Opvoeden: zijn we met z’n allen te hard aan het betuttelen geslagen?
Opvoeden is vandaag een stuk ingewikkelder dan vroeger. Maar zijn we nu met z’n allen te hard aan het ‘helikopteren’ geslagen? Volgens experts loopt het zo’n vaart niet. ‘Het is bon ton om stenen te gooien naar ouders, maar de meesten doen gewoon hun best.’
Komt een papa van een veertienjarige puber na de examens naar het oudercontact op school. Zegt die papa, achteraf: ‘Het was bizar. Alle leerkrachten die ik zag, hadden zich defensief opgesteld, alsof ze zich schrap moesten zetten tegen ouders die het niet eens waren met de resultaten van hun kinderen. Het leek er zelfs op dat sommige ouders zélf hun punten kwamen halen, nadat ze mee hadden gestudeerd met hun kinderen.’
Daar doet deze papa niet aan mee. Hij is het soort vader van wie andere ouders wellicht zeggen dat hij zijn kind (te) veel toestaat. Zijn tiener mag na acht uur nog op straat zijn en hoeft na de examenperiode niet aan te dringen of hij de stad in mag. Zolang het schoolwerk van zijn kind er niet onder lijdt, ziet de papa daar geen graten in. Daarom vond hij het oudercontact zo’n vreemde ervaring, zegt hij. ‘Ik wilde alleen horen hoe mijn zoon het doet in de klas. Werkt hij mee? Is hij gelukkig, heeft hij vrienden? Zijn punten had ik zelf al geanalyseerd.’
Het project ‘kinderen’
Voor ouders lijkt het tegenwoordig de norm om tijdens de examens vrij te nemen, zodat ze met hun kinderen kunnen studeren, of toch op zijn minst in de buurt zijn. Maar er is ook nog de dansles, de jeugdbeweging, bijles wiskunde, de volleybaltraining – waar kinderen telkens het beste van zichzelf moet geven en ouders over hun schouders meekijken. Voorts moet het water in een BPA-vrije drinkbus, dient het eten evenwichtig te zijn en wordt de schermtijd nauwlettend opgevolgd. En wie licht de kinderen in over de gevaren van het internet en de alarmerende klimaattoestand?
De klassieke, autoritaire opvoeding zoals we die kennen van in de jaren vijftig, met een machtsrelatie en strenge straffen, heeft afgedaan.
‘Opvoeden is een stuk ingewikkelder dan pakweg veertig jaar geleden’, zegt pedagoog Stefan Ramaekers van de KU Leuven. ‘De wereld is complexer geworden en ouders hebben andere verwachtingen dan vroeger. Ook school is veranderd, door een samenleving die hogere eisen stelt en meer betrokkenheid vraagt van ouders.’
Kinderen, stelt Ramaekers, zijn een project geworden. ‘Als je als ouder vroeger tien kinderen had en bij eentje was er een hoek af, dan was dat niet zo erg – die andere negen vingen dat wel op. Als je er maar twee hebt, kun je je dat niet meer permitteren. Het hebben van kinderen is een bewuste keuze geworden: ouders denken op voorhand na over het aantal dat ze willen en wensen er op een bepaalde leeftijd aan te beginnen. Ouderschap is veranderd, je wilt het goed doen.’
Die verschuiving heeft geleid tot een ideaalbeeld van intensive parenting, waarbij ouders maximaal inzetten op kansen en talenten. ‘Zoals in de VTM-reeks De Luizenmoeder, waarin het van de bijles via de Chinese les naar de muziekschool gaat’, zegt Ramaekers. ‘De redenering is dat je kinderen moet wapenen voor de moeilijke wereld die op hen wacht. Het is dus belangrijk dat ze zo snel mogelijk hun talenten ontdekken.’
Helikopterouders
Ook Bart Soenens, ontwikkelingspsycholoog aan de Universiteit Gent, stelt vast dat er een aantal ideeën de ronde doen over het hedendaagse ouderschap, zoals de zogenaamde helikopterouders en hun toegenomen permissiviteit. Maar Soenens ziet dat anders: ‘De klassieke, autoritaire opvoeding zoals we die kennen van in de jaren vijftig, met een machtsrelatie en strenge straffen, heeft afgedaan. Nogal wat tegenstanders hebben daarop geconcludeerd dat de slinger van de autoritaire opvoeding is doorgeslagen naar een lakse, permissieve opvoeding, vaak geïllustreerd door een assertief kind dat te mondig is in de klas.’
Dat stereotype klopt niet, zegt Soenens. ‘Het ouderlijk toezicht op gedrag neemt zelfs toe en meer dan vroeger trekken ouders grenzen, weliswaar in overleg met hun kinderen. Dat is niet permissief maar democratisch opvoeden en dat is goed. Uit de opvoedingsenquêtes die mijn team aan de universiteit samen met De Standaard heeft gedaan en waarbij we duizenden ouders hebben bevraagd, blijkt dat de Vlaamse ouder inzet op structuur, regels en verwachtingen, maar ook op inspraak van kinderen. Vlamingen zeggen dat ze kampioen zijn in het stellen van grenzen. Dat spreekt de laissez-faire-attitude tegen.’
Foto’s van op kamp
De tweede mythe die Soenens wil bestrijden, is het idee dat ouders doorgeschoten zijn in hun betrokkenheid. ‘Betrokkenheid blijkt doorgaans bevorderlijk te zijn voor kinderen om het goed te doen in het leven. Kinderen en jongeren communiceren beter met hun ouders dan vroeger. Toch leeft de indruk van bepampering. Als dat waar was, dan zouden kinderen de communicatie met hun ouders veel negatiever inschatten dan vandaag het geval is.’
Grenzen stellen is een hot topic als het over opvoeding gaat, bevestigt Dina Noelmans, maatschappelijk werker bij het Limburgse provinciale CLB. ‘Als ouders vastlopen, heeft dat vaak te maken met de vraag: hoe trek ik grenzen? Wat mag ik verwachten van mijn kind? Grenzen waren vroeger duidelijk, nu is er meer nuance. Al zie ik in de hulpverlening toch vooral ouders die het moeilijk hebben om aanwezig te zijn, vanwege allerlei stressoren en kwetsbaarheden.’
Met twee kinderen in huis beseft Noelmans maar al te goed dat er vandaag veel op ouders afkomt. ‘Probeer maar eens het social-mediagebeuren van je kinderen op te volgen. Het begint met de vraag op welke leeftijd ze Instagram mogen en het eindigt ermee dat je je prepuber huilend op de bank aantreft omdat er op sociale media iets verkeerds is gezegd. Vroeger gebeurde dat op school, vandaag werkt dat tot thuis door.’
Ook een verschil met vroeger: de vele nieuwe gezinsvormen. ‘Ik zie veel kinderen in nieuw samengestelde gezinnen’, vertelt Noelmans. ‘Ouders doen hun best, maar kinderen groeien soms op in verschillende contexten. In het ene gezin mag dit niet, in het andere gezin loopt het zo. In die omstandigheden is begrenzen geen gemakkelijke opdracht.’
Het CLB is geen dienst voor opvoedingsondersteuning, benadrukt Noelmans, maar als ze ouders een advies geeft, komt het vaak hierop neer: probeer in de leefwereld van je kinderen aanwezig te zijn vanuit een gezonde nieuwsgierigheid in plaats van angstig te willen controleren. ‘Er is bij een aantal mensen behoefte aan controle en dat hoeft niet slecht te zijn – er zijn ouders die tijdens het zomerkamp van hun kinderen graag elke dag foto’s en filmpjes willen zien. Maar ik hoef dat allemaal niet te weten. Het is fijn om te zien, maar niet als controle over hun welbevinden. Bovendien wil ik genoeg vertrouwen hebben om mijn kinderen met de jeugdbeweging op kamp te sturen. En dat vertrouwen wordt gekweekt in de loop van het jaar.’
Kwetsbare gezinnen
De vraag of het betrokken ouderschap in alle sociale groepen opgang heeft gemaakt of dat dat alleen in witte, hoogopgeleide milieus zo is, verdient een genuanceerd antwoord. ‘Het is alleszins zo dat er een verschil is tussen hoog- en laagopgeleiden’, zegt Bart Soenens. ‘In gezinnen met een lage socio-economische status is er minder betrokkenheid en zorg. Uit onderzoek blijkt dat dit tot minder kansen leidt voor kinderen, waardoor het verschil met gezinnen met een hoge socio-economische status sterk toeneemt.’ Ook Stefan Ramaekers ziet meer betrokkenheid bij gezinnen uit de hogere middenklasse.
Wat het erger maakt, signaleert Dina Noelmans, is dat kwetsbare gezinnen en gezinnen met een andere etnische achtergrond zelden naar de hulpverlening stappen omdat de drempel voor hen hoger is. Dat heeft onder meer te maken met de taal, cultuur en psychologie van sommige gemeenschappen. Al maakt ze tegelijk een kanttekening: veel opvoedingskwesties kun je binnen je eigen netwerk aanpakken. ‘Als ik een probleem heb, bespreek ik dat met mijn man, mijn familie of mijn vrienden’, zegt Noelmans. ‘Ik vraag hoe zij het aanpakken en zoek steun bij hen. Dat is een wezenlijk verschil met de hulpverlening. Mensen stappen naar ons en verwachten dat wij hun probleem oplossen.’
Noelmans verwijst naar de angst die leeft in het onderwijs: iedereen moet presteren en als dat niet het geval is, dan is dat zorgwekkend. Enter de hulpverlening. ‘Scholen zouden beter eerst nadenken over wat een kind nodig heeft en wat ze zelf kunnen doen – al wordt er de laatste jaren al heel wat meer geïnvesteerd in onderwijsbehoeften.’ Het onderwijs moet tegenwoordig veel oplossen. En dan dreigt de valkuil van de handelingsangst, volgens Dina Noelmans. ‘Veel leerkrachten zijn bang om leerlingen aan te pakken, want het wordt snel een juridisch discours.’
De strafste Sweet Sixteen
Terug naar het intensieve ouderschap. Soms is dat het gevolg van een intensieve omgeving, betoogt Stefan Ramaekers. ‘Er bestaat zoiets als competitief ouderschap, waarbij de ene de andere de loef wil afsteken. Maar een trend zou ik dat niet noemen.’ Het is een uitwas van sociale media, vermoedt Noelmans. ‘Dat kan ouders competitiever maken, bijvoorbeeld als foto’s van een sweet sixteen de ronde beginnen te doen. Er zullen vast ouders zijn die daardoor van het feest van hun kind een nog groter gebeuren willen maken.’
In dezelfde categorie bevinden zich de moeders en vaders die de perfecte ouder willen zijn. Sommige ouders koppelen hun zelfwaarde aan de schoolprestaties van hun kind, waardoor er een perfide dynamiek ontstaat waarbij ouders de druk op hun kind opvoeren. ‘Dat fenomeen bestaat,’ zegt Bart Soenens, ‘maar dat wil niet zeggen dat dat de nieuwe norm is.’
‘Ouders kunnen zich bekeken voelen’, vindt Noelmans. ‘Iedereen heeft ook altijd een advies of oordeel klaar over opvoeden. Dat is moordend. Er wordt zelden nog geluisterd naar elkaar – ook ik betrap mezelf er soms op dat iemand me een verhaal vertelt over zijn of haar gezin, waarop ik inhaak met mijn eigen ervaring. Je denkt dat je in een dialoog zit, om dan vast te stellen dat je over jezelf aan het praten bent.’
Sneeuwvlokjes
Soenens vraagt zich af waarom we toch zo op de kap van de ouders zitten. ‘De berichtgeving over opvoeding is vaak negatief: ouders kunnen het niet, ze stellen te weinig grenzen of ze zitten hun kinderen te dicht op de huid. Het is bon ton om stenen te gooien naar ouders, maar de meesten doen gewoon hun best. Veel onderzoeken wijzen trouwens op een gestage verbetering in de relatie tussen ouders en kinderen. Waar hebben we het dan over?’
Soenens verwijst naar de Amerikaanse opiniemaker Alfie Kohn, die een politieke agenda vermoedt achter termen als ‘helikopterouders’. ‘Bepaalde politici hanteren een discours waaruit nostalgie spreekt naar vervlogen tijden, toen ouders nog gezag hadden en kinderen simpelweg luisterden. Nu heet het dat ze gepamperd zijn en dat we sneeuwvlokjes opvoeden. Zo’n stereotypering dient volgens Kohn een rechts-conservatieve agenda.’
Kinderen moeten voorbereid worden op de wereld die op hen wacht, maar Ramaekers wijst op het gevaar dat opvoeden zo in functie komt te staan van een ziek samenlevingsmodel. ‘Een model waarin depressies, burn-outs en andere psychische problemen veel mensen onderuithalen. De Hoge Gezondheidsraad stelde enkele jaren geleden voor om jonge kinderen al vanaf het eerste leerjaar te leren omgaan met stress. Maar waarom zouden we ervoor moeten zorgen dat onze kinderen aangepast zijn aan een wereld waarin het duidelijk fout loopt? Dat is geen goede pedagogie. Je moet kinderen net de vrijheid geven om dingen te ontdekken en in vraag te stellen.’
‘Toen mijn vader zeventig jaar geleden opgroeide in een gezin van elf kinderen, moest hij zijn plan trekken’, zegt Noelmans. ‘In de naoorlogse jaren waren ouders bezig met overleven, hun kinderen moesten braaf zijn en luisteren. Vandaar zijn we naar het model gegaan zonder autoriteit, maar je voelt dat er nu opnieuw nood is aan een bepaalde vorm van gezag en aan meer controle. Als ik ergens bang voor ben, dan is het voor verharding. Er worden vandaag nogal stevige sociale uitspraken gedaan, ook op school. Alles moet strenger, duidelijker, harder. Ik hoop maar dat mijn kinderen daar weerbaar tegen zijn.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier