Tot de dood ons scheidt: zo blijf je een steun voor rouwende geliefden
Rouwen doe je samen, maar toch hebben veel achterblijvers na de uitvaart het gevoel er alleen voor te staan. Dat ondervond ook Goedele Sannen, toen ze haar man verloor. Via fragmenten uit haar boek Wil je met me rouwen? vragen we het aan experts: omgaan met andermans verlies en verdriet, hoe doe je dat?
Volgens de woorden, knuffels en kaartjes in de periode rond de begrafenis staan we er niet alleen voor. Volgens de theorie is ‘iedereen er voor me’. Volgens de theorie kan ik steeds op mensen rekenen. Maar waar is iedereen dan? Degenen die er altijd gingen zijn? Waar zitten ze?
– Uit Wil je met me rouwen? van Goedele Sannen, die haar man Siegfried verloor bij een ongeluk met een elektrische step.
‘Veel mensen vertellen me over de oorverdovende stilte van hun omgeving in de weken en maanden ná de uitvaart’, bevestigt de Nederlandse uitvaart- en rouwbegeleider Hanneke van de Plassche. ‘In eerste instantie krijgen mensen veel aandacht van vrienden, familieleden, collega’s en anderen, vaak meer dan ze aankunnen. Ze moeten al zoveel regelen, dan kan het vermoeiend zijn om al die berichten te ontvangen en erop te moeten reageren. Maar vraag en aanbod kantelen na die eerste dagen, wanneer het verlies ten volle doordringt en de zorgen komen: hoe moet ik verder, hoe geef ik mijn leven opnieuw vorm? Net dan missen mensen vaak een sociaal vangnet. Omdat familieleden, vrienden of collega’s niet weten hoe ze met de situatie moeten omgaan, het onderwerp of de rouwende zelf mijden, of met de beste bedoelingen soms kwetsende dingen zeggen. Dat het beter zo is bijvoorbeeld, dat iemand ‘gelukkig’ nog andere kinderen heeft of nog altijd een nieuwe partner kan ontmoeten.’
In haar praktijk ziet ze regelmatig de gevolgen van het gebrek aan adequate steun, zegt de auteur van Rouwe kost: vriendschappen, relaties en familiebanden lopen soms blijvende kwetsuren op, op het werk vervreemden mensen van collega’s en leidinggevenden. ‘Rouwenden zeggen vaak dat ze zich alleen voelen en teleurgesteld zijn over het gebrek aan steun vanwege onder meer hun familie, vrienden en collega’s. Dat komt het rouwproces niet ten goede, maar leidt ook tot echte breuken op sociaal en professioneel vlak.’
Als oorzaak van ons ongemak en stilzwijgen wijst Van de Plassche onder meer naar de vlucht vooruit van de medische wetenschap en de gezondheidszorg, waardoor de dood steeds later in ons leven komt. ‘Een andere factor is de uitbesteding van de zorg voor ouderen en zieken en van de uitvaartzorg. Vroeger gebeurde dat voor een groot stuk in de privésfeer en binnen de gemeenschap, nu laten we dat aan zorginstellingen, uitvaartondernemers en professionals over. Ook de ontkerkelijking en het bijbehorende verlies van uitvaartrituelen hebben onze afstand tot de dood vergroot. Tot slot zijn er de economische welvaart en de vrijetijdseconomie. We kunnen ons leven vandaag invullen met reizen, etentjes en zoveel meer – waarom zou je je met iets treurigs als de dood en sterven bezighouden terwijl de wereld zo veel leuks te bieden heeft?’
Achter de stilte schuilt dan ook vooral onwetendheid, zegt de rouwbegeleider. ‘Veel mensen weten nauwelijks wat hun zelf te wachten staat wanneer ze iemand in hun omgeving verliezen, laat staan welke gevoelens andere rouwenden overspoelen. Ze willen wel helpen, maar weten gewoon niet hoe, omdat ze ook niet weten wat rouwen precies is.’
Ik heb nu alles een eerste keer meegemaakt: verjaardagen, feestdagen, herinneringsdagen. Een tweede keer zou dan zachter moeten aanvoelen. Geen idee wie deze onzin heeft verzonnen. Wat een simpele redenering: ‘Elke eerste keer is moeilijk.’ Elke volgende keer doet ook zeer. (…) De zon is dubbel. Ze is zo krachtig en geeft daardoor zo veel energie. Laat alles er mooier uitzien. Laat warmte voelen. Laat me voelen dat ik leef. En tegelijk kan ik er heel verdrietig van worden. Al dat moois dat ik niet met jou kan delen. Alleen klinken op het leven. Zonder jou.
– Wil je met me rouwen?, Goedele Sannen
Een hardnekkig misverstand is dat mensen het verlies van een naaste moeten verwerken, zegt klinisch psycholoog Manu Keirse. ‘Dat impliceert dat rouw eindig is, dat de tijd alle wonden heelt en dat het verdriet uiteindelijk overgaat. Dat legt een zekere druk op rouwenden, terwijl rouwen iets is dat je levenslang doet. Ouders van een overleden kind blijven altijd de ouders van, net zoals je zelf ook altijd de zoon of dochter van je ouders of de man of vrouw van een overleden partner blijft. De dood eindigt een leven, maar niet de relatie die we met iemand hadden.’
Verdriet en gemis kunnen lang na het overlijden weer oplaaien, weet Keirse. ‘Het is niet ongewoon dat het verdriet piekt op momenten die je anders met de overledene deelde, op diens verjaardag of op de verjaardag van het overlijden. De omgeving houdt zelden een kalender voor sterfdata bij, maar dat zou een goede zaak zijn – het doet rouwenden ontzettend deugd om op die dag een sms of een kaartje te ontvangen waaruit blijkt dat je aan hen denkt.’
Ook op feestdagen en feesten en bij het zetten van belangrijke stappen kunnen het verdriet en het gemis scherp aanvoelen, legt Keirse uit. ‘Vaak is de pijn juist het grootst op geluksmomenten, omdat je die samen had willen beleven. Een dochter die haar ouders moet missen op haar trouwdag: dan gaan geluk en verdriet hand in hand. Dat wil niet zeggen dat mensen zich niet aanpassen aan de werkelijkheid of nooit meer van het leven genieten, maar dat verdriet een soort schaduw is: de ene keer is het immens, de andere keer nauwelijks zichtbaar, maar verdwijnen doet het nooit – je draagt het altijd met je mee.’
Het dodelijkste is dat er zo vaak niets gezegd, maar wel veel verondersteld wordt. Grote aarzelingen om zaken met mij te delen. Twijfels om me aan te spreken over de pijn. Alsof ik me dan ineens bewust zou worden van die pijn. Alsof die gruwel niet altijd deel uitmaakt van wie ik nu ben. Ook als ik lach, ook als ik er niet over praat. (…) Etentjes worden ook steeds vaker mét kinderen gepland. Alsof men bang is om met mij alleen te zijn. Alsof het met kinderen erbij minder pijnlijk is. Alsof we dan het ‘gevoelige onderwerp’ kunnen mijden.
– Wil je met me rouwen?, Goedele Sannen
Erkenning van hun blijvend verdriet door de omgeving is voor rouwenden van onschatbare waarde, zegt Van de Plassche. ‘Zeker in het Westen hebben we een vrij individualistische benadering van rouwen: we moeten op ons eentje de draad weer oppakken. Zelfs professionele begeleiders hebben zelden oog voor de sociale omgeving van rouwenden, terwijl juist die een enorme impact heeft op het rouwproces. Vrienden en collega’s die de pijn van de rouwende niet benoemen, niemand die vraagt hoe het ermee gaat of ‘ik denk aan je’ sms’t, een blijde gebeurtenis waarbij iedereen zwijgt over de overledene: mensen handelen vaak met de beste bedoelingen, maar de boodschap die ze geven, is dat je er alleen voor staat.’
Aandacht, warmte en troost van anderen daarentegen maken het rouwproces veel minder moeizaam. ‘Het verlies van een naaste treft niet slechts één persoon, maar een heel sociaal systeem. Wanneer dat om hen heen gaat staan, voelen mensen die rouwen zich gesteund en gedragen. De ervaring leert dat we het dan niet alleen makkelijker maken om verder te leven met de pijn en het gemis, maar ook om hun werk en andere rollen in de maatschappij weer op te nemen. Maar dan heb ik het zeker niet alleen over de eerste weken na het overlijden. Iemands verdriet erkennen, iemand op verhaal laten komen bij bijzondere of net heel gewone momenten, gewoon even laten weten dat je aan hem of haar denkt – dat moeten we ook in de maanden en jaren daarna doen, wanneer de realiteit van het missen steeds duidelijker wordt.’
Ga er niet van uit dat rouwenden zelf om steun zullen vragen, benadrukt Van de Plassche. ‘Mensen zeggen vaak ‘bel maar als er iets is’, maar dat zijn loze woorden. Want dan belt iemand en ben je net iets anders aan het doen en de meeste mensen doen het toch niet. Het even niet alleen redden, anderen om hulp vragen: dat ervaren we als een zwakte, iets waar we anderen niet mee mogen belasten. Ook dat maakt het voor de omgeving best moeilijk om goed hulp te bieden, omdat de rouwenden zich ‘sterk’ willen houden, hulp weigeren of niet meteen weten wat ze nodig hebben van anderen. De verantwoordelijkheid ligt dus zowel bij de nabestaanden als bij hun omgeving. Neem zelf contact op, zeg gerust dat je van betekenis wilt zijn, maar niet goed weet hoe, en geef de ander desnoods wat tijd om daarop terug te komen.’
Schrijf een brief met herinneringen aan Siegfried. Geef die aan de jongens. (…) Zeg Siegs naam. Zeg vaak zijn naam.
– Wil je met me rouwen?, Goedele Sannen
Naast de sociale erkenning van verdriet moet er in het rouwproces van nabestaanden ook ruimte zijn voor hun herinneringen aan hun dierbare, zegt psychiater Uus Knops. ‘Een overledene is meer dan zijn of haar overlijden. In eerste instantie spitsen de gesprekken met anderen zich vaak toe op het overlijden zelf, zeker wanneer dat traumatisch of onverwacht was, maar na verloop van tijd is het voor iemand die rouwt heilzaam om naar het bredere leven van de overledene te kijken. Vaak vinden mensen het ook fijn wanneer je daar voorzichtig naar vraagt en ze over hun dierbare kunnen vertellen: over dingen die ze samen meemaakten, maar ook wie hun dierbare was, hoe hij of zij in het leven stond en hoe dat hen nog steeds inspireert. Voor hen is dat ook een absolute vereiste om verder te kunnen gaan. De persoon zelf is er niet meer, maar door de herinnering levendig te houden, nemen ze hem of haar mee in de rest van hun leven.’
Knops, die in het recent verschenen Op afstand nabij onderzoekt wat mensen voor elkaar kunnen betekenen bij het verlies van een dierbare, verloor zelf haar broer Casper in 2005. Vijf jaar later vroeg ze zijn vrienden op welke manier hij af en toe nog in hun gedachten kwam. ‘Als rouwende biedt het enorm veel steun om te horen dat iemand niet vergeten is, dat zijn of haar aanwezigheid sporen heeft nagelaten in anderen. Een van de moeilijkste dingen voor rouwenden is dat de omgeving het daar niet over durft te hebben. Als je de overledene doodzwijgt, sterft die een tweede dood.’
Wat is er mis met rondjes draaien? Waarom moeten we absoluut vooruit? We zijn neergeslagen. Mogen we zachtjes aan weer overeind komen? Weer op onze benen leren staan? (…) De omgeving moet sterk genoeg zijn om de rouwende(n) te ondersteunen, zichzelf opzij te zetten om te zorgen voor een ander, om te verzorgen, om te durven. De anderen moeten sterk zijn.
– Wil je met me rouwen?, Goedele Sannen
Vanuit onze hulpverlenersreflex overstelpen we rouwenden vaak met bemoedigende woorden en goedbedoelde adviezen als ‘je moet het loslaten’, ‘ga wat vaker wandelen’ of ‘schrijf het van je af’. ‘Alsof we mensen van hun denkbeeldige bankje van verdriet willen trekken’, zegt Knops. ‘Zij hebben er veel meer aan wanneer we even met hen óp dat bankje gaan zitten. Wanneer we hun verdriet niet proberen weg te nemen, maar het mee proberen te voelen. Dan geef je niet alleen erkenning aan hun verlies, maar ga je al luisterend ook op verkenning. Er is een beetje lef voor nodig, maar laat iemand maar vertellen over zijn verdriet, over wat er precies zo pijnlijk of lastig is.’
Van daaruit ontdekken we ook makkelijker wat we concreet kunnen betekenen voor iemand die rouwt, benadrukt Knops. ‘Iemand die een overleden ouder altijd op zondag bezocht, die je vertelt dat de overleden partner de kok in huis was of dat het zwaar valt om de overgebleven kinderen naar school te brengen – dat geeft je veel informatie om iemand goed te helpen. Al kan het verkennen je ook leren dat iemand het op dat moment even niet over zijn verdriet, het verleden of praktische problemen wil hebben. Dat recht heeft de rouwende ook altijd.’
‘Helpen komt voor velen neer op er iets aan doen’, zegt Manu Keirse. ‘Hoe minder kennis van rouwen, hoe groter de druk die de omgeving op zichzelf legt. Terwijl er helemaal niets mis is met: ‘Ik weet niet wat ik zeggen moet, vertel eens hoe de laatste dagen voor je waren.’ Rouwenden verwachten geen grote gebaren of wijze woorden, laat staan dat je zaken zou oplossen – er valt niets op te lossen of te verzachten. ‘Wat moet ik zeggen?’ is niet aan de orde, het gaat om wat de ander je zou willen vertellen. Ja, je kunt iets doen door zelf contact op te nemen en bijvoorbeeld de sterfdatum te onthouden. Maar het belangrijkste is toch dat je aanwezig bent en luistert. Meer luisteren dan spreken, meer volgen dan leiden, zonder koortsachtig stiltes op te vullen of de ander zijn zinnen af te maken.’
Dezelfde open luisterhouding impliceert dat we onze eigen ervaringen met de dood en verlies even aan de kant schuiven, zegt Keirse. ‘Iemand die rouwt heeft daar weinig aan, die moet zijn eigen verhaal kunnen doen. Idem met je mening over wat de rouwende zou moeten doen, zelfs als je denkt dat iemand het anders en beter zou kunnen aanpakken of dingen zegt die niet juist aanvoelen. Een goede helper luistert naar het verdriet, de boosheid, de angsten, de schuldgevoelens, de stemmingswisselingen en alle andere mogelijke gevoelens die bij rouwen horen, maar oordeelt niet. Hoe dan ook is iemand nooit meer dezelfde na een ingrijpend verlies. Hij of zij wordt een ander mens, met nieuwe prioriteiten en overtuigingen. Wees er dus op voorbereid dat je de ander voor een stuk opnieuw moet leren kennen.’
Wil je met me rouwen? van Goedele Sannen en Op afstand nabij van Uus Knops zijn verschenen bij Borgerhoff & Lamberigts, Rouwe kost van Hanneke van de Plassche en Helpen bij verlies en verdriet van Manu Keirse bij Lannoo.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier