Het zal je maar overkomen dat je een kip of vier hebt lopen. Opeens komt het dwangbevel dat ze afgeschermd moeten worden. De buren zijn er als de kippen bij, met hun vlijt van goede burgers. Zelf wacht ik, gewoontegetrouw, tot ik mij tegen de deadline aan kan schurken. Ik wacht tot de kippen gisteren, eergisteren, vervolgens drie en vier dagen geleden opgehokt hadden moeten zijn. Dan begin ik eraan, in de snijdende wind, zuchtend en steunend als werd mij zwaar onrecht aangedaan.

Als het mij uitkomt, kan ik best vlot met alaam overweg. In het afschermen van deze drie kippen en hun gemeenschappelijke haan schuilt echter een besef van onbeduidendheid, dat mijn driftig geniet en gehamer iets cartoonesk geeft. Het ijzergaas is weerbarstig en krult zich als een venijnige slang. Het laat niet na met zijn scherpe randen in mijn vingers te prikken en het blijft haken aan mijn kleren. De kippen zitten ernaar te kijken als een eend naar het onweer.

Nu vind ik kippen niet de meest verbluffende diersoort die aan de denktank van de goede Heer is ontsproten. Dat staat daar, woordeloos, de kop omkranst met obscene lellen, met nijdige oogjes te loeren, of te woelen in de grond met die je-m’en-foutistische, verbazingwekkend sterke poten. In hun geringste beweging zit een soort meedogenloze nervositeit die mij niet bevalt.

Mijn verstandhouding met de kippen wordt nog ijziger als ik ze met mijn voet in de hun toegemeten, krappere ruimte tracht te drijven. Verontwaardigd getok en gekakel. De haan, half zo groot als het meest uit de kluiten gewassen lid van zijn harempje, slaagt er zelfs in te ontsnappen. Midden op het grasveld daagt hij mij kraaiend uit. Tot overmaat van ramp glijd ik bij het haastig insluiten van de andere kippen uit, zodat mijn broek en mijn handen vol hoenderdrek hangen, wat mij lichtelijk doet kokhalzen als ik er tegen beter weten in aan ruik. Bommen met korte lonten, gehelmde doodshoofden en gekruiste kromzwaarden rollen over mijn lippen, in zo’n tekstballon zoals men wel in stripverhalen ziet. Ik denk aan machinegeweren op driepikkels, aan lange kogelriemen en het gemak dat dergelijk wapentuig mij zou verschaffen vergeleken bij dit stomme kippengaas. Hoe ben ik in godsnaam aan kippen kunnen beginnen, vervloek ik mijzelf. Hobbykippen. Van het woord alleen al krullen je tenen door je schoen. Het doet mij aan protserige stoomschepen denken die uitsluitend gebouwd zijn van luciferhoutjes.

Als de duisternis valt, zit het gevederde volkje dan toch veilig achter draad. Dat schenkt mij de voldoening van volbrachte arbeid. De hele avond voel ik een soort welbehagen als ik aan mijn keurig opgehokte hoendertjes denk, terwijl ik naar de film Lila dit Ƨa van Ziad Doueiri kijk, die mij zo aangrijpt dat ik hem iedereen zou durven aanraden – net zoals overigens het per dag eten van drie stukken fruit, wat zeer gezond schijnt te zijn.

’s Ochtends is de euforie al minder. Als ik, first thing in da morning, door het raam naar de kippenren loer, blijkt het pluimvee bezoek te hebben. In de afgeschermde ruimte zie ik onder meer een roodborst en een merel, een mus en een paar mezen. Terwijl ik sta te kijken, huppelt een tortelduif parmantig door de omheining, die ik blijkbaar te grofmazig heb gekocht. Mijn kippenren is zo lek als een mandje en het lijkt wel of de bezoekers zout in de wonde willen wrijven. Ze valt niet te onderschatten : de wreedheid waarmee het vogelrijk de spot met ons drijft.

“De mazen van het gaas mogen maximaal tien centimeter breed zijn”, lees ik op de website van de gemeente. Nooit gedacht dat ik nog eens in de vrieskou met een lat de diameter van kippendraad zou staan opmeten. Technisch gesproken ben ik nog net in orde, al geloof ik niet dat we met dit soort gebrekkige maatregelen veel vogelgriep gaan indijken. Maar dan hebben we er toch een hoop lol aan gehad. Zelfs een paar nieuwe woorden hou ik eraan over. Het mooiste ervan wordt op slag een van mijn favorieten, omdat zowel ‘drift’ als ‘waan’ erin zit, naast een vogel-soort die tot mijn verbeelding spreekt sinds men mij het sprookje voorlas van het lelijke jonge eendje. Zwaandrift. Ik vind het een woord om in het duister voor je uit te prevelen, terwijl buiten naakte heksen dansen in de volle maan.

reacties : jp.mulders@skynet.be

jean-paul mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content