Thuis op een ander: conciërges vertellen over wonen in een museum of voetbalstadion
Ze werken, eten en slapen in een voetbalstadion, op een eeuwenoud kasteeldomein of boven een pareltje van een museum. Vier conciërges over hun bijzondere (t)huis.
Madeleine Pina (48) is al twaalf jaar conciërge in het Museum Van Buuren in Ukkel.
Op een boogscheut van een druk Brussels kruispunt ligt een bijzonder huis, misschien zelfs een verborgen parel. De Nederlandse bankier en mecenas David Van Buuren liet het in 1928 bouwen en beleefde er gelukkige jaren met zijn Belgische vrouw Alice Piette. Hun gedeelde liefde voor kunst en schoonheid maakte van het huis een schatkamer voor art-decoliefhebbers. Op vraag van Alice werd de woning na haar dood een museum.
‘Alles staat er nog zoals David en Alice Van Buuren het achtergelaten hebben’, vertelt Madeleine. ‘De prachtige meubels, de kunstwerken aan de muur, de handgemaakte tapijten… Er is niets veranderd of verplaatst. Het is alsof ze elk moment terug thuis kunnen komen.’
Twaalf jaar geleden kwam Madeleine toevallig bij het Museum Van Buuren terecht. Zij zocht een nieuwe job, het museum een nieuwe conciërge. Sindsdien woont ze op de bovenste verdieping van het museum, samen met haar man. ‘Ik voel me heel geprivilegieerd dat ik hier mag wonen, maar het is ook een grote verantwoordelijkheid. Het museum herbergt een schat aan kunstwerken, van Van Gogh en Permeke tot Van de Woestyne. ‘Soms kruip ik in bed, maar sta ik een kwartier later weer op om nog eens alle alarmen te checken. Zeven dagen op zeven ben ik bezig met het museum. Het is als een klein juweel waar ik zo goed mogelijk zorg voor wil dragen.’ In 2013 maakte ze een inbraak mee waarbij een tiental kostbare kunstwerken werden gestolen, waaronder een schilderij van James Ensor. ‘Ik hoorde het geluid van brekend glas en zag vanuit mijn slaapkamerraam twee figuren het huis binnendringen. Amper twee minuten later waren ze alweer weg. Sindsdien is het alarmsysteem nog verbeterd, maar het blijft een beangstigende ervaring die lang is blijven nazinderen.’
Ooit wil ze terugkeren naar haar geboorteland Portugal, naar haar familie en de zon. Tot het zover is, hoopt ze in het museum te blijven wonen. ‘Voor ik hier kwam wonen, werkte ik als huishoudhulp. Ik kende niets van kunst. Vandaag help ik mee wanneer er tentoonstellingen of vernissages zijn, ontvang ik bezoekers aan het onthaal… Mijn job als conciërge heeft mijn wereld verrijkt. Ik voel me hier helemaal thuis.’
Evelien Rutten (36) woont sinds twee jaar als conciërge op het domein van het Rubenskasteel in Zemst.
Ze was op zoek naar een huis toen ze via via hoorde dat STrAY Concepts, een Antwerps bedrijf dat voor een tijdelijke, creatieve invulling zorgt van leegstaand vastgoed, dringend een conciërge zocht voor het Rubenskasteel in Zemst. ‘Ik ben meteen samen met mijn zus komen kijken. Er was nog één andere kandidaat. Ik weet nog dat ik aan de poort stond en dacht: hier móét ik wonen.’
De volgende dag kreeg ze het bericht dat ze mocht verhuizen. Sindsdien rijdt ze elke avond na haar werk het kasteeldomein op, waar ze een klein huisje betrekt naast de orangerie. Een huisje met een grote tuin in een prachtig decor, maar met bitter weinig comfort.
‘Behalve een pelletkachel in de woonkamer is er nergens verwarming. De badkamer had tot voor kort geen wastafel: daarvoor moest ik naar de keuken. Het is een heel andere manier van leven. De eerste winter heb ik een paar keer gedacht: waar ben ik aan begonnen? Maar het ligt me wel. Ik zit zelf in de erfgoedsector en heb jaren als restauratiearchitect gewerkt. Nieuwbouw kan interessant zijn, maar geef mij maar iets authentieks.’
Het Rubenskasteel is genoemd naar een van zijn beroemdste inwoners. Schilder Peter Paul Rubens woonde er enkele jaren met zijn tweede vrouw Helena Fourment tot aan zijn dood in 1640. Het kasteel is eigendom van Toerisme Vlaanderen en niet open voor publiek, maar daar komt verandering in.
‘Er zijn nog geen concrete toekomstplannen, maar ik zou het fijn vinden mocht het domein een beetje teruggegeven worden aan de mensen uit de buurt. Een verlaten plek die opnieuw gaat leven, dat is het mooiste om te zien. Ik heb veel contact met de buren, je voelt dat iedereen hier een band heeft met het kasteel.’
Haar taken als conciërge zijn beperkt, maar voor Evelien mag het gerust wat meer zijn. ‘Ik zou hier heel graag blijven wonen en tegelijkertijd het gebouwbeheer doen, zodat ik bijvoorbeeld ook verantwoordelijk ben voor herstellingen. Mijn vriend woont hier sinds kort ook, in maart wordt ons eerste kindje geboren. Ik zou het fantastisch vinden mocht hij of zij op deze plek kunnen opgroeien.’
Martine Calleeuw (56) kent elk hoekje van het Jan Breydelstadion, waar ze conciërge is voor Club Brugge.
Van de gevel van haar appartement tot de kleren in haar kleerkast: bij Martine is alles – of toch veel – blauw. Twaalf jaar geleden verruilden zij en haar man hun huis met tuin voor een appartement in het Jan Breydelstadion. Ze baatten een populair supporterscafé uit in Brugge toen ze de vraag kregen van het bestuur van Club Brugge of ze dat niet ín het stadion wilden doen. ‘Mijn nonkel was Raoul Lambert ( voormalig voetballer en clubicoon van Club Brugge, red.)‘, vertelt Martine. ‘De liefde voor de club zit in ons bloed. Dat moet ook, anders houd je deze job niet vol.’
De liefde voor de club zit in ons bloed. Dat moet ook, anders houd je deze job niet vol.
Zeven dagen op zeven staat Martine klaar voor haar club. Ze verzorgt het ontbijt voor de spelers, houdt samen met haar man de cafetaria open en zorgt er elke avond voor dat alle poorten dicht en lichten gedoofd zijn. Na een wedstrijd ligt ze vaak niet voor twee uur ’s nachts in haar bed. ‘Veel mensen reageren jaloers als ze horen dat ik hier woon, maar je mag het werk niet onderschatten. Je moet dag en nacht klaarstaan. Een alarm dat afgaat, vandalen die de muren komen bekladden, voetbalspelers die in allerijl hun schoenen nodig hebben… Als ik met een vriendin iets ga eten, zorg ik dat we niet te ver gaan zodat ik snel terug hier kan staan.’
Er zijn plannen voor een nieuw stadion op de huidige site, maar het is nog onzeker of daarin plaats zal zijn voor een conciërge. Automatische poorten, camerabewaking en smartphones waarmee je deuren en hekken kan openen, lijken de taak van ‘mama’ Martine – zoals de spelers haar weleens noemen – stilletjes over te nemen. ‘Natuurlijk zou ik dat spijtig vinden. Het eerste wat ik zie wanneer ik ’s morgens de gordijnen opendoe, zijn de oefenvelden rond het stadion. Het is een zicht waar ik nog altijd van geniet. Club Brugge is een stuk van mijn leven. Mijn job vraagt veel opofferingen, maar ik krijg er veel waardering voor terug. Ik ben heel trots dat ik dit mag doen.’
Hans Op de Beeck (36) is conciërge van domein Weyneshof in Rijmenam, waar hij woont met zijn vrouw en twee kinderen.
Hij wilde altijd al in een bos wonen. Toen hij – heel toevallig – hoorde dat domein Weyneshof een nieuwe conciërge zocht, stelden hij en zijn vrouw Joke zich zonder veel aarzelen kandidaat. ‘Weyneshof is het domein van de speelpleinwerking van Rijmenam. Het werd in 1950 aangekocht door Arthur Dockx, een priester die in de jaren dertig een speelpleinwerking opgericht had in Mechelen. In Weyneshof wilde hij de stadskinderen laten ravotten in de natuur.’
Vandaag komen er nog steeds elke zomer bussen vol kinderen uit Mechelen en omstreken richting Rijmenam. Scholen en verenigingen vinden het hele jaar door hun weg naar de verschillende zalen en ruimtes die in de bossen te huur zijn. Wanneer er geen speelpleinwerking is, is het domein vrij toegankelijk voor publiek. ‘We zijn geen conciërges die hier altijd móéten zijn’, zegt Hans. ‘Ik werk als fotograaf en ben regelmatig weg. We zijn hier vooral om een oogje in het zeil te houden en het domein mee te onderhouden. Ik regel samen met Joke de verhuur van de lokalen, doe kleine reparaties en maai overal het gras.’ Een klus waarvoor hij vier uur op de zitmaaier zit – een ideaal moment om naar podcasts te luisteren.
Wonen doen Hans en zijn gezin in een bungalow tussen de bomen, een scoutsachtig lokaal dat ze voor hun komst renoveerden tot een eenvoudig woonhuis. ‘De vorige conciërge woonde in het eeuwenoude kasteeltje dat hier op het domein staat, en dat vandaag het hart is van de speelpleinwerking. Helaas is dat niet meer bewoonbaar, of toch zeker niet met kinderen.’
De rust rond het huis is de voornaamste troef van zijn conciërgebestaan. ‘Tijdens het weekend en ’s avonds is het hier heerlijk stil. Als er speelpleinen zijn en ik thuis aan het werk ben, ga ik naar een coworking-plek in Mechelen waar ik lid van ben. Ik ben heel snel afgeleid. Niet ideaal wanneer er driehonderd joelende kinderen door je achtertuin lopen.’ (lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier