Oma en opa in opstand: wanneer oppassen op kleinkinderen iets té vanzelfsprekend wordt

© Illustratie Aurike Quintelier

De vakantie komt eraan, en dan letten oma’s en opa’s vaak op de kleinkinderen. Omdat dat gezellig is. Zeker. Maar ook omdat grootouders zelden neen durven te zeggen…

‘De jonge mensen van tegenwoordig kennen maar één oplossing wanneer ze een avondje uit willen: de grootouders. Daar kunnen ze hun kinderen op tijd afzetten, de volgende ochtend uitslapen en hen tegen de middag weer ophalen, nadat ze mee aan tafel zijn geschoven. In onze tijd was dat helemaal anders. Wij regelden een babysit van de Gezinsbond. We haalden het niet in ons hoofd om onze ouders daarmee lastig te vallen.’ Het zijn de woorden van een grootmoeder die liever anoniem wil blijven. Doodgraag ziet ze haar kleinkinderen. Ze vindt het heerlijk om voor hen te zorgen. Maar soms is trop een beetje te veel.

Ook oma’s moeten af en toe stoom afblazen. De jonge ouders van vandaag zijn de generatie-die-alles-wil : kinderen, een huis, voltijds werken, twee gezinsvakanties per jaar en nog zeker één romantische trip met twee. En natuurlijk voldoende avondjes uit. De kindjes brengen ze dan het liefst naar oma en opa. Daar zijn ze graag, daar zitten ze veilig. Want zeg nu zelf : zou u een Gezinsbond-babysit van zestien inschakelen, als u net zo goed even kunt bellen naar uw ouders ? Oma en opa zeggen toch nooit nee.

‘Er wordt hard aan ons getrokken. Maar we zijn niet meer van elastiek’

Dat de tijden veranderd zijn, merkt ook de Gezinsbond. Naast het beheer van een legertje babysits (niets dan lof voor hen trouwens, we spreken uit ervaring) voert die geregeld onderzoeken uit. Aan de recente Grote Grootouderbevraging namen meer dan 1700 grootouders deel. De conclusie : ze zien hun kleinkinderen graag. En ze doen er veel voor. Dat heeft te maken met generationele verschuivingen, vertelt Anneke Blanckaert van de Gezinsbond. ‘Vroeger hadden mensen vlot tien, vijftien kleinkinderen, vandaag zijn het er vaak maar een drietal. De aandacht moet dus minder verdeeld worden. Grootouders zijn ook geen oudjes meer die een hele dag naar hun klok zitten te staren. Het zijn vaak heel actieve mensen.’

Tel daar nog eens de vele echtscheidingen bij – en dus ook de opkomst van stiefoma’s en -opa’s, en het wordt duidelijk : er is de afgelopen decennia flink geschoven met vraag en aanbod. Uit de bevraging blijkt dat bijna 40 procent van de grootouders hun kleinkind(eren) meermaals per week ziet. 34 procent zegt een grote tot heel grote rol op te nemen in de combinatie van gezins- en arbeidstijd. Lees : de kindjes oppikken op school, hen op woensdagmiddag naar de turnles brengen, hen ’s avonds een warme maaltijd voorschotelen. De liefde spat er wel af : 88 procent doet het ‘omdat ze hun kleinkinderen graag zien’. En die liefde is wederzijds, vertelt Blanckaert. ‘We hebben ook jonge kinderen bevraagd – een redelijk uniek onderzoek – en zij beschouwen de tijd bij oma en opa echt als kwali-tijd. Ze voelen zich er thuis en zijn het liefst alleen met hen, zonder ouders in de buurt. Dan knijpen grootouders sneller een oogje toe.’

Moeilijk weigeren

De meeste grootouders doen het dus uit pure liefde, dat oppassen. Daar verbleekt een groepje van vier procent natuurlijk bij. En toch hebben die 51 bevraagden ook recht van spreken. Zij vangen de kleinkinderen op ‘omdat ze zich verplicht voelen’. Ook in de open antwoorden van de enquête komt dat hier en daar boven. ‘Wij vangen de kinderen met veel plezier op, maar af en toe (zelden) past dit niet voor ons. We zeggen dat dan, maar het is alsof het een verworven recht is dat zij, te pas en te onpas, onze vrije tijd kunnen inpalmen en daar hebben we het héél moeilijk mee.’

Dit soort klachten klinkt steeds luider, vooral bij onze noorderburen. Publiciste en grootmoeder Heleen Crul schreef er in 2014 al een opiniestuk over in NRC, met de veelzeggende titel Dump die kinderen niet altijd bij oma. Crul kent naar eigen zeggen ‘geen grootouders die niet intens vertederd zijn over hun kleinkinderen’. Maar ze kent wel ‘een groeiend aantal grootouders die het als een probleem ervaren om twee of drie keer in de week het waarnemend ouderschap op zich te moeten nemen. De vanzelfsprekendheid waarmee hun kinderen dit hebben gevraagd, maakte weigering moeilijk.’

Ik heb gemerkt dat drie dagen logeren voor mij het maximum is, daarna wordt het moeilijk

Nee zeggen is inderdaad moeilijk, geeft Evelyne (65) toe. Haar vijftiende kleinkind is op komst, de andere schommelen qua leeftijd tussen de 6 maanden en 16 jaar. ‘Dat heb je met een nieuw samengesteld gezin’, glimlacht ze. ‘Zelf heb ik vier dochters uit een eerste huwelijk, mijn man heeft drie kinderen. Samen hebben we nog een zoon van 22. De kleinkinderen van mijn man zie ik niet zo vaak. Drie van hen wonen trouwens in Denemarken, dan is het sowieso moeilijker om veel contact te hebben.’ Maar op haar eigen kleinkinderen past ze regelmatig. ‘Zeker nu mijn oudste dochter aan het scheiden is, probeer ik haar zo veel mogelijk te ondersteunen. Dat beschouw ik nu als mijn belangrijkste taak. Over het algemeen zorg ik een zevental dagen per maand voor één of meer kleinkinderen. Dat is best vaak, ja. Al probeer ik mijn kinderen wel aan te moedigen om eens andere oplossingen te zoeken, zoals een oppas via het ziekenfonds.’

Een oma die één dag per week vrijwilligerswerk doet, vertelt hoe ze dan toch een telefoontje krijgt van haar kind, omdat de kleine ziek is. Of ze niet voor één keer kan passen, het is tenslotte toch 'maar' vrijwilligerswerk.
Een oma die één dag per week vrijwilligerswerk doet, vertelt hoe ze dan toch een telefoontje krijgt van haar kind, omdat de kleine ziek is. Of ze niet voor één keer kan passen, het is tenslotte toch ‘maar’ vrijwilligerswerk. © Aurike Quintelier

Het is vaak moeilijk om goed te doen voor iedereen, vindt Evelyne. ‘Ik wil mijn dochters helpen, maar ik moet ook aan mijn 22-jarige zoon denken. Hij heeft nog een zekere zorg nodig. En ook mijn echtgenoot vindt het niet zo leuk als hier heel de tijd jonge kindjes zijn. Het is een constante bekommernis.’ Al benadrukt Evelyne dat ze het ook verrijkend vindt. ‘Kinderen zijn zo spontaan, dat is fascinerend. Ik wil dus graag bijspringen zolang ik kan. De laatste jaren wordt het fysiek wel zwaarder, maar daar heb ik zo mijn trucjes voor. Zodra kinderen alleen de trap op kunnen, draag ik ze niet meer. Dat vinden ze zelf ook het leukst. En aan hun bed zet ik een bankje, zodat ze er zelf in kunnen klimmen. Ik heb ook gemerkt dat drie dagen logeren voor mij het maximum is, daarna wordt het moeilijk. Gelukkig begrijpen mijn kinderen dat.’

Jojo-oma’s

Pedagoge en gedragstherapeute Marijke Bisschop, die zelf kleinkinderen heeft, herkent het verhaal van Evelyne. Ze schreef er het boek Helpen zorgen voor je kleinkinderen over en geeft geregeld lezingen voor grootouders. ‘Daar zie ik allerlei soorten oma’s en opa’s. Er zijn er die elke dag hun kleinkinderen opvangen en dat ronduit fantastisch vinden, andere doen het maar één dag per week, of alleen in noodgevallen. Vaak onderschatten ze het wanneer ze voor het eerst grootouder worden. Dan zijn ze razend enthousiast en stellen ze meteen voor om veel op te passen. Maar bij de komst van het derde, vierde of vijfde kleinkind durven ze niet meer terug. De vanzelfsprekendheid waarmee veel jonge ouders hun kinderen bij de grootouders ‘dumpen’ is soms treffend. Het is ook zo gemakkelijk : je brengt ze ’s avonds, ze blijven slapen en ’s ochtends brengt oma ze wel naar school. Daarom raad ik grootouders aan om hun limieten goed te bewaken. Velen van hen werken nog, en toch wringen ze zich in duizend bochten om toch maar de kleinkinderen op te vangen. In Frankrijk noemen ze ons mamy jojo : oma’s aan wie hard getrokken wordt. Na één telefoontje moeten we meteen in ons autootje stappen om de kleinkinderen op te pikken. Nochtans zijn wij ook niet meer van elastiek.’

Soms hoort Bisschop schrijnende verhalen. ‘Een oma die graag een klein autootje zou kopen, maar dat niet durft omdat er geen twee kinderstoelen in passen. Of een andere oma die één dag per week vrijwilligerswerk doet, maar dan toch een telefoontje krijgt van haar kind, omdat de kleine ziek is. Of ze niet voor één keer kan passen, het is tenslotte toch ‘maar’ vrijwilligerswerk. ‘Mamy toch, kan het echt niet ?’ Dan is nee zeggen extra moeilijk. Veel grootouders zijn bang om hard en onmenselijk over te komen en de liefde van hun kinderen kwijt te raken. En natuurlijk zijn ze bekommerd om dat kleinkind : wat gebeurt daarmee, als zij niet helpen ? ‘

Mijn man en ik hebben jarenlang voltijds voor onze twee kleinkinderen gezorgd, omdat onze dochter depressief was. Dat had een ernstige impact op ons leven en onze relatie

Zelf kiest Bisschop er bewust voor om geregeld nee te zeggen. ‘Zeker in de vakantieperiodes vond ik al die vragen om op te passen in het begin wat overrompelend. Nee zeggen is dan heel moeilijk. Om dat te voorkomen, leek het me een goed idee om een soort gemeenschappelijke agenda te maken. Daarin kunnen wij als grootouders de momenten aangeven waarop wij ons volledig kunnen inzetten voor de kleinkinderen, in andere periodes plannen we zelf vakantie. Mijn kinderen moeten ook leren om zich te organiseren. Soms brommen ze weleens. ‘Wat ben jij voor grootmoeder’, hoor ik dan. Of ze vertellen me verhalen over vrienden die tien dagen (tién dagen !) zonder kinderen op reis zijn geweest. Hun ouders vonden dat blijkbaar geen enkel probleem. Tja, dat moet iedereen voor zichzelf uitmaken. Ik ben ervan overtuigd dat ik wel een goede oma ben en ik zie mijn kleinkinderen heel graag. Ik pas ook op, maar niet zo vaak als veel andere oma’s. Maar ik werk ook nog en wil genoeg tijd maken voor mijn eigen moeder én investeren in mijn relatie en interesses.’

Cursus assertiviteit

Aan jezelf en je relatie blijven denken : met de jaren heeft ook Agnes (54) geleerd hoe belangrijk dat is. ‘Mijn man en ik hebben jarenlang voltijds voor onze twee kleinkinderen gezorgd, omdat onze dochter depressief was. Dat had een ernstige impact op ons leven en onze relatie : dag en nacht oma en opa zijn, terwijl je zelf nog werkt.’ Intussen wonen de kleinkinderen opnieuw bij hun mama, waardoor Agnes weer af en toe ‘gewoon’ mag oppassen. ‘Ze komen hier bijvoorbeeld elke donderdag eten. Soms vraagt mijn dochter wel of dat ook eens in het weekend kan, maar dat wil ik niet. In het begin moest ik soms voet bij stuk houden, maar nu begrijpt ze dat. Al blijft neen zeggen moeilijk. Ook tegen de kleinkinderen. Mijn kleindochter is een echte snoeper en vroeger liet ik haar vaak begaan. Maar nu probeer ik kordater te zijn. Dat geldt ook voor bedtijd : bij mama moeten ze om acht uur gaan slapen, dus hier ook. En ontbijten voor televisie doen we niet meer, we eten samen aan tafel.’

Eén oma vertelde dat ze elke zondagmiddag met haar zoon en kleinkinderen naar Bobbejaanland ging. Ze hadden haar een abonnement gegeven, zodat ze meekon om op de kleintjes te letten. Maar eigenlijk haatte ze pretparken, alleen durfde ze dat niet te vertellen

Het zijn allemaal dingen die Agnes heeft geleerd tijdens een assertiviteitscursus voor grootouders. ‘Ik zag een advertentie in De Streekkrant en heb me meteen ingeschreven. Ik heb daar zo veel aan gehad. Vooral het besef dat er niets mis is met af en toe aan jezelf denken. Volwassen kinderen hebben daar ook meer begrip voor dan je soms zou denken.’

Die cursus werd georganiseerd door therapeute Bieke Geenen, die deeltijds in de bibliotheek van Geel werkt. ‘Het is allemaal heel toevallig gekomen. Ik organiseer projecten op maat van bijzondere doelgroepen en dit jaar waren dat senioren. We hadden heel wat senioren verzameld als ‘doelgroepvertegenwoordigers’, maar meteen bleek dat vergaderen bijna onmogelijk was. We vonden gewoon geen enkel moment waarop iedereen kon, omdat er altijd wel iemand op zijn kleinkinderen moest passen. En dat durfde niemand af te zeggen.’

Zo groeide het idee voor een assertiviteitscursus, specifiek voor grootouders. ‘We hebben daar heel veel media-aandacht rond gekregen en we voelden ook dat het leefde bij de mensen. Maar uiteindelijk zijn er maar een paar deelnemers komen opdagen. Het taboe is gewoon te groot. Bijna niemand durft luidop te zeggen dat de zorg voor kleinkinderen soms te zwaar en te veel is. Die generatie heeft dat nooit geleerd. ‘Assertief’ beschouwen zij als een vies woord, als een vorm van egoïsme. En ze zijn heel bang voor ruzie : nog liever een conflict met hun eigen agenda én hun partner – want vaak klagen de opa’s steen en been tegen de oma’s – dan met hun kinderen.’

Veronderstel niet te snel dat je kinderen je niet zullen begrijpen

Ook Geenen hoorde stuitende verhalen. ‘Eén oma vertelde dat ze elke zondagmiddag met haar zoon en kleinkinderen naar Bobbejaanland ging. Ze hadden haar een abonnement gegeven, zodat ze meekon om op de kleintjes te letten. Maar eigenlijk haatte ze pretparken, alleen durfde ze dat niet te vertellen. Dat is toch een brug te ver ? En het toppunt was dat die zoon haar zelf had ingeschreven voor de cursus. Kinderen beseffen vaak dat hun ouders moeilijk nee durven te zeggen, en hebben ook begrip voor dat standpunt. Dat is een van mijn belangrijkste ‘lessen’ voor grootouders : veronderstel niet te snel dat je kinderen je niet zullen begrijpen. Als je een open gesprek durft te voeren – geen sms of telefoontje, maar oogcontact – dan is het veel gemakkelijker om tot een oplossing te komen. En je hoeft natuurlijk niet altijd nee te zeggen : met mijn cursus wil ik oma’s en opa’s zeker niet afraden om voor de kleinkinderen te zorgen. Integendeel, dat biedt een grote meerwaarde. Maar je mag gerust ook aan jezelf denken.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content