Architect Glenn Sestig: ‘Zelfs van Victor Horta en Le Corbusier werden prachtige gebouwen afgebroken’
Glenn Sestig (56) studeerde architectuur in Antwerpen en opende zijn bureau in Gent in 1997. Sindsdien verzorgt hij residentiële, commerciële en culturele projecten in binnen- en buitenland en is hij ook actief als productontwerper. Zijn recentste wapenfeit: de wellness in het Knokse vijfsterrenhotel La Réserve, dat hij grondig renoveerde.
Met de paplepel
‘De liefde voor mooie woningen en interieurs zat er al vroeg in bij mij. Ze werd me voor een stuk meegegeven door mijn ouders, bedienden in nutsbedrijven die allebei zot waren van modern meubilair en ook geïnteresseerd waren in architectuur. Omdat het beroep hem aansprak, hielp mijn vader een bevriende architect bij de bouw van maquettes. Maar het belangrijkste was dat mijn ouders aanvoelden dat ik een passie had en die ook erkenden. Zo lieten ze me op mijn twaalf, dertien jaar mijn slaapkamer en hun badkamer ontwerpen en vervolgens mijn plannen bespreken met de aannemer die ze uitvoerde. Voor mij was dat mee een deel van mijn vorming.’
Een goed plan
‘Mijn belangrijkste werktuig is mijn intuïtie. Dan denk ik aan het contact met klanten en het aanvoelen van hun wensen, maar ook aan mijn stijl, die ik niet echt kan omschrijven. Zo hou ik van een strakke belijning en vertrek ik altijd van de functionaliteit van een gebouw of een ruimte. Tegelijk ben ik geen minimalist: als ik een plan naar de verticaliteit omzet, komen er altijd materialen, kleuren en details aan te pas die eerder het brutalisme, het monumentalisme en een gevoel van weelde oproepen. Toch begint alles met een goed plan: de juiste verhoudingen, verstandig ruimtegebruik, een logische circulatie – dat is de ultieme luxe.’
Klanten met karakter
‘Ik sta graag tegenover sterke persoonlijkheden. Mensen als Raf Simons, Pieter Mulier, Ann Demeulemeester en Luc Tuymans weten goed wat ze willen, maar maken alles ook makkelijker omdat hun ideeën me triggeren en er een dialoog ontstaat. Dat verrijkt een project enorm. Hoe dan ook werk ik niet voor mezelf: ik heb als architect mijn eigenheid en druk mijn stempel, maar ik ben tevreden wanneer klanten dat ook zijn.’
Hoe mooi een braaf, eenvoudig ontwerp ook kan zijn, dat volstaat niet om het karakter en persoonlijkheid te geven.
Glenn Sestig
‘Technologie heeft het veel gemakkelijker gemaakt om mijn ideeën over te brengen. Vroeger moest ik bouwmeesters soms met handen en voeten uitleggen welke richting we uit wilden gaan en welke sfeer we wilden oproepen, nu kunnen we het hele ontwerp visualiseren in 3D. Al blijft het altijd afwachten of een klant wil meegaan in die visie en dúrft. Hoe mooi een braaf, eenvoudig ontwerp ook kan zijn, dat volstaat niet om het karakter en persoonlijkheid te geven.’
Vergankelijkheid
‘Architect zijn is ook loslaten. Omdat bouwen de grootste ecologische voetafdruk heeft, ontwerp ik altijd vanuit het idee dat een ontwerp lang moet meegaan, maar uiteindelijk zijn het anderen die daarover beslissen. Zeker bij winkelarchitectuur is de kans groot dat een merk op een bepaald moment alles wil vernieuwen of dat een nieuwe artistieke directeur een andere visie heeft. Dat vind ik soms jammer, maar dan heb ik mijn werk wel gedaan en lig ik er verder niet van wakker. Zelfs van Victor Horta en Le Corbusier werden de prachtigste gebouwen afgebroken – ik weet dat het erbij hoort.’
Bouwen in het binnenland
‘Waar ik mijn bureau heb, is vandaag niet meer zo relevant. Benaderen Belgische klanten ons niet om een project ergens in de wereld te doen, dan zorgen reportages in magazines er wel voor dat buitenlandse klanten ons vinden. Bovendien heb ik absoluut niet het gevoel dat België me te klein of te beperkend is – hier mogen we ook mooie dingen neerzetten. Al is het belangrijkste gegeven misschien nog dat we verknocht zijn aan onze stek in Deurle, een brutalistisch ontwerp van Ivan Mossevelde uit de vroege jaren zeventig dat we helemaal naar onze hand gezet hebben. Elders een even magnifieke woning vinden of bouwen, en ze ook kunnen betalen, dat wordt moeilijk.’ (lacht)
Een eigen pad
‘Het beste wat je als jonge architect kunt doen, is in jezelf geloven. Hoe goed je ook bent, je moet je eigen stem en visie ontwikkelen en daar voor honderd procent voor gaan. Ook voor ons is de bal zo aan het rollen gegaan: omdat we in de jaren negentig, op het hoogtepunt van het pure minimalisme, intensief met kleur werkten en architectuur- en interieurbladen geïnteresseerd waren in de huurappartementen waarin ik de eerste jaren zelf woonde met mijn partner Bernard (T. Sestig, nu creatief directeur van zijn studio, red.). Alles wat we verdienden, investeerden we in onze eigen architectuur en interieurs, wat veel publicaties opleverde. Maar die hadden alleen impact omdat we ons eigen ding deden. Hadden we de massa gevolgd, dan had wellicht niemand ernaar omgekeken.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier