Zware voet
:: Reacties : jp.mulders@skynet.be
Het gebeurde donderdagavond, toen ik met een vriendin terugkwam van een bezoekje aan de plaatselijke sauna. Onze huid tintelde nog na van het ijskoude dompelbad. Met een vaartje van 62 kilometer per uur reden we op een nagenoeg verlaten viervaksbaan in de richting van het kruispunt De Sterre. We hadden het net over het belangwekkende feit dat acupunctuur bij honden en katten in de lift zit, toen er buiten de auto iets oplichtte, alsof iemand een foto nam.
Bij dat soort plotselinge lichtverschijnselen slaat de schrik mij altijd een fractie van een seconde om het hart. Ze doen mij denken aan explosies in de verte. Niet voor niets ben ik een kind van de koude oorlog, opgegroeid met de nu vergeten film The Day After. Knap ziek ben ik daar als tiener nog van geweest. De gedachte dat een onbedachtzame vinger volstond om zo’n SS-20 uit z’n silo te jagen, op om het even welk moment van de dag of van de nacht. Bloedstollend vond ik dat.
“Wat was dát ?”
Mijn vriendin bleek het curieuze lichtverschijnsel ook te hebben opgemerkt. “Ik denk dat we geflitst zijn”, opperde ze, in die dingen altijd een graadje of drie nuchterder dan ik. “Godver”, vloekte ik. Tweehonderd meter verder maakte ik een bocht van 180 graden. “We zullen eens gaan kijken.”
Tot drie keer toe moest ik terugrijden, zo behendig had de vermaledijde flitser zich verstopt. Uiteindelijk traceerde ik hem in een aftandse Ford Escort : een beetje scheefgezakt zat hij in zijn bleekblauwe uniform achter het stuur te geeuwen. Wat een pokkenjob, dacht ik. De hele dag plaatjes schieten van roestig en rammelend, blits of gestroomlijnd blik. Ik begon bijna medelijden met de man te krijgen toen ik zijn flits weer zag afgaan. Een volgend slachtoffer reed verdwaasd de nacht in, een slordig bedrag aan euro’s armer.
De weg waaraan we stonden verschilde qua uitzicht in niets van een snelweg : twee rijstroken in elke richting, met daartussen een brede buffer groen. Om de een of andere reden waren langs de kant echter borden aangebracht met het cijfer 50 erop. Een beetje geroutineerde agent, besefte ik, kan hier op dit uur van de dag meer aan boetes bijeenflitsen dan een beroepsgokker in zijn hele leven uit de jackpot krijgt geschud. Met verkeersveiligheid had dat weinig te maken. Het was gewoon achterbaks. Even voelde ik het verlangen op het raampje van de Ford te tikken en de vraag te stellen die elke bekeurde Vlaming op de lippen brandt.
Gelukkig kan ik erg ‘zen’ zijn in die dingen. Zo zen zelfs dat ik even overwoog om daar nog een keer of veertig voorbij te rijden, telkens net iets te snel. Veertig bekeuringen op dezelfde avond op dezelfde plek, dat zou de rechter toch doen twijfelen aan de degelijkheid van het gebruikte instrumentarium. Ik zag de kop al in de krant, boven een foto waarop ik een gezicht trek als een die al maanden sukkelt met krampen in de endeldarm. Toch maar opletten, want in mijn jonge jaren heb ik Kafka gelezen. Voor je het weet, krijg je mannen in keurige pakken over de vloer. Luttele tijd later kraait er geen haan meer naar je.
Vreemd dat net ik nu een stukje zit te schrijven ten faveure van de zware voet. In vergelijking met de roekeloosheid waarmee ik over sommige andere klaverbladen van mijn leven race, ben ik een behoedzaam gebruiker van de openbare weg. Met abstractie van enkele duizenden uiteengespatte insecten, heb ik nog maar weinig brokken gemaakt in de 17 jaar dat ik mij intussen op vier wielen voortbeweeg. Mijn bonus-malus bedraagt al jaren 0. Zelfs illegaal parkeren doe ik, soms tot hilariteit van mijn vrienden, in principe niet. Op die ene keer na dan, toen ik als een volleerde gangster vijf minuten lang met draaiende motor op het fietspad voor droogkuis De Fluwelen Madelief stond. Dat afzetten van mijn lading vuil linnen leverde mij een boete van vijftig euro op. Je zult het altijd zien.
Thuisgekomen zocht ik op hoeveel mijn twaalf kilometer te snel mij nu precies zouden kosten. 138 euro, leerde de webstek van de federale politie mij. Lastig geld voor een ogenblik van onoplettendheid. “Dura lex sed lex”, galmde de stem van mijn oude leraar Latijn in mijn hoofd : de wet is hard maar het is de wet. Ik haalde de schouders op en besloot er niet langer over te piekeren. Morgen was er weer een dag, een dag waarop ik mijn auto met weerzin de waanzin van de versmalde rijstroken in kon drijven. Bumperklevers met bloeddoorlopen ogen zouden niet snappen wat mij bezielde, krampachtig als ik mij aan de voorgeschreven snelheid hield. Tenminste de komende week.
JEAN-PAUL MULDERS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier