De moederbubbel: moet mama weer meer worden dan alleen moeder?

Meer zijn dan alleen maar moeder: hoe kan dat (op een leefbare manier)? © Getty
Eva Kestemont
Eva Kestemont Journalist Weekend.be

De komst van een kind zet de wereld op zijn kop, op een manier die je vooraf nooit voor mogelijk had gehouden. Wat betekent dat voor de vrouw die moeder werd? Schatten we haar en haar veranderde prioriteiten genoeg naar waarde, of moet ze eerst terug wat ontmoederen?

‘Ik ben blij dat ik weer meer ben dan alleen moeder.’ Het is een zin die heel wat vrouwen herkennen. De eerste tijd met een baby is zo intens dat er weinig ruimte is voor iets anders dan voedingen, pampers en badjes, maar na een tijdje gaat de wereld stelselmatig opnieuw open. Die totale absorptie én het opklaren van de babymist is een moeilijk uit te leggen fenomeen, maar wel herkenbaar voor velen.  Zo vertelt ook Selah Sue aan Knack Focus dat ze in de jaren na de komst van haar kinderen amper aan iets anders dan hen kon denken. Muziek maken kwam niet in haar op en als ze het deed waren het ‘mamaliedjes: liefdevolle, intieme muziek over het moederschap’. Verder in het interview schetst ze hoe ze haar dagen dan wel vulde: ‘Vier jaar lang was dat mijn leven: het moederschap. Ik liep erbij als een slons in borstvoedingstruien en joggingbroeken. Ik zag er shit uit. (lacht) Wat ik ook helemaal oké vond. Ik heb intens genoten van die periode. Maar toen Mingus, de jongste, een jaar oud was, voelde ik dat het vuur terug aanwakkerde. Ik wilde niet meer alleen maar mama zijn. Ik had goesting om opnieuw artiest te zijn.’

Dat klinkt tijdens de eerste lezing als een mooi verhaal van een vrouw die zich volledig kan toeleggen op twee aspecten van haar persoonlijkheid, maar er valt ook enige tristesse in te ontdekken. Al die jaren als fulltime moeder voelde de zangeres zich geen artiest, zelfs niet toen ze in die periode wel een ep uitbracht. Daar stonden immers ‘maar’ moederliedjes op en die worden blijkbaar niet interessant genoeg bevonden voor het grote publiek. Kan er dan helemaal geen waardevol werk voortkomen uit een vrouw in moedermodus?

Spreidstand

Het is alleszins een idee dat niet nieuw is. Zo verklaarde de Britse romanschrijfster Jeanette Winterson in 1997: ‘Ik zou nooit zijn waar ik nu ben op literair gebied als ik heteroseksueel was. Omdat – en hier heb ik al eens last mee gekregen, maar dan krijg ik het nog maar een keer – ik niet één vrouwelijk literair voorbeeld kan bedenken dat heeft voltooid wat zij graag wilde schrijven terwijl ze een doorsnee heteroseksueel leven leidde en kinderen had. Waar is zij?’

Niet alleen in de kunsten wordt de vrouw als moeder niet als waardevol aanzien, ook in het bedrijfsleven doet het moederschap haar waarde kelderen. Dat bleek uit een onderzoek van de UGent over genderdiscriminatie op de arbeidsmarkt. Vrouwen die een gat in hun cv hebben omdat ze ooit zorgtaken op zich namen, zijn in de ogen van recruiters minder assertief en hebben minder fysieke capaciteiten. Daarenboven profiteren ze minder van de positieve vooroordelen die vrouwen in het algemeen ondervinden. ‘Vrouwen betalen een hoge prijs voor het moederschap’, concludeerde onderzoekster Hannah Van Borm.

De rat race raakt iedereen, maar moeders disproportioneel hard

Noëmi Willemen

Het is een bijzondere spreidstand die onze maatschappij maakt: enerzijds worden moeders haast vereerd en hebben ze hun eigen feestdag, anderzijds worden ze niet bepaald als volwaardig mens gezien. Ze mogen vanzelfsprekend meepraten op café, als het maar niet (te lang) over hun kinderen gaat. Ze mogen meedraaien op de werkplek van voor hun zwangerschap, maar als dat moeilijk te combineren blijkt met de openingsuren van de crèche, moeten ze niet zeuren, want zij wilden dat kind. Wat is dat toch met die dubbele houding tegenover moeders?

Bestaat de moederbubbel?

Een kind krijgen doet wat met een mens. De fysieke veranderingen bij een zwangere vrouw gaan verder dan de zichtbare toename in volume, ook in haar hersenen verandert er onder invloed van hormonale schommelingen het een en ander. Ze wordt nog voor ze haar kind op de wereld zet als het ware voorgeprogrammeerd om zich volledig te focussen op wat haar baby nodig heeft. Dat is een sterk mechanisme om het overleven van onze soort veilig te stellen, maar de verschuiving in haar prioriteiten komt niet iedereen goed uit. Door de twee jaar durende ‘zwangerschapsdementie’ vindt ze zaken zonder rechtstreekse link met moederen misschien iets minder het onthouden waard. Gesprekken lijken bijna uitsluitend te gaan over baby’s, de vrienden waarmee ze afspreekt blijken plots ook vaak een baby mee te zeulen en de openstaande tabbladen op haar gsm zijn vooral variaties op de vraag ‘baby huilt, wat nu?’. Niet elke moeder ervaart het even hard, maar velen komen wel terecht in een ‘moederbubbel’, waarin haar hele leven tijdelijk lijkt te draaien rond haar kind(eren).

We mogen ons echter niet blindstaren op het biologische, zegt Noëmi Willemen. Zij onderzoekt de naoorlogse geschiedenis van geboorte en moederen aan de UCLouvain en plaatst het beeld van een moeder die volledig opgaat in haar kinderen in onze hedendaagse culturele context. ‘Een kind krijgen wordt in onze individualistische maatschappij voorgesteld als een soort levensproject. Je moet er heel hard over nadenken en veel in investeren, want je moet van de wereld zonder kinderen overstappen naar de wereld mét. Tel daarbij dat de eerste baby die mensen vandaag van dichtbij zien vaak hun eigen kind is en dat de lat voor de opvoeding ervan zo hoog ligt dat je niet anders lijkt te kunnen dan er veel tijd en energie in steken. Het is ook niet verwonderlijk dat het vooral de vrouwen zijn die dat doen, want het zijn nog steeds vooral zij die erop worden beoordeeld. Zo wordt moederschap gepresenteerd als enerzijds heel persoonlijk en intiem en anderzijds als een fundamentele, levensbelangrijke, morele missie. Tegelijk wordt er vaak kleinerend gedaan over de vrouwen die in hun moederbubbel kruipen, ook al is dat exact wat er van hen verwacht wordt.’

Hoe kunnen we solidair zijn met kleine kinderen zonder moeders volledig onder de bus te gooien?

Noëmi Willemen

Daar haalt Willemen al meteen twee rake punten aan. Ten eerste zijn de verwachtingen die we vandaag van ouders hebben torenhoog. ‘Ook beleidsmakers dragen vandaag de boodschap uit dat ouders tal van maatschappelijke problemen – van geweld over alcoholisme tot werkloosheid – kunnen oplossen als ze die belangrijke eerste duizend dagen in het leven van een kind goed aanpakken. Wereldwijd zien we dat ouderschap meer en meer aandacht krijgt, vanuit het idee dat ouders – en vooral de moeders – door de juiste opvoeding kinderen kunnen wapenen tegen tegenslagen en hen als het ware uit de armoede kunnen parenten. Het is belangrijk om goed te beseffen dat visies op opvoeding steeds ook de samenleving waarin we leven reflecteren, zo blijkt ook uit onderzoek van de gezinspedagogen van de UGent. Vandaag betekent dat dat ouders ervoor moeten zorgen dat hun kind geen kansen mist en dat ze met hun ouderschapsskills zijn ontwikkeling moeten optimaliseren, want een kind wordt gezien als menselijk kapitaal dat later zal bijdragen aan de samenleving, niet als zomaar iemand om graag te zien. Zelfs dat graag zien krijgt vaak een functie mee, want als je kind dat voelt, zal het beter gehecht zijn en zich beter ontwikkelen.’

Een tweede heikel punt is dat eindverantwoordelijkheid nog steeds vooral bij moeders wordt gelegd en in veel mindere mate bij vaders. Als papa de kleuter naar school brengt in een veel te krappe outfit van babyzus, is dat schattig. Als mama hetzelfde zou doen, is ze een slechte moeder. ‘De kleinere rol van vaders wordt vaak toegewezen aan maternal gate keeping of obsessieve moeders, maar dat houdt weinig rekening met de gegenderde verwachtingen: als er iets niet loopt zoals het zou moeten, kijkt iedereen naar haar. Uit onderzoek dat gepubliceerd werd in Parenting Culture Studies blijkt dat moeders gezien worden als extreem determinerend in de loopbaan van het kind en dat ze de eindeverantwoordelijkheid van de opvoeding alleen draagt.’

Schat de maatschappij het werk van moeders naar waarde?

Je kan je afvragen hoe erg het is dat vrouwen (door de maatschappij gestuurd worden om) hun kinderen even voor alles laten (te) gaan. Je hoort immers toch ook vrouwen genoeg die zeggen dat ze genieten van hun tijd als vollenbakmoeder?

Heel handig is het alvast niet, want hoewel het natuurlijk afhangt van vrouw tot vrouw, is de gemiddelde moederbubbel nog niet opengespat op het moment dat de vrouw na een zwangerschapsverlof van vijftien weken opnieuw aan de slag moet. En al helemaal niet op het moment dat haar omgeving een aantal weken na de bevalling verwacht dat ze naast moeder ook nog vriendin kan zijn, of zus, of dochter.

‘Lange tijd thuisblijven om te moederen zou zeker een optie moeten zijn voor wie dat wil,’ vervolgt Willemen, ‘al zullen er maar weinig mensen zijn die daarin een manier zien om zichzelf te kunnen ontplooien. Wat frappanter is, is dat we dat moederen vaak alleen zien als iets heel persoonlijks, dat biologisch gestuurd wordt en dat je doet uit liefde. Uiteraard is er liefde, maar die lijkt onder te sneeuwen dat moederen ook wérk is. En dat werk zien we vandaag niet. Zelden is dat zo duidelijk geweest als tijdens de coronacrisis: iedereen voelde dat kinderen opvoeden niet iets is wat je zomaar kan combineren met een betaalde job. Toch moesten vooral moeders aan preteaching doen en hun werkruimte delen met spelende kinderen, terwijl vader vaker het bureau kreeg.’

‘Vandaag krijg je zelfzorg vaak opgelegd als iets wat je maar moet leren om geen mislukt mens te zijn.’ – Noëmi Willemen

Daarmee wil Willemen vooral niet gezegd hebben dat je niet kan werken in de levensfase dat er kinderen komen. ‘Zoals historica Sarah Knott zegt: mensen hebben altijd al gewerkt op dat moment, zelfs in dat heel korte tijdframe in de wereldgeschiedenis dat moeders aan de haard bleven, want zij werkten ook: zij runden het huishouden in tijden dat er nog geen machines bestonden die daarbij konden helpen, zorgden voor kinderen, manageden het huishoudelijk budget… Daarbij hebben ze wel meestal kunnen leunen op de hulp van grootouders, oudere kinderen in het gezin, minnen en buren, net omdat zij aan het werk waren. Het uitbesteden van kinderen is altijd al de norm geweest. Als je de vergelijking maakt met verschillende tijden en contexten, lijkt het westerse kerngezin, waarin ouders betaald werk combineren met een erg intensieve vorm van opvoeden, een anomalie.’

Toch leeft het idee dat je alles moet laten vallen om goed voor je kinderen te zorgen. Kijk maar naar het debat over de kinderopvang: in een poging die te ontlasten, werd geopperd dat ouders dan maar langer verlof moeten nemen. Home sweet home, klinkt het, en zeker voor een baby. ‘Ik denk dat heel wat voltijds werkende ouders ermee gewrongen zitten dat hun baby ook een 40-urenweek klopt in de crèche. Maar onderzoek over de effecten daarvan is niet zo eenduidig en simpelweg meer ouderschapsverlof mogelijk maken zou voor veel mensen betekenen dat ze armer worden. Fundamenteel investeren in kinderopvang lijkt me essentieel. De cruciale vraag voor progressieve feministen vandaag is: hoe zijn we solidair met kleine kinderen zonder moeders volledig onder de bus te gooien?’

Terug naar het dorp

Die vraag stelde de socialistische vrouwenbeweging zich al in de eerste helft van de twintigste eeuw, aldus Willemen, nadat bleek uit onderzoek dat heel wat huismoeders zich geïsoleerd voelden of leden onder het zware huishoudelijke werk. Zij pleitten toen voor volkskeukens en collectieve wasserijen, waar het werk verdeeld kon worden. Vandaag wordt er meer en meer gebrainstormd rond dat soort samenwerkingen, ook wel revillaging genoemd. ‘Zorg lokaal en samen organiseren kan een oplossing kan zijn om zorgtaken die op je eentje gaan vervelen te delen. Het maakt zorg zichtbaarder en zet in de verf hoe het een gemeenschap rechthoudt. Er zijn vandaag wel wat initiatieven om de eenzaamheid te doorbreken: ik heb bijvoorbeeld zelf heel veel gehad aan post partum groepskine in mijn wijkgezondheidscentrum, waar ik ervaringen kon uitwisselen met vrouwen uit de buurt waar ik anders misschien nooit tegen had gepraat. Revillaging hoeft uiteraard niet alleen te draaien rond het middenklassengezin met kinderen, maar kan ook bejaarde alleenwoners en mensen die geen kinderen willen een plek geven.’

Misschien verdient wat je voelt meer dan een kader als mom guilt of parentale burnout

Noëmi Willemen

Het is de hoogste tijd volgens Willemen om zorg op de agenda te plaatsen. Dat we dat vandaag amper doen, is volgens de onderzoekster mede een erfenis van de tweede feministische golf. ‘We hebben tal van zaken die het leven van moeders tot vandaag makkelijker maken te danken aan die beweging – denk maar aan toegang tot werk, crèches, de pil,… – maar de nadruk op vrouwen op de arbeidsmarkt heeft wel al hun onbetaalde werk onder de mat geschoven. Twee fundamentele eisen van de tweede golf waren te plannen zwangerschappen en een betere kinderopvang, om de massale intrede van vrouwen op de arbeidsmarkt mogelijk te maken. Het moederschap werd enigszins stiefmoederlijk behandeld. Men wilde vrouwen op het ‘echte’ toneel van de wereldgeschiedenis en dat leek vooral de politiek, het bedrijfsleven, de kunsten,… Het moederschap werd gezien als een rem op je zelfontplooiing en als futiel in vergelijking met die andere terreinen. Maar zorgwerk stopt nooit. Bijgevolg werd er in de decennia die volgden een ideaal voorgesteld van vrouwen die zichzelf ontwikkelen en hun huishoudelijk werk uitbesteden. De angel is natuurlijk dat dat alleen kan voor wie bepaalde privileges heeft. Deze reproductieve arbeid wordt vandaag massaal gedaan door vrouwen van kleur, in sectoren die tot de bodem racen.’

Het systeem rammelt vandaag langs alle kanten. Je hoeft je zelfs niet te verdiepen in feministische literatuur om dat te voelen: het aantal burn-outs, professioneel of parentaal, swingt de pan uit. ‘Er wordt wel enigszins erkend dat dat komt door de individualisering, maar de oplossing daarvoor wordt opnieuw gezocht in het individuele’, vervolgt Willemen. ‘Jíj moet je wapenen om de rat race aan te kunnen, door aan zelfzorg te doen. Met andere woorden: na je werk – betaald of niet – wacht er je nóg werk, aan jezelf. Zelfzorg is belangrijk, maar de vraag is waarvoor het moet dienen. Is het een coping strategie om te blijven drijven in een extreme situatie? Of mag het ons ook sterken om in verzet te komen? Vandaag krijg je het vaak opgelegd als iets wat je maar moet leren om geen mislukt mens te zijn.’

‘Uiteraard gaat het moederschap ook over liefde, maar die lijkt onder te sneeuwen dat moederen ook wérk is.’

‘De rat race raakt iedereen, maar moeders disproportioneel hard. Het werkt niet om tegen hen te zeggen dat ze te perfectionistisch zijn of dat ze zich niet schuldig moeten voelen, want tegelijk worden ze continu bedolven onder moraliserende en zeer strikte normen. Ik vind dat Moederdag een politieke dag moet worden. We moeten al die zaken die we nu alleen maar psychologiseren en individualiseren ook anders durven framen. Misschien verdient wat je voelt meer dan een kader als mom guilt of parentale burnout. Natuurlijk moet je psychologische hulp kunnen krijgen als je die nodig hebt, maar daarnaast vind ik het bevrijdend om tegen ouders te zeggen: dat slechte gevoel komt niet door jouw persoonlijk falen. Misschien is wat je voelt politiek ongenoegen omdat het onmogelijke van je verwacht wordt.’

De moeder als perfecte burger

We hebben vandaag de neiging om de problemen die ouders ervaren te zien als hun probleem, net zoals we de kinderen van iemand anders niet ons verhaal vinden. Dat verklaart waarom we vrouwen in de zogenaamde moederbubbel als minder interessant bestempelen en kinderloze mensen wel eens denken dat gesprekken over opvoeding geen betrekking hebben op hun leven. Maar klopt dat idee wel?

‘De kinderen van een ander gaan iedereen aan’, vindt Noëmi Willemen. ‘Kinderen krijgen wordt vandaag raar genoeg vaak gezien als iets wat je voor jezelf doet, net als gezellig gaan ponyrijden. Waar zijn we verloren dat het krijgen van kinderen een bijdrage is aan de samenleving? Waar hebben we de illusie opgedaan dat de kinderen van iemand anders niets te maken hebben met ons leven? Zoals Anja Meulenbelt het zegt: als je naar het ziekenhuis moet, staan daar alleen maar kinderen van iemand anders. Het zijn zij die de samenleving rechthouden. Niemand kan alleen leven. We zijn niet vrij en onafhankelijk, niemand is selfmade. En bedrijven zijn afhankelijk van de meerwaarde die hun werknemers produceren, maar die kunnen alleen maar gaan werken als er iemand voor hun kinderen zorgt.’

Politici wijzen gretig naar ouders en hun levensgrote verantwoordelijkheid over het ongeboren leven, maar naar wie mogen wij kijken om PFOS en luchtvervuiling aan te pakken?

Noëmi Willemen

Er bestaat dus eigenlijk geen twijfel over dat het werk van moeders razend belangrijk is, nu is het nog een kwestie van de problemen rond moederschap dan ook maatschappelijk relevant te vinden. Daar knelt het schoentje echter. Voor Willemen is het erg duidelijk dat het moederschap een patriarchaal instituut is waar betutteling schering en inslag is. ‘Neem nu de ‘moedermaffia’, hoe misogyn is dat concept?’, aldus de onderzoekster. ‘Moeders reageren exact zoals je kan verwachten van mensen die een gigantisch zware taak krijgen, samen met talloze regels rond hoe ze die taak moeten uitvoeren. Want dat is wat er gebeurt als je moeders ziet als omgeving: ze moeten zus en zo eten, ze moeten genoeg bewegen, ze mogen niet stressen – probeer dat maar eens, met zoveel richtlijnen dat je er stress van krijgt. Kinderen grootbrengen wordt vandaag vaak verengd tot zeer gegenderde en geïndividualiseerde opvoedingsvraagstukken, maar moeders brengen het kind echt niet alleen groot. We kunnen hyperfocussen op gezonde voeding, maar er gaat wel meer door de navelstreng. Politici wijzen gretig naar ouders en hun levensgrote verantwoordelijkheid over het ongeboren leven, maar naar wie mogen we kijken om PFOS en luchtvervuiling aan te pakken? Naar niemand.’

‘We worden ironisch genoeg continu gestimuleerd om op microniveau te zorgen dat ons kind zich het beste kan ontwikkelen terwijl de wereld voor onze ogen vergaat. Waarom gaat het zo weinig over onze collectieve taak om te zorgen dat onze kinderen een planeet hebben om op te leven? Heel veel van wat we doen, staat in functie van winst maken, niet leven maken. Ik vind reproductive justice, een Black feminist framework, een heel mooi antwoord op het liberale witte feminisme dat uit de tweede golf voortkwam. Het is vandaag pijnlijk duidelijk hoe belangrijk aandacht voor reproductieve vrijheid zoals het recht op anticonceptie en abortus is, want ze dreigen ons door de vingers te glippen, maar reproductieve rechtvaardigheid gaat verder dan dat: het gaat over in waardigheid kunnen leven, welke keuzes je ook maakt. Waardig je kinderen grootbrengen is zoveel meer dan de juiste parenting strategieën toepassen, het gaat ook over toegang tot betaalbare en leefbare woningen, veilig verkeer, gezonde voeding en een schoon milieu.

Van ontmoederen naar meemoederen?

Er wordt dan wel vaak romantisch gedaan over de moederbubbel, maar eigenlijk verdient elke moeder beter. De vrouw die moeder werd kan nooit meer terug naar een leven zonder kinderen, maar als ze eerlijk ondersteund wordt kan ze wel meer zijn dan moeder alleen. Misschien moet de vraag dan ook niet zijn of moeders sneller moeten ontmoederen, maar wel of de samenleving niet meer moet meemoederen. De platitude ‘it takes a village to raise a child’ omvat immers meer dan enkel een occasioneel oppassende grootouder. Gezamenlijk opvoeden is onze geschiedenis, zit er ook toekomst in?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content