Met haar modellenbureau Tomorrow Is Another Day beïnvloedt de Duitse Eva Gödel (48) al 25 jaar hoe we naar schoonheid kijken. Tegelijk verandert ze de levens van de modellen die ze scout. Onlangs opende ze een kantoor in Antwerpen – de stad waar het ooit begon, toen ze in 2001 Raf Simons om zijn e-mailadres vroeg.
Het is juni 2002. De dan 25-jarige Eva Gödel rijdt met een busje van Keulen, waar ze woont, naar Parijs voor de mannenmodeweek. Op de achterbank: vijf jongens die ze van de straat heeft geplukt. Geen gespierde alfamannen, de jongens zijn eerder opmerkelijk dan knap. Eentje heeft een kromme neus, een ander opvallend grote oren. Maar Gödel vindt hen interessant en fotografeerde hen een jaar eerder al voor haar thesis als grafisch designer, waarna ze de beelden op een zelfgemaakte website zette.

Die site was niet bedoeld als start van een modellenbureau, maar eerder als visitekaartje voor haar visuele stijl. Gödel vertoeft vooral in de kunstscene van Keulen, maar werkt ook als grafisch designer en als Duitse journalist voor het Parijse modeblad Self Service.
Ook Raf Simons krijgt haar site onder ogen. Een week vóór ze met vijf jongens in een busje onderweg is naar Parijs, spreekt ze hem aan tijdens zijn stockverkoop in Antwerpen. Terwijl Simons zijn eigen truien staat op te vouwen, vraagt de jonge twintiger of ze hem haar website mag mailen. Het is 2001 en bijna niemand heeft een website. Maar de ontwerper antwoordt: ‘Stuur maar naar rafsimons@pandora.be.’
Als ik mensen aanspreek, reageren ze vaak: “Ik? Model? Dat kan niet.” Voor een camera staan verandert hoe ze zichzelf zien.
Niet veel later bemachtigt Gödel ook het e-mailadres van de Duits-Belgische ontwerper Stephan Schneider. Zowel Simons als Schneider reageren enthousiast op haar website: of ze enkele van de afgebeelde jongens kan brengen naar Parijs, voor hun defilé volgende week?
Blut maar euforisch
We schrijven nog steeds het jaar 2002. Gödel arriveert in Parijs met haar busje. Voor de jongens is het hun eerste catwalkervaring, maar alles verloopt uitstekend. Alleen kunnen ze zich nadien geen hotel permitteren, dus rijdt Gödel iedereen na de shows terug naar Duitsland – een rit van zes uur.
De jongens wonen verspreid in dorpjes rond Keulen en de sfeer in de auto is uitgelaten. Bij elk tankstation willen ze stoppen voor bier en snacks, euforisch van de boost die hun zelfvertrouwen net kreeg. Tegen vijf uur ’s ochtends, de zon komt al op, heeft Gödel iedereen afgezet. Dan moet ze het busje nog stofzuigen en inleveren – een extra huurdag is geen optie. Toch denkt ze: dít is wat ik wil doen met mijn leven.

Gödel heeft dan ook een oog voor mensen met een bijzonder uiterlijk. Telkens wanneer vrienden figuranten zoeken voor film- of kunstprojecten, vragen ze haar hulp en spreekt zij mensen aan op feestjes en vernissages.
In de 24 jaar nadien groeit Tomorrow Is Another Day uit tot een van de meest vernieuwende modellenbureaus ter wereld. In de eerste jaren heeft Gödel vooral een uniek portfolio aan mannelijke modellen, maar vandaag representeert ze, samen met haar team, ook vrouwelijke en non-binaire modellen. Klanten variëren van mainstreamketens als Zara en Cos over sportmerken als Nike en Adidas tot designer- en couturelabels als Balenciaga, Celine, Dries Van Noten en Marc Jacobs. Allemaal willen ze Gödels frisse kijk op hoe een model – hoe een mens – eruit kan zien. ‘Maar model zijn draait om veel meer dan een mooi gezicht hebben.’
Manager en mentor
Juni 2025. Op de catwalks in Parijs worden de mannencollecties voor voorjaar 2026 getoond. Eva Gödel (48) trapt door de stad op een elektrische fiets, achter het jonge Japanse model Akitsugu aan. Hij is de zoon van supermodel Ai Tominaga. Professioneel en stipt, zegt Gödel over de moeder. Haar zoon? Een gedreven maar ietwat nonchalante twintiger. Ze rijdt met hem door de wijk Saint-Germain om te begrijpen hoe zijn brein werkt.
Voor Balenciaga leerde ik Kim Kardashian, Dua Lipa en Nicole Kidman over de catwalk lopen.
‘Het is moeilijk uit te leggen wat mijn job precies inhoudt’, lacht ze een week later in Antwerpen, waar ze net haar eerste buitenlandse kantoor heeft geopend.
‘Mensen denken dat je als modellenagent alleen maar frontrow zit, of op feestjes. Niet dus. Het ene moment scout ik een nieuw gezicht op een klimaatbetoging, het volgende mist een model zijn vlucht voor een belangrijke shoot en moet ons team de klant bellen en uitzoeken hoe het model er toch nog op tijd raakt.’
We zijn 24 jaar na je legendarische eerste Paris Fashion Week. Wat is jouw rol vandaag tijdens zo’n modeweek?
Gödel: ‘Die van manager en mentor. Een modeweek is belangrijk voor modellen: ze leren het team achter een collectie kennen – casting directors, fotografen, stylisten. Zelfs als je na een pre-casting niet geselecteerd wordt voor de catwalk, is het waardevol dat die mensen je in het echt hebben ontmoet. Of je modellencarrière lang duurt, hangt echt niet alleen af van je uiterlijk. Hoe gedraag je je in een ruimte? Ben je fijn of vervelend gezelschap? Hoe reageer je als de casting director plots begint te telefoneren terwijl jij net je loopje doet? Tijdens zo’n week is het onze taak om nieuwe modellen te introduceren in die wereld. Dat doe ik met mijn internationale team van vijftien medewerkers: van boekers tot reis- en productiemanagers. Ruben Debuck, een Antwerpenaar, helpt mij met het scouten en begeleiden van de modellen.’

‘Afgelopen juni zat ik in Parijs samen met veertig modellen en zes collega’s. Lange dagen, maar we eindigen steevast met een teamdiner in hetzelfde restaurant en daarna maken we een groepsfoto. Ik hou van zulke tradities. Ze versterken de teamspirit.’
Dat je met een van je modellen gaat fietsen om hem beter te leren kennen: is dat een typische taak van een modellenagent?
‘Dat weet ik niet, maar ik vind het belangrijk. De meeste modellen zijn zeventien, achttien, soms net aan hun hogere studies begonnen. Op die leeftijd is hun lichaam perfect voor modellenwerk, maar mentaal zijn ze vaak nog niet klaar voor wat erbij komt kijken: succes, teleurstelling, discipline. De modellen die ik scout, zijn ook zelden de populairste van de klas. Eerder verlegen types. Als ik hen aanspreek op straat, reageren ze vaak: “Ik? Model? Dat kan niet.” Voor een camera staan verandert hoe ze zichzelf zien.’
‘Ik zie mezelf als een soort galerist: ik help hen kiezen welke projecten bij hen passen en welke niet. Het is één ding om in onze studio foto’s te laten maken voor je portfolio. Maar een coutureshow lopen, de visie van een ontwerper vertolken, of moeten toekijken hoe een ander model de topjob krijgt die jij wilde – dat is iets anders. Als ik een goede band heb met mijn modellen, kan ik hen beter begeleiden.’
Je betrokkenheid klinkt bijna moederlijk.
‘Ik werk gewoon graag met mensen en voel me verantwoordelijk voor het welzijn van onze modellen. Ook tegenover hun ouders: ze combineren modellenwerk vaak met hun studie. Tijdens een lunch, of zo’n fietstocht, leer ik wat ze echt nodig hebben. Laatst bleek een Belgisch model examens te hebben tijdens Paris Fashion Week. Hij wilde zowel de defilés lopen als zijn testen afleggen, dus regelden we dat hij met een motorchauffeur tussendoor op en af naar België kon.’

‘Onze begeleiding zit soms in kleine dingen. In Parijs waren we met veertig van onze jongens. Elke ochtend bellen we hen wakker. Ik heb liever dat ze vijf minuten te vroeg zijn en nog een koffie kunnen drinken. Misschien omdat ik Duitse ben – ik vind het niet fijn als mensen te laat komen.’ (lacht)
Leren van Raf
Je raakte bekend met je unieke selectie mannelijke modellen. Hoe is het schoonheidsideaal voor mannen de voorbije jaren geëvolueerd?
‘Toen ik begon, zagen mannelijke modellen eruit zoals in de reclames van Cool Water van Davidoff: gespierd, macho. Ik had geluk dat een aantal ontwerpers en fotografen interesse kreeg in het soort jongens dat ik mooi vond: artistiek, gevoelig, onconventioneel. Magazines als Dazed en Another Man begonnen hen toen ook te tonen. Vandaag zie je overal modellen met “foutjes”: een smal hoofd, een scherpe neus.’
‘Iedereen mag zichzelf zijn en dat is geweldig, maar trends zijn er altijd. Er is nu bijvoorbeeld veel vraag naar diversiteit. Ik ging recent scouten in Zuid-Korea en Shanghai, collega’s deden hetzelfde in Nairobi. Dat veel designers momenteel debuteren bij grote huizen – Jonathan Anderson bij Dior, Julian Klausner bij Dries Van Noten – houdt mijn werk ook spannend. Je weet nooit op voorhand welke esthetiek ze zullen neerzetten.’
Ik las dat een tentoonstelling van de Amerikaanse fotograaf Larry Clark, op je zestiende, je kijk op mensen erg beïnvloed heeft. Hoezo?
‘De kunstwereld heeft me altijd meer geboeid dan mode. Als je opgroeit in Keulen, hou je van kunst. Je koopt kunst. Mijn vriendin Gisela Capitain, een belangrijke galeriste, cureerde in 1996 een tentoonstelling van Larry Clark in een museum in Keulen. Zijn rauwe zwart-witfoto’s van Amerikaanse jeugd bliezen me omver. Ook het werk van fotografen Nan Goldin en Wolfgang Tillmans, met hun portretten van de lgbt-cultuur en jongerenlevens, fascineerde me diep. Ik voelde: die stijl kan ook naar de mode overwaaien.’
Welke andere sleutelmomenten hebben je carrière mee gevormd?
‘Na onze eerste samenwerking vroeg Raf Simons me of ik nog meer jongens kon vinden voor zijn volgende show. Hij kwam toen met zijn team naar Keulen, zijn assistent Pieter Mulier logeerde in mijn flat, en de volgende dag kleedde Raf de modellen met een paar stuks die hij had meegebracht. Ik observeerde en leerde veel bij. Hoe laat hij modellen lopen? Wat zijn geschikte schoudermaten?’

‘Daarna volgden veel grote namen: Rick Owens – ik ontmoette hem voor het eerst terwijl hij in bloot bovenlijf achter zijn naaimachine zat. En fotograaf Juergen Teller, met zijn scherpe creatieve blik. Met Hedi Slimane begon het financieel goed te lopen, voor mijn modellen én voor mij. Door zijn passages bij Dior Homme, Saint Laurent en Celine beschikte hij over grote budgetten en hij schatte het werk van modellen echt naar waarde.’
Er kwamen na Raf Simons en Stephan Schneider nog meer Belgen op je pad?
‘Klopt. Met fotograaf Willy Vanderperre en stylist Olivier Rizzo heb ik zoveel memorabele shoots gedaan. En toen de Georgische Demna Gvasalia, die aan de Antwerpse Modeacademie studeerde, bij Balenciaga begon, kwam er opnieuw een dimensie bij in mijn werk. Ik werk graag met kleine, onafhankelijke designers, maar grote huizen zoals Balenciaga, ondersteund door een groep als Kering, geven ontwerpers veel mogelijkheden.’
‘Voor één show wilde Demna ook acteurs, iets waar ik meestal sceptisch tegenover sta, omdat ik vind dat ze het werk afnemen van modellen. Maar ik werd gevraagd om Kim Kardashian, Dua Lipa en Nicole Kidman over de catwalk te leren lopen en dat was bijzonder. Ze namen extra uren les omdat ze het zó goed wilden doen.’

‘Hij presenteerde onlangs zijn laatste collectie voor het huis, maar de tien jaar dat Demna bij Balenciaga zat, waren uitzonderlijk. Zijn shows verlegden keer op keer grenzen. Het seizoen nadat hij oudere modellen over de catwalk had gestuurd, wilde iedereen plots oudere modellen.’
Morgen is er weer een dag
Werk je nog steeds vooral met mannelijke modellen?
‘Ik ben ooit begonnen met enkel jongens. In het begin vond ik met gemak mooie mannen in het Duitse Rijnland, waar ik woonde, (lacht) maar vandaag hebben we ook meisjes en diverse modellen. Freya, een Belgisch meisje uit Assenede, opende recent de Miu Miu-show en siert de reclamecampagnes van Miu Miu en Prada. Svetlana, een trans meisje dat we in Antwerpen gescout hebben, is dit seizoen exclusief voor Celine geboekt. Ze mag ook de campagne shooten en is een van dé gezichten die de nieuwe Celine-ontwerper, Michael Rider, naar voren schuift.’
Op welke manier verandert het leven voor een model dat bij jou tekent?
‘Hun zelfvertrouwen groeit. Ze verdienen geld om hun studie te betalen of kopen hun eerste appartementje. Ze leren samenwerken, verantwoordelijkheid nemen, zichzelf presenteren in groep – zulke dingen neem je mee in het leven. Mode draait, meer dan andere industrieën, erg om teamwerk. En ze maken wereldwijd vrienden voor het leven.’
De naam van je agentschap – Tomorrow Is Another Day – zegt veel over de job.
‘Het is een zin die ik vaak gebruik. Modellenwerk is intens en grillig: je krijgt unieke kansen, maar je moet ook kunnen omgaan met afwijzing. Soms ben je lang in de running voor een job, en krijg je ’m toch niet. Andere keren krijg je een golf van opdrachten en verlies je focus of word je kieskeurig. Als iemand erdoorheen zit of het lastig heeft, neem ik die altijd mee voor lunch en een peptalk. “Morgen is er weer een dag”, zeg ik dan vaak.’

‘Modellenwerk is zelden voor altijd. Je moet al veel geluk hebben dat je gezicht en lichaam evolueren op een manier die gepast blijft voor de job. De meesten groeien er zelf uit. Anderen blijven het sporadisch doen naast hun job of gezin. De meeste modellen zijn tussen achttien en achtentwintig jaar, maar de leeftijden van onze modellen variëren van zestien tot zeventig.’
Je groeide op in Keulen en verhuisde naar Düsseldorf, waar je al twintig jaar werkt. Dit jaar opende je een eerste buitenlands kantoor, in Antwerpen. Waarom hier?
‘Uit nostalgie. Hier begon alles, 24 jaar geleden. We zitten ongeveer naast de Modeacademie, in een oud atelier dat nog van Dries Van Noten is geweest en waar Olivier Rizzo en Willy Vanderperre ooit Raf Simons leerden kennen. Dit pand was meant to be. Deze stad gaf me al zoveel. Door hier te zitten, wil ik iets teruggeven – aan de Belgische mode, aan de jonge generatie. Antwerpen is klein, verbonden, iedereen helpt elkaar.’
‘De voorbije jaren beëindigde of verliet een aantal Antwerpse ontwerpers hun label – Raf, Haider, Ann, nu Dries – dat vond ik telkens spijtig. Maar toen Brusselaar Julian Klausner onlangs zijn eerste mannencollectie voor Dries toonde, was ik zo gelukkig. Een merk kan ook op een elegante manier aan een nieuw hoofdstuk beginnen en ik kijk ernaar uit om deel te mogen uitmaken van de visie van een nieuwe generatie. Van alle modellenbureaus leverden wij voor Julians show trouwens de meeste modellen. Die intense momenten doen mijn liefde voor België alleen maar groeien.’