Jean-Paul Mulders
Slapend rijk worden
Slechte vriendjes : als kind waarschuwden ze ons ervoor en juist daarom voelden we er ons onweerstaanbaar toe aangetrokken. Wie wou met de flinke, vlijtige kindjes optrekken als er ook dat ene rotte appeltje was dat verboden dingen deed en woorden kende die de volwassenen naar adem deden happen ?
Ook nu, zogezegd volwassen, vind ik dat elk weldenkend mens ten minste één slechte vriend moet hebben. Zelf heb ik er meerdere, onder wie een sympathieke schurk die zich met gloeiende oogjes op de Bitcoin heeft gestort. U weet wel : dat virtuele betaalmiddel waarvan de koers in een paar maanden tijd vertienvoudigd is. Verderfelijk Vriendje heeft zich voor enige duizenden dollars aan dergelijke Bitcoins aangeschaft, en adviseert mij om hetzelfde te doen.
Ik aarzel, zoals ik als goede huisvader verondersteld word te aarzelen. Hij houdt echter niet op mij te bestoken met euforische berichten. “Sinds gisteravond alweer driehonderd euro gewonnen”, roffelt hij op de trom. Als ik het koersverloop van de Bitcoin bekijk, stel ik vast dat het waar is : in de loop van de nacht heeft hij, tijdens zijn natte en drogere dromen, een som cadeau gekregen waarvoor ik dagenlang zwoeg op een weerspannige tekst. Zoiets is onweerstaanbaar, zelfs voor mensen zoals ik, die zich altijd sterk hebben gemaakt meer om woorden te geven dan om centen.
Ik laat mij overhalen om voor een bescheiden bedrag in te stappen en surf mee op de hausse. Voor het eerst in mijn leven ervaar ik de merkwaardige sensatie geld te verdienen zonder een klap uit te voeren. Het is griezelig wat dat met een mens doet. Op slag voel je iets wat speculanten allerhande wellicht al lang voelen : een soort medelijden met de sukkels die in het zweet huns aanschijns hun brood verdienen, in dit land waar eerlijke arbeid wordt wegbelast en woekerwinst ongemoeid gelaten. De fietsenmaker bijvoorbeeld, die mijn ketting smeert, de remblokjes vervangt en een nieuwe achterband oplegt voor 53 euro. Ongeveer dat bedrag heeft mijn geringe investering aan Bitcoins mij sinds de vorige avond opgebracht, zonder dat ik er mijn vingers voor diende te bevuilen. “Vannacht is hier een vriendelijke man bankbiljetten komen uitdelen”, jen ik mijn vriendin, die sceptisch staat tegenover dat soort dingen. “Ik heb er een gekregen, en hij begreep niet waarom jij zijn gulle hand wegduwde.”
Maar mooie liedjes duren niet lang, zoals we al schreven in onze schoolopstellen. Enkele dagen nog maar ben ik slapend rijk aan het worden of er komt al slecht nieuws vanuit Peking. Chinese banken mogen niet langer participeren in transacties waarbij de Bitcoin is betrokken. Mijn vriendin waarschuwt mij nog, maar ik weiger te verkopen. In luttele uren keldert de koers van 1200 naar 600 dollar. Verderfelijk Vriendje, dat er inmiddels inzit voor tienduizend dollar, geeft geen krimp. Hij vindt dit een ideale kans om nog Bitcoins bij te kopen, vermits de koers haast alleen nog kan stijgen.
“Laat maar zitten”, zeg ik. “Ik ben het beu om als een gek die Bitcoin achterna te rennen. Speculeren is trouwens verderfelijk. De wereld draait op onderwijzers en verplegers, niet op grijpgrage figuren achter een computer. Fietsenmakers hebben we nodig. Artisanale stoelherstellers. Warme bakkers en boskabouters.”
Hij haalt zijn schouders op en kijkt naar mij zoals je kijkt naar iemand die hoge toppen had kunnen scheren, was daar niet dat ene, kwalijke genetische foutje.
Een paar weken later is de virtuele munt opgeveerd en kan Verderfelijk Vriendje weer enkele duizenden dollars cashen. “Naar het schijnt wil Facebook de Bitcoin binnenkort aanvaarden als betaalmiddel”, zegt hij. “Dan zal je de koers pas zien ontploffen. Weet je zeker dat je niet opnieuw in wil stappen ?”
Ik knik en keer grommelend terug naar mijn veilige wereld vol naarstigheid.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier