Dimitri Verhulst
‘Nu het slot van de lockdown ging, zijn we op die vrijheid gesprongen’
Dimitri Verhulst brengt vanop het Franse platteland verslag uit over de wereld in tijden van corona.
Mijn lief weet ook niet meer hoe we in bed zijn geraakt. Of om hoe laat. Was het op handen en voeten dat we naar boven zijn gekropen? Te oordelen aan onze kater zou dat weleens heel erg goed mogelijk kunnen zijn, ik beleg straks een half stokbrood met bruistabletten, dat weet ik wel zeker. ’s Avonds grote jan, ’s ochtends Dafalgan. Als er een eenheid van kater bestond – laat ons die voor het gemak de Verhulst noemen – dan heb ik nu 10V.
En onze gasten? Hoe zijn die vertrokken? Lief noch ik heeft er een herinnering aan. Ik moet toch de poort hebben opengemaakt? Wij hebben hen ongetwijfeld uitgewuifd, dat is namelijk wat we altijd doen wanneer onze vrienden het erf af rijden, maar we hebben ons een zulkdanig gat in onze memorie gezopen, kennelijk, dat we daar niks meer van weten. Waarom zijn zij trouwens niet blijven slapen?
Nu het slot van de lockdown ging, zijn we op die vrijheid gesprongen.
De reconstructie van een bacchanaal is altijd lastig. Natuurlijk, ik heb, voor wie mij kent geheel voorspelbaar, Marina op mijn accordeon gespeeld. Accordeon is in mijn persoonlijke en bijzondere geval de fase die voorafgaat aan het lallen.
Mijn lief niet, maar ik heb nog een flard herinnering aan een danspartij in de woonkamer. Ik speelde Blue Suede Shoes op de piano, en onze vriendin, een moderne maenade, is daarbij uit haar dak gegaan, angstig aangekeken door haar echtgenoot die al begreep in de buurt van een emmer te zullen slapen. Ik zie nog vaag haar molenwiekende armen en haar gekke sprongetjes. Niet meteen zo’n dans die Elvis zelf in gedachten had. Maar het was eens iets anders. Verfrissend, zal ik maar zeggen.
Het was al van 15 maart geleden dat we nog iemand over de vloer hadden gekregen, dat is wat er is gebeurd. De enige mensen die we gedurende twee maanden hebben gezien waren kassiersters met een lap stof voor hun mond. De aandelen in lippenstift moeten gekelderd zijn, ik ben blij dat ik er geen heb. Twee maanden dat de menselijke soort gereduceerd was tot kassiersters, een bakker en een apotheker. En ook onze vrienden hadden al die tijd vol burgerzin geconfineerd aan hun keukentafel gezeten. Dus nu het slot van de lockdown ging, zijn we eigenlijk zowat op die vrijheid gesprongen.
De vraag is gevallen aan het begin van de avond: ‘Gaan wij nu echt van elkaar blijven?’ waarna er toch maar rijkelijk werd geknuffeld.
Het mocht in feite niet, elkaar aanraken, en de overheid had ons liever met een mondmasker sociaal zien wezen. Maar dat ging toch niet, elkaar begroeten zonder een kus? De vraag is gevallen aan het begin van de avond: ‘Gaan wij nu echt van elkaar blijven?’ waarna er toch maar rijkelijk werd geknuffeld.
Er vielen twee verjaardagen te vieren, een 49ste en een 64ste, de eerste fles champagne was in geen tijd foetsie. Hoewel ik niet zot ben van champagne. Gelijk een bergbeek is daarna de rode wijn beginnen vloeien, en aan de rand van het gat in de memorie zijn we in de gin gedoken.
De keuken is ontploft, maar we genieten zo van dit zicht dat we besluiten de rotzooi pas over een dag of twee op te ruimen. Eindelijk nog eens te hebben gekookt voor iemand anders dan onszelf. Als je geen eten kunt delen wordt een blik ravioli na verloop van tijd ruim goed genoeg. Wat een pracht, al die vuile teljoren en dat ene, stukgegane glas.
In de keuken ligt een halve pruik op de grond. Omdat we het haar van onze vriendin zijn beginnen knippen. Als ik kijk naar hoeveel er daar ligt, vraag ik me af of ze nog iets op haar hoofd heeft staan vandaag. Waarom zijn we dat beginnen knippen? We weten het niet meer.
Het was een verademing een mens te hebben gezien. Een noodzaak ook.
Maar de stilte die ondertussen is weergekeerd is mij ook veel waard.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier