Relatietherapeut Alfons Vansteenwegen schreef 37 jaar geleden “Liefde is een werkwoord”: ‘Er is vandaag meer vrijheid, maar dat maakt het niet makkelijker’ 

Alfons Vansteenwegen
© Rebecca Fertinel
Nathalie Le Blanc
Nathalie Le Blanc Journalist Knack Weekend

Alfons Vansteenwegen, de man die ons leerde dat liefde een werkwoord is, zag onlangs zijn succesvolle boek een vijftigste druk krijgen, 37 jaar na verschijning. Hoe evolueerden relaties in die bijna vier decennia? ‘Er is vandaag meer vrijheid, maar dat maakt het niet makkelijker.’

Hij zette relatietherapie op de kaart in ons land, vertelt relatietherapeut Lieven Migerode, als we hem vragen wat Alfons Vansteenwegen voor zijn vak betekende. ‘Dankzij hem is het salonfähig om aan je relatie te werken en de titel van zijn boek – Liefde is een werkwoord – is een standaard Nederlandse uitdrukking geworden.’ Dat wetenschappelijke kennis en deskundigheid niet alleen in vaktijdschriften een plaats hebben, maar ook met het grote publiek gedeeld moeten worden, vindt Goedele Liekens een van zijn belangrijkste bijdrages, en seksuoloog Sam Geuens apprecieert dat hij niet alleen in ons land, maar ook ver over onze grenzen het pad effende voor het vak. Iets waar hij trouwens internationaal erkenning voor kreeg met de Gold Medal Award van de World Association of Sexual Health in 2011.

Uiteraard was hij een pionier, vindt relatiedeskundige Rika Ponnet. ‘Het is zelfs moeilijk te zeggen hoe groot zijn belang was, zowel in ons land als internationaal. Maar wat ik echt op prijs stel, is dat hij een soort homo universalis is, ontzettend belezen, en met een stevige filosofische achtergrond. Een echte verrijking voor ons vak.’

Hij bloost net niet bij zo veel lof, en met die homo universalis is Alfons Vansteenwegen duidelijk blij. ‘Ik ontdekte onlangs dat ik maar drie boeken een plastic kaft gaf: de Bijbel, Heidegger en Levinas. Dat mijn eigen boeken in twaalf talen vertaald zijn, maakt me ook blij. Ergens in China lezen mensen onze raadgevingen voor een gelukte relatie en ik heb nog niet zo lang geleden een seksuologiecursus geschreven voor een Zuid-Afrikaanse universiteit.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Laat ons even teruggaan in de tijd. Hoe zou de veertienjarige Alfons reageren als we hem vertelden dat hij zeventig jaar later geïnterviewd zou worden omdat zijn ondertussen klassiek geworden boek over relaties een vijftigste druk kreeg?

‘Hij zou dat totaal onwaarschijnlijk vinden. (lacht) Al zou hij niet opkijken dat zijn leven rond liefde draait. Ik wilde op die leeftijd al naar het seminarie, al is de focus daar natuurlijk het christelijke idee van liefde, niet die binnen relaties. Ik zag thuis wel een mooie relatie vol gevende liefde. Heel klassiek uiteraard, qua rolverdeling, en het was ook een gesloten gezin, maar het was warm en gezellig. Maar neen relaties waren iets waar ik als tiener niet bij stilstond. Ze waren evident. Op mijn zeventiende hebben de films van Ingmar Bergman mij wel met de relatieproblematiek en de godsvraag in contact gebracht.’

Alfons Vansteenwegen
© Rebecca Fertinel

Maar je wilde als veertienjarige dus naar het seminarie?

‘Ik wilde me inzetten. Altruïsme heb ik niet alleen thuis, maar ook op het college en in de jeugdbeweging geleerd. Eerst gij, dan ik. Je inzetten om de wereld beter te maken was belangrijk, want niet iedereen had wat hij nodig had. Het seminarie was bijna evident als je uit een christelijk gezin kwam dat heel betrokken was bij de kerk. Van mijn moeder kreeg ik het idee van inzet en warm christendom mee, mijn vader leerde me om altijd kritisch te zijn. Hij was de man van het onverbiddelijke denken. Dat zie je ook terug in mijn werk. Ik schreef een tiental boeken over relaties, maar ook kleine filosofieboekjes waarin ik die kritische reflectie kwijt kon. Net als mijn vader, die op latere leeftijd afscheid nam van zijn geloof, hecht ik nog veel belang aan de christelijke waarden. Ik zie vandaag dat het vaak zonder schroom hard tegen hard gaat en dat lijkt me geen goede evolutie.’

Je trok naar het seminarie, maar werd geen priester.

‘Het celibaat hè, dat hield me tegen. Ik maakte de studie af, maar begon daarna aan een opleiding psychologie. Ik had geluk dat ik mocht studeren tot mijn dertigste. Psychotherapie boeide me, het was je op een andere manier inzetten. Ik ging later ook nog seksuologie en filosofie studeren. Via een stage kwam ik terecht bij Johan Verhulst, die bezig was met relatietherapie. Hij wilde na een bezoek aan de VS en een kennismaking met de ideeën van Cornelis Bakker en Masters en Johnson een centrum oprichten voor echtparen die hun huwelijk wilden redden. Dat was toen, aan het einde van de jaren zestig, totaal nieuw, zeker in Europa.’

Toen wij begonnen, was scheiden een schande. Maar koppels helpen om goed te scheiden is voor mij een belangrijk deel van relatietherapie.

‘Er bestond wel al psychotherapie en er werd over koppels en gezinnen geschreven, maar dan vooral vanuit psychoanalytische hoek. Wij zagen het concreter. Verhulst wilde aan de slag met het Adult Development Program dat Bakker had ontwikkeld, een soort van cursus voor wie zijn gedrag wilde veranderen. De vraag was of we dat konden ontwikkelen voor koppels. Masters en Johnson waren gynaecologen, geen psychologen, en hun sekstherapie met oefeningen was iets helemaal anders dan psychoanalyse. Wij hebben al die inzichten naar een vorm van psychotherapie vertaald. Bij Masters en Johnson ging het om oefeningen om bijvoorbeeld weer een erectie te kunnen krijgen. Dat lukte soms, maar niet altijd. Wij gingen verder en als een oefening niet werkte, keken wij door een psychotherapeutische bril naar de beleving. Redelijk revolutionair en toen splinternieuw.’

Lees ook: ‘Iedereen in een relatie houdt onbewust een boekhouding bij’: psycholoog Tim Verleyzen over hoe je beter kan praten met je partner

Al vanaf het begin werkte je samen met je vrouw Maureen Luyens.

‘De directeur van het instituut in Lovenjoel gaf toestemming om het centrum op te richten, op voorwaarde dat de begeleiders zelf koppels waren. Ik was ondertussen getrouwd en mijn vrouw Maureen werkte als psycholoog op de personeelsdienst van de KU Leuven. We zijn dan samen met Johan en zijn vrouw in 1972 het Communicatiecentrum voor Paren begonnen. Toen Verhulst naar Amerika verhuisde, werd ik hoofd van het centrum, tot het in 2006 werd stopgezet. Die begeleiding door koppels vond ik niet zo’n slecht idee. Toen we begonnen was het een radicaal nieuw idee, maar het was geruststellend voor de deelnemers. Mijn vrouw Maureen, volgens mij een van de beste seksuologen van het land, schreef haar eigen bestseller, Liever vrijen.’

Wat vond je christelijke familie van je ommezwaai naar relatietherapeut?

