Benjamin Abel Meirhaeghe (28) is regisseur, performer en deel van de artistieke leiding van Toneelhuis, waar hij in januari zijn nieuwe voorstelling Shelly Shonk Fiffit presenteert. Zijn pad was niet vanzelfsprekend: zijn opleiding, onder andere aan de Toneelacademie Maastricht, ging gepaard met een flinke portie twijfel. Tot wijze woorden van een leerkracht hem overtuigde door te zetten.
‘Je staat op het vasteland terwijl je geliefde voorgoed wegvaart, maar dan zie je dat hij nog een ketting van jou draagt. Net als je wilt roepen, duikt een meeuw ernaar. Dát moment wil ik zien.’ Zo klonk de opdracht van Ingrid Wender, die in Maastricht elke donderdag zes uur lang improvisatieles gaf. Voor veel studenten hadden haar lessen een goddelijke status. Ze gingen er tot het uiterste, met huilen en al, maar ik haatte ze. Ik droomde weliswaar van een leven op de scène, maar ik wilde hardcore performance art brengen, zoals het Weense Aktionisme. Vertrekken vanuit een emotie was me te lovey-dovey en niemand had iets te maken met wat ik ten diepste voelde, vond ik.
In die zin twijfelde ik tijdens mijn eerste twee jaar in Maastricht vaak of ik niet moest stoppen. De meeuwenopdracht was het dieptepunt. Ik rebelleerde door er slapstick van te maken. Toen werd het stil. Ingrid keek mij aan en zei rustig: ‘Benjamin, je grootste angst is je grootste verlangen.’
Het was een bliksemschicht, zo’n zin waarin alles samenkomt. Ik nam hem niet volledig aan, want uiteindelijk ging ik niet de acteerrichting uit die Ingrid voor ogen had, maar hij deed me wel nadenken. Mensen die een beetje enfants terribles zijn, doen dat vaak vanuit iets kwetsbaars. Ook ik, besefte ik, zat met een grote onzekerheid die ik blijkbaar niet wilde delen. Het gaat om een soort fysieke schaamte. In mijn jeugd voelde ik me een outcast door mijn lichaam dat tegelijk iets vrouwelijks en iets kolossaals had. In dat klaslokaal naar me laten kijken vond ik angstaanjagend, en zeker als ik moest doen alsof er een meeuw naar me toe vloog.
Enfants terribles zijn dat vaak vanuit een kwetsbaarheid. Ook ik zat met een grote onzekerheid die ik niet wilde delen, een soort fysieke schaamte.
Het interessante is: de schaamte valt vandaag helemaal weg als ik onder een theaterspot concerten geef, misschien omdat dat lichaam op dat moment bijdraagt aan een genereus gebaar naar het publiek. In die zin ben ik blij dat Ingrids zin me wakker schudde op een moment dat ik aan het slabakken was. Ik herinnerde me weer wat ik écht wilde: de wereld rondreizen met mijn werk. Tot dan was ik waarschijnlijk bang dat het te vroeg was of dat ik te arrogant zou overkomen – heel ambitieus zijn blijft in Vlaanderen toch taboe. Maar dankzij die raad ging ik er weer keihard voor en gebruikte ik voor de eerste keer mijn stem op scène.
Ik denk dat angst en schaamte katalysators zijn voor veel artiesten. En voor anderen, want het zijn universele emoties. Al focus ik het liefst op het ‘verlangen’ in de raad. Wie weet wat dat me nog gaat brengen in de toekomst?
Onlangs kreeg ik een verzoek van de Volksbühne in Berlijn, een iconische plek voor mij. Op school grapten we dat die ons een aanbieding had gedaan. Nu was het echt zover en werd ik bang: ben ik hier wel klaar voor? Is het wel haalbaar zo kort voor mijn première in Toneelhuis? Maar dan flitste die zin door mijn hoofd en dacht ik: yeah, doen!
Pas op, ik houd hier geen pleidooi voor bam bam, altijd gaan! Ik vind het net heel poëtisch als mensen hun verlangens kennen en gewoon koesteren. De raad is ook niet toepasbaar in de context van trauma’s, maar los daarvan blijft het een van de krachtigste motors voor ambitie die ik ken.”