Zwijg het niet dood: wat te zeggen na een overlijden?
Veel sterkte. Gecondoleerd. Meer weten we vaak niet uit te brengen tegen mensen die net een geliefde verloren. Wat doe je als woorden tekortschieten? We vroegen het aan vier mensen voor wie de dood dagelijkse kost is. ‘Weet je niet wat gezegd, wees daar dan eerlijk over.’
Na een groot verlies vond Petra Heremans (38) de kracht om terug aan de slag te gaan als palliatief verpleegkundige.
Toen me voor het eerst gevraagd werd om op de palliatieve zorg te gaan werken, zei ik nee. Op mijn 21ste was ik op de dienst geriatrie begonnen en daar kwam ik al vaak in aanraking met de dood. In die tijd liep ik uit schrik soms letterlijk weg van dode mensen. Toch bleef mijn hoofdverpleegkundige ervan overtuigd dat ik gemaakt was voor de palliatieve dienst. Na wat aandringen besloot ik om het een kans te geven. Al snel ontdekte ik de verbondenheid met de families en met mijn team, en dat voelde als thuiskomen.
Enkele jaren later kruiste de dood mijn eigen pad. In twee weken tijd kwam ons dochtertje Amelie in ons leven en namen we alweer afscheid van haar. Vandaag zou ze twaalf geweest zijn. Het is de zwartste bladzijde van mijn leven. In een korte periode verloren we niet alleen Amelie; niet veel later kreeg mijn zus Els de diagnose van uitgezaaide kanker. Wij waren ontzettend close, deden alles samen en als meter van Amelie had zij mijn verdriet mee gedragen. Toen ze overleed, ben ik gecrasht. Ik was kapot.
Niet iedereen kan of wil werken op de palliatieve. Iemand zien sterven, dat kleeft aan je.
Wat ik heb geleerd is dat een vraag als ‘hoe gaat het?’ aankomt als een aardbeving. Waar moet je beginnen, bij welk stuk verdriet? Als je mensen vraagt hoe het vanmiddag, gisteravond of vannacht was, beginnen ze te vertellen. Wie net een dierbare verloren heeft, heeft vooral nood aan aanwezigheid. Dat maakt een wereld van verschil. Nooit zal ik de vriendin vergeten die elke keer opnieuw aan mijn deur stond. Vaak liet ik haar daar staan, omdat ik het niet kon opbrengen om de deur open te doen. En toch bleef ze komen, meerdere keren per week. Ik geloofde nergens meer in, wilde niemand zien, zonderde me af. Wie onvoorwaardelijk bleef opdagen en luisteren, bood mij een lichtpuntje. Toen ik opnieuw klaar was om te gaan werken, dacht ik erover om een interieurwinkel te openen. Ik ging te rade bij een loopbaanbegeleidster. Haar advies duwde me een andere richting uit: ‘Je moet zijn waar je nodig bent en daarvoor moet je eerst de dood in de ogen durven te kijken en herstellen. Dan pas ga je ongelofelijke dingen doen.’
Niet iedereen kan of wil werken op de palliatieve. Iemand zien sterven, dat kleeft aan je. Soms is het einde keihard, maar er zijn ook mooie verhalen. Als de tijd kostbaar wordt, krijgen gesprekken een heel andere intensiteit. Het is een voorrecht om levensverhalen cadeau te krijgen. Onlangs begeleidde ik een jonge vrouw. Enkele weken voor ze stierf, vertelde ze me over een magische plek in Bokrijk waar je kunt fietsen door het water. Daar had ze oog in oog met een zwaan gestaan. Ze liet me beloven om er na haar overlijden naartoe te gaan. ‘Ga voor die zwaan staan, kijk omhoog en daar ben ik.’ Toen ik op die plek stond, kwamen de tranen van ontroering. Dat zijn zulke rijke momenten.
Vandaag besef ik dat de dood steeds wegwijzers zette naar wat ik voorbestemd ben om te doen. Er is een Petra voor en na Amelie. Ik moest kijken naar wat er nog wél was, en dat is enorm moeilijk. What doesn’t kill you, makes you stronger, dat is onzin. Wat er gebeurd is, heeft me veranderd, maar ik sta doorleefder in mijn job. Een streepje licht maken voor families die in het donker zitten en hen inspireren, maakt dat Amelies leven niet voor niets is geweest.’
Petra is centrale contactpersoon van Ouders van een Overleden Kind. ovok.be
Rouwtherapeute Lore Vonck (27) staat als coördinator van Werkgroep Verder na Zelfdoding in nauw contact met de achterblijvers.
Heel vaak weten mensen niet wat te zeggen als de dood hen van dichtbij treft. Zeker na een zelfdoding. Dus zeggen ze maar niets. Nabestaanden vertellen mij regelmatig: ‘Vroeger wuifde mijn buurman altijd, nu doet hij alsof hij mij niet gezien heeft.’ Als mensen je anders gaan behandelen, terwijl je net door een moeilijke periode gaat, is dat erg kwetsend.
Mensen in een rouwproces kunnen al gauw geïsoleerd raken. Sommigen sluiten zich volledig af van de buitenwereld na een paar vervelende reacties uit hun omgeving. Er zijn ook mensen die jarenlang niet meer buitenkomen. Woorden kunnen jaren later nog in je hoofd rondspoken. Daarom is het belangrijk om ze zorgvuldig uit te kiezen. Maar zeg Ãéts. En als je zonder woorden valt, durf dat dan ook te benoemen. Erken dat het allemaal heel heftig is en je graag iets wilt doen om de ander te helpen of te troosten. Overbrengen hoe verschrikkelijk je het voor hen vindt of een betekenisvol gedicht op een kaartje neerpennen, zegt meer dan een simpele ‘Veel sterkte’. Denk ook nooit dat jouw steunbetuiging niet welkom zou zijn. Uit de liefdevolle woorden van mensen van wie ze het niet verwachten, putten mensen die rouwen evengoed veel troost.
Wie afscheid moest nemen van een geliefde, heeft vooral nood aan een luisterend oor. Niet alleen in de eerste weken of maanden, maar ook in de jaren die volgen. De tijd heelt niet alle wonden en een rouwproces duurt een leven lang. De kaartjes die na een lange tijd in de bus vallen, doen misschien wel het meeste deugd.
Iemand de vrijheid geven om op zijn of haar manier te rouwen is evengoed van onschatbare waarde. Sommigen zitten de dagen na het slechte nieuws liever thuis voor de foto terwijl anderen net een dag weg willen zijn. Niemand in rouw heeft een boodschap aan andermans oordelen of nood om te minimaliseren.
De dood heeft mij nooit afgeschrikt. Door er professioneel mee aan de slag te gaan, groeide het uit tot een passie. Ja, ik hoor de zwaarste verhalen en die laten al eens sporen na. Wanneer een vrouw die – net als ik – pas getrouwd is, vertelt dat er geen wolkje aan de lucht was, tot haar partner compleet onverwacht uit het leven stapte, dan komt dat erg dichtbij. Morgen kan je geluk voorbij zijn, daar word ik in mijn job elke dag aan herinnerd. Ik besef hoe essentieel het is om me vast te houden aan de kleine mooie dingen, zoals zien hoe nabestaanden de zon weer op hun gezicht voelen. Vol bewondering ben ik er getuige van hoe sommigen nieuwe levensdoelen vinden. Zo zijn er achterblijvers die acties ondernemen om geld in te zamelen voor de zelfmoordlijn. Vanaf de eerste rij zien hoe er uit verdriet iets moois bloeit, is ontzettend inspirerend en ontroerend. Als mensen me bedanken omdat ik hun lijden een beetje zachter heb gemaakt, is dat het gouden randje aan mijn dag.’
Hoofd van Cel Vermiste Personen Alain Remue (60) kende in zijn carrière zo’n 3000 vermissingszaken met een slechte afloop.
In onze job wéét je dat je met de dood geconfronteerd zult worden. Je kunt mensen opleiden om daarmee om te gaan, maar niet om een dood kindje uit een gracht te halen. Twaalf procent van onze opgeloste verdwijningen liep slecht af. Amper één procent van onze dossiers heeft een crimineel karakter. Een zaak als de moord op Julie Van Espen is zeer uitzonderlijk, maar het gebeurt wel. Dat zijn zaken die naar de keel grijpen. Julie was een prachtige jongedame van 23 jaar, even oud als mijn dochter Eva. Als je haar lichaam levenloos ziet liggen op de koude grond, flitst de gedachte dat je je dochter nooit zo wilt zien liggen door je hoofd. Op zo’n moment komt de gruwel heel dichtbij. Wij moeten die knop kunnen omdraaien, maar we blijven mensen.
Bij de vondst van een lichaam bel ik altijd eerst naar mijn vrouw. Dat telefoontje duurt hooguit tien seconden, maar het biedt mij een houvast. Zij weet het nieuws nog voor de procureur des Konings. Brengt ze de kinderen op de hoogte, dan sms’en die al eens: Paps,love you. De gedachte dat bij ons alles goed is, geeft mij op zo’n moment een zekere rust. Zonder mijn gezin zou ik de stormen van deze job niet kunnen doorstaan.
Eigenlijk ben ik een softie. Thuis lachen ze daar al eens om. In onwaarschijnlijke omstandigheden blijf ik functioneren, maar als mijn dochter in haar vinger snijdt, raak ik in paniek. Ik ben veel gewoon en zie veel ellende, maar het mag niet te dichtbij komen. Als ik in mijn privéleven met een sterfgeval in aanraking kom, wordt ermee omgaan al een stuk moeilijker.
Soms moet ik een familie vertellen dat hun geliefde dood is. Dan weet je als je op die deurbel drukt dat je hun leven enkele seconden later kapotmaakt. Maar ouders van vermiste kinderen hebben mij geleerd hoe belangrijk het is om de waarheid te vertellen. Slecht nieuws brengen is beter dan een leven vol vraagtekens. Anders kunnen ze het niet afsluiten.
Er zijn geen gouden regels om met mensen in rouw om te gaan. Iedereen is anders en rouwt anders. Durf gewoon op die mensen af te stappen. Doorheen de jaren heb ik gemerkt dat de meeste mensen willen dat er nog over de overledene wordt gesproken. Dat zie ik bij de ouders die ik soms nog spreek: ze bloeien open als ze over hun kind kunnen praten. Dat onderwerp ga ik nooit uit de weg. Als ze het er niet over willen hebben, zullen ze dat wel zeggen.
Weet je niet wat te zeggen, wees daar dan ook eerlijk over. Dat geeft de ander de kans om te zeggen: ‘Pak me gewoon eens vast.’ Of misschien vloeit er wel een gesprek uit voort. Doodzwijgen is nooit goed.’
Begrafenisondernemer Arne Desmadryl (29) staat elke dag rouwende families bij.
Al in het zesde leerjaar wist ik wat ik later wilde worden. Mijn ouders werken allebei in een ziekenhuis, waar ik regelmatig over de vloer kwam. Daar hoorde ik voor het eerst over begrafenisondernemers. Dat zij een voorbehouden parkeerplaats kregen en als enigen bepaalde ruimtes in mochten, sprak bij mij tot de verbeelding. Gaandeweg groeide het uit tot een fascinatie. Reden we met de auto een lijkwagen voorbij, dan stopten mijn ouders zodat ik die van dichtbij kon bewonderen.
Op mijn zestiende fietste ik naar de lokale begrafenisondernemer, in de hoop daar mijn zomer als jobstudent door te brengen. Maar hij joeg me weg, ervan overtuigd dat ik een misplaatste grap wilde uithalen. Gelukkig kon ik er toch aan de slag, nadat een kennis van de familie hem uitlegde dat mijn intenties zuiver waren. Op mijn achttiende mocht ik officieel bij hem beginnen.
Vroeger zeiden mensen wel vaker: ‘Wat een vreemde vogel.’ Nu hoor ik vooral: ‘Chapeau.’ Sommige mensen trekken wit weg als er een lijkwagen langsrijdt. Velen plaatsen de dood op een afstand en troosten zich met de gedachte dat een sterfgeval altijd iemand anders treft. Begrijpelijk, al maakt dat de schok bij een verlies des te groter. Zelf besefte ik al vrij vroeg dat de dood nu eenmaal verweven is met de dagelijkse realiteit. Er is een tijd van komen en een van gaan.
Toen ik de uitvaart van mijn oma verzorgde, had ik geen wrang gevoel, omdat ze een goed leven heeft gehad. Wat me wel van slag brengt, is een kind of vrienden van mijn leeftijd moeten begraven. Een goeie maat die ik een uur eerder tijdens het uitgaan nog had uitgezwaaid, moest ik een uur later met de lijkwagen ophalen na een dodelijk ongeval. Zoiets snijdt door merg en been. Bij jonge mensen vind ook ik het moeilijk om de juiste woorden te vinden. In zo’n geval draait het om de ander aanvoelen. Het gebeurt dat familieleden kwaad worden bij een eerste contact. Dat laat ik dan gebeuren. Bestrijd geen vuur met vuur, laat de ander bekomen van de schok.
Ik ben niet het type begrafenisondernemer dat de nabestaanden stijf en in driedelig maatpak begroet. Doorgaans gaan wij voor een lossere stijl, waarin families op een menselijke wijze afscheid kunnen nemen. Zo hopen we dat ze met een zo goed mogelijk gevoel op die periode kunnen terugkijken. Sommige mensen willen mij nooit meer zien omdat ze dan mentaal terugkeren naar de begrafenis en naar dat verse verdriet. Maar evengoed zijn mensen blij om mij tegen te komen en komen ze even babbelen. Zo’n moment stemt me gelukkig.
Jaren geleden leerde ik mijn vrouw kennen in de uitvaartwereld. Marieke werkte eerst als verpleegster en stapte drie jaar geleden in het familiebedrijf. Dat we beiden als begrafenisondernemer werken, maakt de job in zekere zin zachter. We begrijpen elkaar en kunnen met elkaar napraten over onze dag. Die gesprekken vijlen de scherpe kantjes weg. Praten is zo essentieel om te relativeren.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier