De trein is altijd een beetje reizen. Behalve vandaag
De belevenissen van een treinreiziger.
De trein is altijd een beetje reizen
Vandaag rijden er geen treinen. Ik kan op kousenvoeten van badkamer naar bureau sloffen en eigenlijk vind ik dat wel best. Het is een afstand die ik op eigen kracht kan overbruggen, zonder beroep te moeten doen op openbaar vervoer.
Want de trein, dat is altijd een beetje reizen. Als pendelaar weet ik ondertussen dat u zich daar niet alle dagen een pleziertripje bij moet voorstellen. Soms is het gewoon een doldwaze rit door het oerwoud, al dan niet met een stoet papegaaien om u heen.
De trein is ook een beetje vergrijzen
Nog maar negen maanden doe ik het, mijn woon-werkverkeer wagongewijs afleggen, maar op die maanden ben ik prompt heel wat jaren ouder geworden. De trein is immers ook een beetje vergrijzen. Iedere werkdag is een aaneenschakeling van kleine ergernisjes, niemendalletjes eigenlijk, die ervoor zorgen dat mijn ochtend of avond net dat ietsje moeilijker wordt gemaakt, dat ik net dat tikkeltje zenuwachtiger, slechtgezinder en asocialer was dan anders.
Ik weet dat ik een uur vroeger moet opstaan dan gewoonlijk, zodat ik een buffer heb tegen vertragingen. Ik weet dat ik geen hakken mag aandoen, want dat een spurtje van spoor twee naar spoor vierentwintig geen ongewone opdracht is. Ik weet dat ik me niet aan een zitplaats moet verwachten, ik weet dat de gang van een eersteklasserijtuig ook eersteklasse is en ik er niet mag neerploffen en ik weet dat er ergens onderweg wel een sein de geest zal geven. Helemaal zen maakt die wetenschap mij niet, maar het zijn dingen die ik tegen wil en dank als vanzelfsprekend ben gaan beschouwen.
Ik ben ondertussen gewapend tegen onaangekondigde spoorveranderingen, stationsgebouwen die om 18 uur sluiten, onbegrip voor fout ingevulde rail passen, onverklaarbare stilstanden en treinbegeleiders die er genoegen in schijnen te scheppen de deuren voor uw neus met een luide pieptoon te laten dichtglijden.
De trein is vaak een beetje lijden
En dan bent u er nog, beste medependelaar. U die als een defecte koffiemachine uw keel slijmvrij probeert te houden, met uw sigarettenwalmhanden naar mijn krant grijpt, opvallend zuchtend uw reistas verplaatst wanneer ik om een zitplaats vraag en luid telefonerend moet laten merken dat u het Onwaarschijnlijk Druk heeft.
En soms zijn het jullie daar, die net een dagje zijn wezen shoppen en elkaar luid krijsend moeten complimenteren met jullie aankopen, die om ter snelst cola drinken om dan het alfabet te boeren of die jullie iTunes playlist delen met de hele wagon.
Ja, de trein is altijd een beetje lijden. Kleine beetjes lijden, die bij elkaar gevormd een aura van afzien met zich meekrijgen. Pendelaars klagen omdat ze niet op hun werk geraken omdat de treinbestuurders niet werken omdat ze bang zijn hun werk te verliezen omdat het logge overheidssysteem god-ver-domme niet werkt. En terwijl zij niet werken en wij thuiswerken snoeft iedereen hoe hard, hoe lang en hoe doorgedreven zij niet willen werken op voorwaarde dat ze tenminste op hun werk geraken.
En toch zal ik morgen weer met de trein rijden
Toch zullen ook zij morgen weer de trein met mij delen. Omdat ze moeten, omdat ze niet anders kunnen, maar ook omdat ze het ergens wel willen. In theorie is het immers fantastisch, dat met de trein reizen. Rustig een boekje lezen en een koffie drinken terwijl het landschap aan u voorbij glijdt, terwijl u zich niet druk moet maken om versnellingen, voorrang van rechts of uw ruitenwissers.
Met wat geluk maakt een vriendelijke conducteur een opmerking over de foto op uw treinabonnement, treft u iemand die zijn deel van de krant met u wil delen of slaagt u erin bizarre telefoongesprekken af te luisteren. Zo hoorde ik een meisje ooit bekennen dat ze de dreadlocks van een one-night-stand had geteld terwijl hij sliep. Het waren er zevenentwintig. Zulke informatie is van onschatbare waarde.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier