Jean-Paul Mulders

‘De DAF 33 had een open blik, terwijl veel auto’s nu kwaad of geniepig kijken’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

Ik snuister in foto’s uit de collectie van een van de grote specialisten van de geschiedenis van de Gentse tram. Je kunt het zo gek niet bedenken, of er is wel een ziel die zich erin verdiept of op toegelegd heeft.

Opvallend aan die oude straatbeelden, is hoeveel reclame er te zien was voor alcoholische dranken. Mochten aliens zijn neergedaald in de sixties of seventies, ze zouden geloofd hebben dat Martini heerste over de wereld. Die merknaam prijkte overal: op krantenkiosken, bordelen en de flanken van de tram. In Brussel stond er zelfs een Martinitoren, zo genoemd omwille van de enorme neonreclame die het gebouw bekroonde. Nu nog is er een Martinikerk in Groningen, maar die heeft niets te maken met het drankje dat te zoet binnenloopt. Ze ontleent haar naam aan Sint-Martinus, beschermheilige van de stad en vereerd ‘om zijn betrokkenheid bij mensen’.

Maar om bij de tram te blijven: zoals de meeste dingen zag die er vroeger ranker uit. Als er één ongeschreven wet is in de wereld, dan wel dat alles dat daartoe de kans krijgt, uitdijt, opzwelt en vervet. De gemiddelde Amerikaanse man weegt nu drieënnegentig kilo, las ik onlangs ergens, en auto’s zijn te zwaar geworden voor de vangrails. In de tijd dat die werden ontworpen, woog de gemiddelde personenwagen tussen de negenhonderd en de twaalfhonderd kilo. Nu weegt een auto al vlug zestienhonderd kilo. Een SUV zelfs vlot twee ton – en dan hangt er nog niet eens een nummerplaat met een dijenkletser op.

Als er één ongeschreven wet is in de wereld, dan wel dat alles dat daartoe de kans krijgt, uitdijt, opzwelt en vervet.

In de tijd dat ik de maaltafels onder de knie moest zien te krijgen en ’s middags gedwongen werd om vleessla te eten, bracht mijn grootvader mij naar school in zijn DAF 33. Dat was een alleraardigst, stopverfkleurig autootje met een rijklaar gewicht van zeshonderdzestig kilogram. Onlangs kon ik op een rommelmarkt de klauw leggen op een oude reclamebrochure. ‘De pittige, uiterst betrouwbare motor van 32 pk wordt gratis door de lucht gekoeld’, staat daarin te lezen – het waren tenslotte zuinige Nederlanders die het DAF’je bouwden. ‘Zijn bescheiden geluid zal nooit Uw conversatie hinderlijk storen.’

Nu rijden er idioten door de straten die niets zinnigs te zeggen hebben, maar dat om ter luidst doen. Knalpotterreur, heet dat verschijnsel. De overheid staat er machteloos tegen, zoals tegen wel meer van de plagen die we om ons heen zien.

De DAF 33 had een open blik, terwijl veel auto’s nu kwaad of geniepig kijken, alsof ze je het liefst van de weg willen rijden. Ik zie weer dat rode interieurtje van similileder en de hendels waarmee je de ramen open en dicht kon draaien. De kruissnelheid bedroeg ruim 110 kilometer per uur – ‘meer dan genoeg om flink en onvermoeid op te schieten bij grote ritten.’ De luxe-uitvoering had banden met wit zijvlak en een extra handgreep voor de bijrijder.

Op de hoedenplank lag een kleedje met bloemen dat mijn grootmoeder gehaakt had. Je werd voor minder uitgelachen door jongens met vaders die zich in Porsches verplaatsten.

Tegenwoordig heb ik vijf keer meer power onder het gaspedaal van mijn kleine gezinswagen. Soms neem ik nog de tram, maar ‘U’ schrijven we allang niet meer met hoofdletter.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content