Jean-Paul Mulders

‘Ik heb een zwak voor vrouwen met littekens’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

Ik begeef mij per autobus naar de plek waar ik gevaccineerd zal worden. Tegen de echte plagen, zoals het gevoel in je eigen leven verloren te lopen, kunnen we ons niet laten inspuiten. Daarom proberen we op zijn minst de virussen te slim af te zijn.

Aan de bushalte wachten mensen die elkaar niet bekijken, maar verwoed chatten met mensen die in de verte verblijven. Waarom lijkt iets vanop afstand altijd interessanter dan als het binnen handbereik is? Dat vraag ik mij af terwijl ik denk aan autobussen van lang geleden, die mij naar school vervoerden samen met een meisje dat Mia heette. Mia had een glimlach waarvan ik toen nog niet wist dat hij als weemoedig kon worden omschreven. Ze had ook een litteken op haar neus dat ik erg aandoenlijk vond. Sindsdien heb ik een zwak voor vrouwen met littekens, ongeacht of die op de neus of op de ziel zitten.

Wij waren dertien en zaten op de achterbank te lachen en te praten. De bus reed bulderend ons dorp binnen langs een dreef met doorzonde platanen. Daaraan moet ik denken nu het regent, op deze bus vol zwijgende mensen met hoody’s en koptelefoons. Bij een halte met een nietszeggende naam klautert een vrouw aan boord die mijn moeder had kunnen zijn. Ik overweeg haar mijn zitplaats af te staan, maar misschien zou dat haar affronteren. Dus blijf ik zitten en kijk als een lompvis de andere kant uit.

Op zijn best getuigt een kostuum van elegantie en goede smaak, maar helaas is het vaak ordinaire camouflage. Het geeft de drager een air van betrouwbaarheid, zodat hij je beter te grazen kan nemen.

In het bedrijfsgebouw waar ik gevaccineerd zal worden, staan planten die gedijen op plekken zonder zon of hemelwater. Het is er drukker dan verwacht. Samen met een bont allegaartje mensen wacht ik geduldig mijn beurt af voor een kantoortje waarin een verpleegster druppelsgewijs de volgende binnenlaat. Er is één man in pak. Hij heeft een spottend lachje om de mond en koele, grijze ogen, zoals ik die eens gezien heb in een documentaire over roofdieren van de diepzee. Hij staat achter mij, terwijl ik aan de praat raak met enkele van de aanwezige vrouwen over koetjes en kalveren. Plotseling zwaait de deur open. Pakman heeft zich inmiddels behoedzaam dichterbij gemanoeuvreerd. Als vanzelfsprekend glipt hij naar binnen, watervlug en zonder omkijken. De deur klapt weer dicht. Ik hoor hem lachen in zijn vuistje.

Het stelt natuurlijk niets voor, in een wereld van luchtkastelen en massagraven: zo’n mannetje dat er moeite mee heeft zijn beurt af te wachten. Op de bus terug naar huis denk ik niettemin na over de vraag van de kip en het ei. Kruipt iemand voor omdat hij een pak draagt, of draagt hij een pak omdat hij al vaak voorkroop? Op zijn best getuigt een kostuum van elegantie en goede smaak, maar helaas is het vaak ordinaire camouflage. Het geeft de drager een air van betrouwbaarheid, zodat hij je beter te grazen kan nemen. Ik probeer het mijn dochters al vroeg mee te geven: you’d better watch out for the skin deep. Kijk uit voor mannen in pak en voor schoenen in cognackleur.

Thuisgekomen tref ik op tafel een briefje van mijn jongste dochter aan. Een knufel, staat erop te lezen. Ze heeft er zeven hartjes bij getekend.

Ik denk aan Mia in de verte en vraag mij af wat pakman met zijn gewonnen minuten gedaan heeft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content