk zei hij vaak: “Het was weer een droge dag”, en dan gingen we nog een pintje drinken. Nu ja, drie pintjes in een kwartier, toch stevig voor twee jongens die niet veel dronken. Wij hielden ’s zomers zijn Brico draaiende en daar wilde hij ons voor bedanken. Hij nam echt de tijd om met ons te praten.

We gingen zelfs een paar keer eten in een sterrenzaak, wat ons verbijsterde, want wij gingen thuis nooit op restaurant. Hij hield van verrassingen en reed op een middag met mij en een andere jobstudent naar Lummen om te gaan lunchen bij Hove St-Paul. Ik had geen andere kleren mee en liep dus in mijn knalgele Brico-T-shirt een sterrenzaak binnen. Gênant, maar wel indrukwekkend. We gingen ook eten bij De Barrier en zijn zelfs bij Comme chez Soi geweest, waar Patrick Dewael, toen minister, zat te eten. Dat was geen slechte werkdag. Van Cutsem vond het oprecht fijn om zijn kennis en ervaring te delen en dat heeft bij mij de vlam om te ondernemen aangewakkerd.’

Voorvechters

‘Wij zijn geen winkel, dus wat wij maken komt via tussenpersonen bij de eindklant terecht. Dat zijn onze voorvechters. Thierry Struvay en Bea Mombaers zijn echte vrienden. Ze waren mijn allereerste klanten, we kennen elkaar al heel lang en hebben veel meegemaakt. Ook mensen als Ilse Cornelissen van Graanmarkt 13, Rik Ruebens van RR Interieur en enkele buitenlandse klanten hebben een rol gespeeld in ons verhaal. Ze reiken ons soms ideeën aan en polsen naar onze mening, omgekeerd vragen wij hun advies over een nieuw item dat we ontwikkelen. Of we drinken samen een koffie en praten wat bij.

Ik ben soms een flapuit en heb tot mijn schade en schande moeten leren om dat minder te zijn.

Sommige mensen zijn gewoon fan van wat we doen. Een diplomaat die een tijdje in Brussel gewerkt heeft, is een mooie privécollectie aan het opbouwen van ons werk en koopt elk jaar een of twee stukken. Dat neigt naar vriendschap, maar wat klanten betreft is het een kwestie van evenwicht zoeken. Saartje en ik komen uit modale gezinnen, we kwamen niets tekort, maar er was ook niets te veel. De wereld is vandaag anders, zeker de wereld waarin wij werken, en dus hebben we moeten leren hoe je omgaat met zeer welstellende klanten.

Michaël Verheyden
© Boumediene Belbachir

De afstand moet groot genoeg blijven en sociaal mixen is niet altijd een goed idee, want het blijft een professionele relatie. Ik ben soms een flapuit, bijvoorbeeld, en heb tot mijn schade en schande moeten leren om dat minder te zijn. En we bleven in Genk, maar werken internationaal in de luxesector. Misschien dat onze entourage daarom lokaal kleiner en kleiner is geworden.’

Uitdager en steunpilaar

‘Ik ben dankbaar dat er vroeger heel wat mensen hun kennis en ervaring met mij hebben gedeeld, dus wil ik dat zelf ook doen voor anderen. Het project van VAKlab met Bokrijk is daar een mooi voorbeeld van. Die vakmanschapswerking wilde graag een statement maken op Milan Design Week, dus gingen we samen naar Italië en hebben we een project opgezet dat we daar gepresenteerd hebben. Ik ontwierp een paviljoen dat naar een bijenkorf verwijst – geïnspireerd door mijn grootvader die imker was – en dat door de vakmensen van Bokrijk werd uitgevoerd. Wij ontwierpen in samenspraak met de ambachtslui ook een aantal voorwerpen, waarmee zij hun meesterschap konden tonen.

lamp Michaël Verheyden
De lamp is een creatie van Michaël Verheyden voor VAKlab, een project in samenwerking met Openluchtmuseum Bokrijk. © Boumediene Belbachir

Wat we samen met VAKlab doen vraagt veel werk en tijd, maar het is boeiend. En actueel. Binnen de designwereld zie je vandaag hoe makers meer op de voorgrond treden. Vakmensen voelen zich vaak miskend, ze hebben hard gewerkt, maar iemand anders gaat met de pluimen lopen. Ik herken dat een beetje, want wij werken ook anoniem voor anderen. Ik heb daar geen probleem mee, ik haal erkenning uit ons eigen werk. Makers voeren meestal andermans ontwerpen uit en dat zijn niet altijd dingen die ze mooi vinden. Het is fijn om te horen dat ze onze ontwerpen wel op prijs stellen.

Het is ook onze taak om hen te begeleiden en soms moeten we dan een moeilijke boodschap brengen. Zo moest ik Jefke Geysels en Jeanny Bouwen van rietatelier De Ratelaar vertellen dat ze slechter moesten vlechten. Beiden zijn excellente vakmensen, ze kweken hun eigen materiaal in hun tuin, en wat ze doen is heel arbeidsintensief. Maar het ontwerp dat ik tekende, heeft Aziatische invloeden en dat vroeg om onregelmatig vlechtwerk, iets wat zij niet kenden. Je moet mensen soms uit hun comfortzone halen. Als ambachtslui te veel in hun eigen wereld zitten, is het belangrijk om hen daar eens uit te halen.

We zijn bij dit project ook de filters die voor realiteitszin moeten zorgen. Na Milaan zullen sommige makers overspoeld worden met vragen en bestellingen. Dat klinkt goed, maar de vraag is of zo’n opdrachten ook realistisch en interessant zijn. Heb je iets aan één Italiaanse klant die een tafel bestelt? Misschien niet.

De samenwerking met de nieuwe VAKlab-ambachtslui is nog pril, maar met iemand als Angelo Rizzi van Il Granito werken Saartje en ik al een tijdje samen. Zijn zaak doet het heel goed. Hij pakt dat met sociale media goed aan, maar hij belt ons weleens met vragen. We hebben tenslotte meer ervaring in die luxesector. Die beantwoord ik met veel plezier, zo kan ik iets terugdoen.’

Lees ook: Wie was de Belgische Charlotte Perriand? 7 vergeten straffe vrouwelijke designers uit eigen land

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content