‘Mijn vader was zeer tevreden met hoe het gelopen is. Misschien dat mijn moeder meer vragen had. Het was de tijd dat er in elk katholiek gezin wel een of twee zonen priester werden, en vaak ook een dochter in het klooster trad. Dat ik uiteindelijk professor werd binnen de faculteit geneeskunde, maakte hen trots, denk ik.’

Een katholieke universiteit die als een van de eerste in Europa relatie- en sekstherapie geeft, dat zal mensen verbaasd hebben.

‘De KU Leuven had al in 1961 een afdeling seksuologie opgericht, op initiatief van kardinaal Suenens, die wist dat ze in Rome bezig waren aan de voorbereiding van de encycliek Humanae Vitae, een pauselijk document dat tegen contraceptie zou pleiten. Suenens vond dat je daar geen uitspraak over kon doen zonder wetenschappelijk onderzoek, en bracht proffen bij elkaar om een Interfacultair Instituut voor Familiale en Seksuologische Wetenschappen op te richten. Wij kunnen vandaag niet meer inschatten hoe revolutionair dat was.’

‘De universiteit had in die periode een tijdschrift, Universitas, bedoeld voor de katholieke intellectueel. In 1970 werd er beslist om een themanummer te maken rond voorbehoedsmiddelen, om de studenten beter te informeren. Alleen was het op dat moment in ons land wettelijk verboden om over dat onderwerp te schrijven. Ik schreef een artikel in dat nummer over relationeel gedrag en seksualiteit, en dat was de enige reportage waar wettelijk niets op aan te merken was. We hadden alle artikels collectief getekend, en dus moest iedereen een voor een bij de onderzoeksrechter komen voor een ondervraging. Beeld je in, een ondervraging over dat onderwerp. Universitas hield na dat nummer ook op te bestaan. Dat was de sfeer in België op dat moment. ‘

Alfons Vansteenwegen
© Rebecca Fertinel

‘Heel wat rectoren van de KU Leuven zijn sinds de jaren zestig in Rome mogen gaan uitleggen waarom een katholieke universiteit een afdeling seksuologie had. In het begin werd er binnen die afdeling gefocust op de geesteswetenschappen, ook al waren er altijd gynaecologen betrokken. Vandaag geeft technologie seksuologen de nodige instrumenten om ook lichamelijke reacties te meten. Op het vlak van relatietherapie is de dominante strekking nu EFT, emotionally focused therapy, waarbij hechting, liefde, emoties en de ervaring van de cliënt centraal staat. Zelf ben ik daar niet meer in opgeleid. Het vakgebied heeft dus een hele evolutie doorgemaakt.’

Als je in 1972 een instituut opricht rond een discipline die dan kakelvers is, waar haal je dan je deelnemers?

‘We kregen heel wat mensen mee die in de media werkten, mensen met progressieve ideeën. Verhulst gaf interviews op de radio en in de pers, dat hielp. Het was nieuw en misschien ook wel een modeverschijnsel, maar er was duidelijk een noodzaak. Uiteraard lagen de rollen binnen een huwelijk in die jaren meer vast dan vandaag, maar dat wil niet zeggen dat mensen geen relationele en seksuele problemen hadden. Eens we uit de startblokken schoten, ontstond er al snel een wachtlijst en het instituut heeft tot 2006 altijd genoeg cliënten gehad. Er was vaak een wachtlijst en dat werkte in ons voordeel.’

Vandaag is de relationele slinger misschien iets te ver naar autonomie doorgeslagen. De essentie van mijn boek is en blijft dat je liefde moet geven.

‘Onderzoek op psychotherapie is vaak moeilijk, omdat je geen controlegroep hebt. Maar wij bevroegen de koppels op de wachtlijst, die een soort toevallige controlegroep waren, en opnieuw net voor en net na de therapie, en dan nog eens na twee en zeven jaar – vijf keer in totaal – om te meten wat de impact van ons programma was. Zo kwamen we te weten dat zeven op de tien koppels vonden dat ze echt geholpen waren door onze therapie. Een deel van de deelnemers voelde geen effect, en bij enkelen verslechterde hun relatie zelfs. Maar zeven op de tien is een belangrijk resultaat. Ik ben er trots op dat we dat onderzoek hebben kunnen doen. We hebben meer dan honderd mensen meer dan zeven jaar gevolgd.’

Voor iemand die ernaar streefde om het verschil te maken is dat een resultaat dat voldoening geeft?

‘Klopt, al gaf het werk zelf ook veel voldoening. Sinds 1972 heb ik samen met Maureen voltijds koppels begeleid, soms tot acht per dag. We hebben dat goed gedaan, ze konden op ons rekenen. Ik gaf daarnaast ook les, maar omdat we die therapie gaven, wisten mijn studenten dat ik wist waar ik het over had. Ik kom vandaag soms nog mensen tegen die zeggen dat ze als koppel die cursus van drie weken gedaan hebben en dat het nuttig geweest is. Dat is uniek. Ik ben al achttien jaar met pensioen, maar spreek nog graag over samenleefrelaties tijdens lezingen.’

Met de publicatie van Liefde is een werkwoord deelde je die nieuwe kennis en methodes met het grote publiek.

‘Ik schreef eerst een handboek over relatietherapie dat in heel Nederland dertig jaar lang gebruikt werd om mensen op te leiden. Een pragmatisch boek, met veel voorbeelden van gesprekken en uittreksels uit onze therapie. De baas van Lannoo had me gezien in Zal ik eens wat vragen dokter op de BRT en schreef me een brief. Of ik iets zou kunnen maken voor het grote publiek. In 1988 brachten we dan Liefde is een werkwoord uit, een boek dat ik samenstelde, maar waaraan ook een aantal collega’s meeschreven, en dat een weerslag was van wat we in het Centrum deden. De ideeën en oefeningen waren dus al 150 keer verteld voor we ze opschreven. Ik denk dat dat het succes mee in de hand gewerkt heeft, het was heel duidelijk en herkenbaar. De oorspronkelijke ondertitel was Spelregels voor een huwelijk, maar eind jaren 80 was samenwonen al zo ingeburgerd, dat we dat vrij snel moesten aanpassen naar “relatie”.’

En het werd een ongelofelijk succes met ondertussen vijftig herdrukken en talloze vertalingen.

‘Dat had ook met timing te maken. Het was een periode waarin dit soort boeken begon te verschijnen. Er was ook Manu Keirse, en Peter Adriaenssens met zijn boeken over opvoeden. Misschien speelde ook de stijl een rol. We gebruikten veel voorbeelden uit de cursussen, stukken die bijna letterlijk neergeschreven gesprekken waren. De inhoud en ideeën lijken nu vanzelfsprekend, maar waren het toen niet. Het idee dat je pas liefde kon geven als je zelf iets hebt, bijvoorbeeld. Vandaag vinden we zelfstandigheid en een stuk eigen terrein behouden normaal, toen was het dat niet. Een boek over relaties dat begon met twee hoofdstukken over jezelf zijn in een relatie was verrassend. Nu is de slinger wat autonomie betreft misschien iets te ver naar de individuele kant doorgeslagen. De essentie van mijn boek is en blijft namelijk dat je liefde moet geven.’

Sinds 1972 zijn de maatschappij én onze relaties drastisch veranderd. We leven langer en zijn welvarender, mensen kunnen ongetrouwd samenwonen, scheiden, kinderen krijgen buiten een huwelijk of zelfs als niet-koppel. Jij zat de hele tijd op de eerste rij.

‘Ik was ooggetuige, ja. Toen wij met relatietherapie begonnen, was scheiden nog een schande. Wij hebben koppels geholpen om goed te scheiden, iets wat voor mij een belangrijk deel van relatietherapie is. Hier in Europa mocht daarover gesproken worden, maar ons onderzoek daarnaar werd niet gepubliceerd in de VS. Daar waren ze een stuk conservatiever en was therapie bedoeld om mensen samen te houden. Dus ja, ik heb veel zien veranderen. Op het einde van mijn carrière zagen wij ook homokoppels, maar dat was in ’72 ondenkbaar. Terwijl die koppels dezelfde problemen hebben als heterokoppels. Veel veranderingen gingen ongemerkt, omdat het zo vanzelf liep. Mensen vroegen om hulp, wij gaven hun hulp, en als het niet werkte, dan veranderden we onze aanpak. We zijn altijd heel kritisch gebleven voor wat we deden.’

Trouw blijft essentieel. Ik denk dat ook vandaag weinig jonge mensen aan een relatie beginnen met een we-zullen-wel-zien-houding.

‘In mijn boeken keek ik ook naar wat ik zag veranderen. Er is vandaag meer vrijheid, maar dat maakt het niet makkelijker, denk ik. De slinger gaat heen en weer en hangt op dit moment op een plek waar mensen heel erg bezig zijn met hun eigen ontwikkeling en wat zij willen, en minder met gevende liefde. Ik heb de indruk dat mensen het nu moeilijker hebben met beloftes maken, omdat het hun vrijheid zou inperken. Maar wat ben je met vrijheid, als je er niets mee doet. Als je er niet het goede mee doet, vooral. Je vrijheid gebruiken, betekent ze inperken, maar je kunt niet anders. Vroeger hadden relaties een soort vaste vorm, met duidelijke rollen. Moderne koppels moeten over alles overleggen en met twee mensen die radicaal verschillen is dat niet eenvoudig. Dat is dus zeker anders. Maar niet alles is anders. Ik hoor dan wel veel over polyamorie, en uit onderzoek blijkt dat ongeveer een op de vier paren met overspel te maken krijgt, maar trouw binnen een relatie blijft voor veel mensen essentieel. Dat vind ik mooi. Ik denk dat ook vandaag maar weinig jonge mensen aan een relatie beginnen met een we-zullen-wel-zien-houding. Ze willen dat de relatie slaagt. Vandaar ook dat mijn boek zelfs na meer dan dertig jaar nog actueel is, het gaat over de essentie.’

Welke maatschappelijke verandering maakt het vandaag volgens jou moeilijker in relaties?

‘Dat altruïsme vandaag minder vanzelfsprekend is. Als je niet kunt geven, wordt elke relatie moeilijker. Samenleven doe je altijd met verschil, en voor elk verschil moet je een oplossing vinden. Maar toen ik in 1972 begon, werd gelijkwaardigheid werd nog niet verwacht. Vandaag lijkt dat vanzelfsprekend, maar het vraagt nog altijd een inspanning. Ons vak zelf is wel veranderd, en moet dat ook blijven doen. Psychologie en psychotherapie hebben verandering en nieuwe ideeën nodig, zodat ze zich kunnen aanpassen aan een veranderende wereld. Ik zou wel graag een aantal christelijke waarden waarmee ik ben opgevoed bewaard zien in de toekomst. Vergevingsgezindheid en zachtmoedigheid, bijvoorbeeld. Ik besef dat ik in mijn leven geluk heb gehad, wij maakten een periode van vrede en luxe mee. Ik hoop voor mijn kleinkinderen hetzelfde, maar ik vrees ervoor. Wat ik hun zeker toewens, is een duurzame relatie, ook in functie van hun kinderen. Gevende liefde, vertrouwdheid en elkaar door en door kennen, dat is de mooiste vorm van geluk die er is. Voor mezelf hoop ik op nog een paar wakkere jaren, want ik heb nog dingen die ik wil doordenken en waarover ik wil schrijven.’

Lees ook: Relatiedip of tijd om te scheiden? ‘Er zijn vier doorslaggevende redenen. Je ergeren aan je partner staat daar niet tussen’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content