Koyo Kouoh plaatste Afrikaanse kunst op de internationale agenda. Ze overleed onverwacht in mei, amper 57 en net benoemd als curator voor de 61ste Biënnale van Venetië in 2026.
‘Ze was een powerhouse’, zegt Zoë Gray, tentoonstellingsdirecteur bij Bozar in Brussel. Daar liep eerder dit jaar de door Koyo Kouoh samengestelde tentoonstelling ‘When We See Us: A Century of Black Figuration in Painting’, achteraf beschouwd misschien wel het testament van de Afrikaanse curator.
‘Koyo was iemand die op een hoog niveau leiding kon geven, maar tegelijk down-to-earth was. Ze was toegankelijk, warm, met een aanstekelijke lach en veel humor. Ze kon goed om met mensen. Ze was vol enthousiasme, had een ongelofelijke levenskracht. De timing van haar overlijden was wreed, want ze stond op het hoogtepunt van haar kunnen. Het kwam net voor een nog breder publiek zou gaan ontdekken waartoe ze in staat was.’
‘Ik ken Koyo sinds de vroege jaren negentig,’ getuigt de in Brussel wonende, Zuid-Afrikaanse kunstenaar Kendell Geers, ‘toen we allebei probeerden een visie op Afrikaanse kunst te formuleren die niet gebaseerd was op koloniale vooroordelen. Ik leerde haar kennen via gemeenschappelijke vrienden uit Angola. Koyo stond erop dat kunst werd gezien vanuit een gemeenschap waarvan kunstenaars het kloppende hart en de ziel zijn. Ze was toegewijd aan het principe dat Afrikaanse mensen voor zichzelf moeten spreken, in plaats van dat anderen – degenen die de vooroordelen oorspronkelijk hebben gecreëerd – namens hen spreken.’

Koyo Kouoh zag zichzelf als een panafrikanist en ze gebruikte de term ‘Black geographies’ om alle delen van de wereld te omvatten waar Afrikanen zich hadden gevestigd, meestal onvrijwillig. ‘Koyo stond heel dicht bij de kunstenaars’, zegt Zoë Gray.
‘En de kunstenaars stonden voor haar altijd centraal. Ze lachte altijd dat de kunstenaars haar baas waren, al denk ik niet dat iemand echt ooit haar baas was.’ ‘Haar inzet voor conceptuele Afrikaanse kunstenaars zoals Tracey Rose en Issa Samb vormde een directe uitdaging voor de Europese fantasie van primitivisme en “nobele wilden”’, zegt Kendell Geers.
Honger naar afrika
Marie-Noëlle Koyo Kouoh was van bescheiden komaf. Ze kwam ter wereld in Douala, de economische hoofdstad van Kameroen, waar ze naar een jezuïetenschool ging. Haar grootmoeder was naaister. Haar moeder verliet Kameroen in de jaren zeventig, op zoek naar werk. Ze kwam in Zwitserland terecht, waar Kouoh haar later vervoegde. Ze was dan dertien.
Koyo Kouoh studeerde economie, zonder veel enthousiasme. Ze werkte voor een bank, was een tijd sociaal werker, maar bleek toch vooral gepassioneerd door kunst en cultuur. Toen ze een zoon kreeg, Djibril, keerde ze terug naar Afrika. ‘Ik kon me niet inbeelden dat ik een zwarte jongen zou opvoeden in Europa’, zei ze. Daar, en toen, voelde ze voor het eerst ‘de honger naar Afrika’, zei ze daarover in Le Monde.

Moeder en zoon vestigden zich in Senegal, waar Kouoh onder meer werkte als curator en als cultureel attaché voor het Amerikaanse consulaat. In Dakar zette ze haar eerste stappen in de kunstwereld. In 2008 begon ze RAW Material Company: Center for Art, Knowledge and Society, een initiatief ‘ter bevordering van de waardering voor en de groei van artistieke en intellectuele creativiteit in Afrika’. Dat omvat een documentatiecentrum (RAW Base), een studieprogramma (RAW Académie) en het programma Ker Issa, dat sinds 2011 onder meer kunstenaars en curatoren in residence ontvangt.
In 2015 maakte Kouoh voor Wiels in Brussel de tentoonstelling ‘Body Talk: Feminism, Sexuality and the Body in the Works of Six African Women Artists.’ Caroline Dumalin, artistiek directeur bij Morpho, werkte toen voor Wiels en participeerde als coördinerend curator. ‘Die titel was niet gewoon een naam, maar een duidelijk programma, en dat hielp om een publiek aan te trekken. De tentoonstelling kreeg veel weerklank in de media, terwijl Koyo toen voor het grotere publiek in België niet zo bekend was. Ik denk dat de sterkte van haar positie en haar stem daar veel mee te maken hadden.’
‘Koyo wou kunstenaars steunen. Als je geen kansen krijgt, ben je niet zichtbaar in de kunst. Voor Afrikaanse artiesten is dat nog veel moeilijker’
‘Koyo vond dat het Afrikaanse vrouwenlichaam niet een, maar twee keer moest worden geëmancipeerd, van het patriarchaat en van het kolonialisme. Ze nam een standpunt in, maar deed dat zonder de kunstenaars te instrumentaliseren. Ze genoot in die periode internationaal aanzien in de kunstwereld. Zo zat ze in de selectiecommissie van documenta. En ze wou haar platform delen.’
‘Koyo was een mentor voor veel kunstenaars, maar ook voor jonge curatoren’, zegt Caroline Dumalin. ‘Als je geen opportuniteiten krijgt, ben je niet zichtbaar in de kunst. Het cliché dat je er wel komt als je getalenteerd bent, is onzin. Voor Afrikaanse kunstenaars is het nog veel moeilijker om zichtbaar te zijn in de rest van de wereld. Al is het maar omdat reizen vaak zo moeilijk is. Een groot deel van mijn werk destijds was het in orde brengen van visa en reisdocumenten.’
Reizende succesexpo
Vier jaar na de expo bij Wiels werd Kouoh directeur van het Zeitz Museum of Contemporary African Art in Kaapstad in Zuid-Afrika. Het museum, opgericht in 2017, huist in een spectaculair complex van betonnen graansilo’s die werden getransformeerd door de Britse architect Thomas Heatherwick en raakte moeilijk van de grond. Er klonk veel kritiek; de eerste directeur was moeten opstappen. ‘Het werd mijn plicht om Zeitz te redden’, zei Kouoh daarover.
Ze was er de juiste persoon voor: een Afrikaanse vrouw met ervaring, die van aanpakken wist. Ze liet zich omringen door een jong team, reikte beurzen uit, startte een ondersteunend programma en haalde de lokale bevolking naar het museum.

Toen Zeitz MOCAA na de pandemie in oktober 2020 na een half jaar opnieuw openging, nodigde Kouoh iedereen in de stad uit om een zelfgemaakt kunstwerk te komen tonen. Dat hielp om ook mensen aan te spreken die nooit een museum bezochten.
Ze cureerde er ook een aantal als baanbrekend beschouwde tentoonstellingen, waaronder retrospectieven van kunstenaars als Tracey Rose, Johannes Phokela en Mary Evans, maar ook ‘When We See Us: A Century of Black Figuration in Painting’, in 2022. ‘Die tentoonstelling liep bij Zeitz in Kaapstad toen ik bij Bozar begon’, vertelt Zoë Gray.

‘Ik wist dat er plannen waren om de expo te laten reizen en ik vond het extreem belangrijk dat ze naar Bozar zou komen. Ik heb Koyo toen overtuigd en we hebben de tentoonstelling aangepast voor Bozar. ‘When We See Us’ was een gamechanger. Het is een tentoonstelling die naar een hele eeuw Afrikaanse kunst kijkt door Afrikaanse, niet door Europese, ogen.’
‘De expo When we see us was een gamechanger. Er werd naar kunst gekeken door Afrikaanse, niet door Europese ogen’
In Brussel kwamen er 90.000 mensen kijken: ‘Ik denk dat de manier waarop het onderwerp werd aangepakt, het succes voor een groot deel kan verklaren. Die onstuitbare vreugde van Koyo, haar spiritualiteit en uitbundigheid, haar eigen ervaringen als Afrikaan, waren het vertrekpunt, en de expo was daarvan doordrongen.’
‘Uiteindelijk gaat het niet alleen om het doorbreken van de eurocentrische blik op Afrika, maar ook om het besef dat we leven in een wereld met vele centra – parallelle kunstwerelden die naast elkaar bestaan. Ik denk dat “When We See Us” een sleuteltentoonstelling is voor, en tegelijk ook een product van de tijd waarin we leven.’ De tentoonstelling reisde ook naar Basel en is nu te zien bij Liljevalchs in Stockholm, tot 30 augustus 2026.
Postume Biënnale
Eind 2024 werd aangekondigd dat Kouoh curator zou worden van de 61ste Biënnale van Venetië, komende zomer. ‘De nominatie voelde als de juiste persoon op het perfecte moment’, zegt Gray. Iemand als Koyo, die zo goed was in het samenbrengen van mensen, in dit tijdperk van extreme polarisatie — het was een perfecte keuze.’
‘Venetië heeft me carte blanche gegeven,’ zei Kouoh, ‘en ik ga mijn carte noire spelen.’ Ze overleed op 10 mei, een week voor ze haar programma voor de Biënnale zou voorstellen, heel onverwacht. ‘Ik sprak haar tien dagen voor haar dood’, vertelt Gray. ‘Ze zou enkele weken later naar Brussel komen voor een talk. Ze heeft nog tot op het laatst deelgenomen aan conferenties. Haar dood kwam totaal onverwacht.’

Naar verluidt was ze al eens ziek geweest. Toen de kanker dit jaar terugkwam, was het menens. Ook Kendell Geers sprak Kouoh kort voor haar dood, toen hij een talk met haar modereerde in de Brusselse members club The Merode. ‘Over de Biënnale hebben we het toen niet echt gehad. Het gesprek ging over de Afrikaanse kunst als identiteit.’

Haar plannen voor de Biënnale worden uitgevoerd, met de steun van de familie en overzien door Marie Hélène Pereira, die sinds 2011 betrokken is bij RAW in Dakar. ‘Dat zal gebeuren volgens het project dat Koyo had bedacht, met als doel haar ideeën en haar werk te bewaren, te versterken en verder uit te dragen’, klinkt het in Venetië. Over de invulling wordt nog niet gecommuniceerd. Alleen een titel is er al: ‘In Minor Keys’.
‘Ik geloof in leven na de dood’, zei Kouoh in een gesprek met de Financial Times. ‘In Afrika geloven we in parallelle levens. Er is geen na de dood, voor de dood of tijdens het leven. Het doet er niet zo toe.’
Biënnale van Venetië, 9 mei tot 22 november. Labiennale.org
Koyo Kouoh
24 december 1967: wordt geboren in Douala, Kameroen.
1980: woont, studeert en werkt in Zwitserland.
1995: verhuist naar Dakar, Senegal.
2000: wordt cultural officer voor het Amerikaanse consulaat van Dakar en onafhankelijk curator.
2008: start RAW Material Company in Dakar.
2015: curator expo bij Wiels, Brussel.
2019: directeur Zeitz Museum of Contemporary Art Africa, Kaapstad.
2024: nominatie als curator van de 61ste Biënnale van Venetië.
10 mei 2025: overlijdt plots in een ziekenhuis in Bazel, Zwitserland.