Mechelse keramist Ann Van Hoey (67) mocht onlangs samenwerken met luxelabel Loewe en krijgt deze zomer een solo-expo in de Landcommanderij Alden Biesen. Zelf blijft ze verwonderd over haar succes, maar haar man, tv-maker Mark Uytterhoeven, zag al langer het potentieel.
‘Veel therapeuten raden aan om keramiek te maken en ik begrijp dat. Ik begon er zelf mee in een moeilijke periode rond mijn 25ste – mijn vader was net gestorven, het was uit met mijn lief – en na elke les besefte ik: wow, ik heb nu een paar uur enkel gedacht aan mijn potteke maken. Het aardde me. Ook toen ik rond mijn 48ste de passie voor mijn job als meubelvertegenwoordiger kwijt was, vond ik mijn geluk terug in mijn atelier.
Ik besloot van mijn hobby mijn beroep te maken, maar al snel verloor ik me in tellen – hoeveel kost mijn materiaal? Hoelang werk ik aan een object? – en in me afvragen hoe ik mijn werk verkocht zou krijgen. Op een morgen stond ik half in tranen – ik wilde niet weer tussen die vier ateliermuren gaan sudderen in mijn twijfels – toen Mark me de ingrijpendste raad van mijn leven gaf. ‘Ge gaat naar uw atelier, ge amuseert u in plaats van te tellen en ge mikt zo hoog mogelijk. Ge zijt veel te oud om te beginnen met een tentoonstellingske hier en daar; hoe hoger uw leeftijd, hoe hoger ge moet mikken.’
Het was de totale kentering. Ten eerste voelde ik me bevrijd omdat ik even niets moest verdienen, ten tweede zag ik direct wat ik concreet moest doen: dossiers indienen bij internationale biënnales. Daar zouden ze me niet de arrogantie verwijten die ik hier vreesde aangewreven te krijgen als vrouw van een BV. Ik twijfelde wel of ik als 52-jarige met een leeg cv kans maakte bij die topjury’s, maar kort erna won ik een bronzen medaille op de topbiënnale van Korea.
Volgens mij heb ik niet toevallig veel vrouwelijke volgers, die wellicht ook hun passie moesten uitstellen tot de kinderen het huis uit waren.
Mark moedigde me aan om de prijs te gaan ophalen, waardoor ik begon te netwerken, een cruciaal woord dat ik nog niet kende, en ik hét moment de gloire beleefde toen een prominent jurylid hem vroeg: “Are you a ceramist as well, sir?” Waarop Mark op zijn typische, grappige manier reageerde: “No, I’m just the husband.” Heerlijk vond ik dat!
Ik heb nooit het aanzien dat hij geniet gewild, maar wellicht was ik het wel beu geraakt om in de schaduw te staan zonder zelf werk te hebben waarvoor ik warmliep. Volgens mij heb ik niet toevallig veel vrouwelijke volgers, die wellicht ook hun passie moesten uitstellen tot de kinderen het huis uit waren. Dat is zo mooi aan Marks raad: hij benadrukt dat het nooit te laat is. Kijk maar naar juweelontwerper Ria Lins of schilder Inès van den Kieboom.
Zelf kan ik het nog altijd niet geloven: een permanente installatie mogen maken voor het prestigieuze Yingge-museum in Taiwan, of op residentie mogen, zoals dit najaar in het Chinese Longquan, waar ik als een van de eersten mag gaan werken in een nieuw centrum met 2000 jaar oude ovens. Ook toen Loewe me als een van 24 designers voor het Salone del Mobile vroeg, dacht ik: hoe is het mogelijk? Ja, ik blijf last hebben van het impostersyndroom.
Ik ben opgevoed met de Vlaamse bescheidenheid: verkoop maar niet te veel show. Nu in Milaan was het weer een opdracht: me tussen collega-artiesten bewegen als een van hen, of wonderboy Jonathan Anderson (Loewes creatief directeur, red.) aanspreken. Bij eerdere ervaringen durfde ik dat niet. Het stak telkens als ik eraan terugdacht, maar deze keer gaf ik zelfs een interview aan Wallpaper China, vol zelfvertrouwen.’